Verenigingsblad 2023-1
35E JAARGANG NR. 1 MAART 2023
Van de bestuurstafel 4
Jaarverslag 2023 5
Excursie 3 juni naar Amersfoort 7
Jan van Essen (1854 ‐1936) 8
Drie boerenfamilies op De Haar 12
Het Landgoed Scherpenzeel 21
Oud en nieuw 38
Omslag:
De Koepel (collectie Jeroen v.d. Weide), zie artikel ‘Het landgoed Scherpenzeel’, pag. 21 e.v.
VAN DE BESTUURSTAFEL
Wim van den Berg, voorzitter
Wat staat er de komende tijd op het programma van onze vereniging?
De ‘Stichting Vrienden van het Huis in de Wei’ bestaat 35 jaar. Op 21 april zijn we aanwezig op de markt die zij ter gelegenheid hiervan organiseert. Een bezoekje aan deze activiteit is de moeite waard. 3 juni is er een excursie naar Amersfoort waarvoor een uitnodiging in dit blad is opgenomen. Andere activiteiten de komende tijd zijn een wandeltocht en een Open Dag en op 31 mei is de jaarlijkse feestmarkt waar we met een kraam aanwezig zijn. Later wordt u hierover nader geïnformeerd.
Als u op zoek bent naar informatie over de geschiedenis van Scherpenzeel dan moet u bij onze vereniging zijn. Van huis uit kun je hier op de computer ook succesvol naar zoeken. Een paar mogelijkheden daarvoor zijn:
Onze website www.oudscherpenzeel.nl die bol staat van geschiedenisverhalen en genealogieën
– De oude plaatselijke kranten (De Holevoet, De Nieuwe Holevoet en De Scherpenzeelse Krant) van 1918‐2000 die eenvoudig zijn te doorzoeken op www.archieval.nl
– Onze verenigingsbladen die op onze website staan, maar ook op dit adres goed doorzoekbaar zijn: https://rozet.nl/erfgoedcentrum/bezoeken
– En in het Koetshuis bent u elke dinsdagavond van harte welkom voor informatie. Vrijwilligers zijn op dinsdag‐ en donderdagochtend bezig met het beschrijven en ordenen van foto’s en documenten uit het verleden.
Vorig jaar is Stichting Verhalen uit de Vuurlinie gestart met het project Kinderen in de Bunker, een educatief project. Het project is geïnspireerd op ‘Achterwerk in de Kast’ dat van halverwege de jaren ‘80 tot begin jaren ‘90 door de VPRO werd uitgezonden op de Nederlandse televisie. In de Museumbunker Grebbelinie in Leusden worden kinderen uitgedaagd om te vertellen wat bij hen opkomt als het gaat over de Tweede Wereldoorlog. Alles kan en mag gezegd worden, als het maar vanuit het kind zelf komt. De opnames vinden bij voorkeur plaats voordat in de klas de lessen over de Tweede Wereldoorlog worden gegeven. Zo zijn de uitspraken zo spontaan mogelijk, zonder dat het kind teveel gaat nadenken over belangrijke gebeurtenissen en jaartallen. De opnames worden in een aantal korte afleveringen samengevoegd en zijn op scholen te gebruiken bij lessen over de Tweede Wereldoorlog in groep 7 en 8. De leerlingen kunnen de afleveringen bekijken in de klas. Dit is een mooie aanleiding om het gesprek aan te gaan over de oorlog en allerlei (actuele) rand onderwerpen. Vorig jaar hebben veertien basisscholen uit Leusden meegedaan.
We vinden dit project zo waardevol, ook voor Scherpenzeelse basisschoolleerlingen, dat we contact hebben gezocht met de Stichting. Dat heeft ertoe geleid dat in februari en maart leerlingen uit groep 8 van de Dorpsbeuk en Korenmaat in de Museumbunker Grebbelinie zijn geïnterviewd. De video‐opnames die hiervan zijn gemaakt worden gemonteerd en zullen over enige tijd te zien zijn.
Het is bijzonder dat we vier keer per jaar een verenigingsblad met veertig pagina’s kunnen uitgeven. Dat is mede te danken aan meerdere leden die prachtige verhalen schrijven voor ons blad. Bladert u maar eens verder, dan zult u het zelf zien.
JAARVERSLAG 2023
Jannie Hazeleger, secretaris
Het jaar 2022 is ten einde en het bestuur kan terugzien op een mooi jaar voor onze vereniging. Na 2 jaren met weinig of geen activiteiten konden de geplande activiteiten gelukkig doorgaan.
Ons ledenaantal bedraagt per 31 december 956, vorig jaar was dit 922. Het bestuur heeft zevenmaal vergaderd.
Het documentatiecentrum was van september tot en met april weer geopend op dinsdagavond. De vele vrijwilligers die actief zijn in diverse werkgroepen, konden het werk van de vereniging voortzetten.
De redactie van ons verenigingsblad verwerkte veel kopij. Zij stelde 4 mooie uitgaven samen, allen fullcolour. De redacteur, Mark van den Berg, zijn we erkentelijk dat hij dit zo voortreffelijk voor ons verzorgt.
Velen maken gebruik van onze zeer uitgebreide en informatieve website, die heel goed wordt bijgehouden door Martin Wigtman, waarvoor onze dank.
In ‘t Koetshuis is de keuken vervangen. Dankzij diverse financiële bijdrages en hulp van veel vrijwilligers was dit mogelijk. Eenieder die hieraan heeft bijgedragen, hartelijk dank hiervoor.
De algemene ledenvergadering werd gehouden op 22 maart, nog steeds in het vertrouwde Boschzicht. Bestuurslid Henk van der Hoeff en voorzitter Wim van den Berg waren aftredend en herkiesbaar. Na de gebruikelijke bestuurszaken werd een film getoond met Scherpenzelers die in het Schaar’pezîls dialect spraken en een bijdrage van Jan Dorrestijn met het Schaar’pezîls alfabet. Na de pauze verzorgde José Huurdeman een indrukwekkende lezing over de onderduikers die in het boek ‘Ondergronds in de Tweede Wereldoorlog’ voorkomen en uit Scherpenzeel kwamen of banden hadden met Scherpenzeel. Het was een boeiende en goedbezochte avond.
Het verzamelalbum ‘Scherpenzeel door de jaren heen’ was een enorm succes. De drukbezochte plaatjesruilbeurs op 10 maart maakte het mogelijk dat velen het boek vol kregen. Naar aanleiding van het plaatjesboek meldden 49 nieuwe leden zich aan.
De jaarlijkse excursie was op 14 mei en ging naar Zilverstad Schoonhoven. We bezochten het Zilvermuseum en kregen een rondleiding door de stad. Een geslaagde dag, waar 35 personen aan deelnamen.
Op 21 en 28 juni werd er een bedrijfsbezoek gebracht aan Herbergier Scherpenzeel. Zorgondernemers Janco en Wilma Blonk vertelden over de renovatie, het concept Herbergier en over hun omgang met de 17 bewoners. Ook leidden ze ons rond door het gebouw en de tuin. Tweemaal 21 personen genoten van deze interessante avond.
8 juli 2022 was de fietstocht naar Achterveld. We bezochten Cultureel Centrum De Moespot, waar Ronald Polak vertelde over de voedselconferentie, die daar werd gehouden en de Sint Josefkerk, waar Gerrit Tijmensen ons rondleidde door de schitterende kerk. 38 leden gingen mee.
De najaarsvergadering op 18 oktober werd gehouden in Boschzicht en had als thema: Muzikaal Scherpenzeel. Het was een mooie avond met interviews, videobeelden en vanzelfsprekend geluidsopnames van o.a. koren, bands en solisten. De verschillende presentaties zijn met medewerking van vele lokale musici tot stand gekomen. Al met al een prachtige avond voor meer dan 150 aanwezigen.
Ook dit jaar zijn er 5 Open Dagen gehouden met de thema’s: Scherpenzeel door jaren heen,
Muzikaal Scherpenzeel, Open Monumenten Dag en de jacht/schietvereniging. We mochten veel bezoekers verwelkomen.
Onze vereniging heeft zich weer gepresenteerd op de feestmarkt 25 mei en de kerstmarkt 16 december. Er was veel belangstelling voor de markten en onze vereniging.
In het kader van Maand van de Geschiedenis was, samen met de bibliotheek, een avond georganiseerd op 26 oktober. Het thema was “Wat een ramp”. 6 personen werden geïnterviewd door Martien Heijting over rampen waar zij bij betrokken waren. De avond werd zeer goed bezocht.
Tevens verleenden wij medewerking aan het project “Van Luchtkasteel tot Dassenburcht” voor de schoolkinderen.
Na de Dodenherdenking op 4 mei ontvingen we van de voorzitter van het ‘Comité 4 mei herdenking Scherpenzeel’ een certificaat met daarop 2 namen van in de oorlog vermoorde Joden die in Scherpenzeel geboren zijn.
Waarnemend burgemeester Wimar Jaeger schonk, vanwege zijn vertrek als burgemeester, tijdens de raadsvergadering van 1 december ons 3 schilderijen uit zijn privécollectie van de Scherpenzeelse kunstschilder Jan van Essen.
Voor het komende jaar staan weer diverse activiteiten gepland. We hopen elkaar in 2023 weer te ontmoeten.
EXCURSIE 3 JUNI NAAR AMERSFOORT
De jaarlijkse excursie van onze vereniging gaat dit jaar naar Amersfoort. We maken een rondvaart door de Amersfoortse grachten en we krijgen een rondleiding in ‘Kamp Amersfoort’ waar ook de tentoonstelling ‘ARTSEN(L)EED’ is te zien. We gaan met eigen auto’s naar Amersfoort.
Om 9.00 uur vertrekken we bij ‘De Breehoek’. Bij ‘Rijdes aan de Gracht’ krijgen we koffie met gebak waarna we met de Waterlijn een rondvaart door historisch Amersfoort maken.
Rond kwart over twaalf worden we verwacht bij ‘Restaurant De Gezelligheid’ waar we met elkaar lunchen.
Hierna is het slechts een paar minuten rijden naar ‘Kamp Amersfoort’. Daar worden we om 14.15 uur opgewacht door gidsen die ons door het ‘Nationaal Monument Kamp Amersfoort’ zullen rondleiden.
Ter afsluiting van deze interessante excursie drinken we om ongeveer 16.00 uur bij ‘Schimmel 1885’ in Woudenberg samen een drankje.
De organisatie van deze dag is in handen van Bep Schimmel, Cobi Schuur, José Reussink en Ina van den Berg. Bep en Cobi stoppen na vele jaren met het organiseren van de jaarlijkse excursie. Zij dragen het stokje over aan José en Ina.
De kosten voor deze excursie bedragen € 45,‐
Daarbij inbegrepen:
– Koffie met gebak
– Rondvaart
– Lunch
– Entree en rondleiding Kamp Amersfoort
– Drankje bij Schimmel 1885
Niet inbegrepen: parkeerkosten in het centrum van Amersfoort.
Er kunnen 32 deelnemers mee. U kunt inschrijven met een introducé, maar leden van Oud Scherpenzeel gaan voor.
JAN VAN ESSEN (1854 -1936)
Martin Wassen
(deel 1 over kunstschilders die in Scherpenzeel en omgeving hebben gewerkt of gewoond)
De omgeving van Scherpenzeel is zeker fraai, maar vroeger moet het nog mooier zijn geweest. Prachtige natuur met o.a. bossen, heide, een schone Lunterse Beek, veel houtwallen, weilanden met koeien, fazanten en hazen. Kunstschilders uit de rest van Nederland ontdekten ook deze schoonheid en kwamen hier tekenen en schilderen. Enkelen kwamen hier zelfs wonen. J.C. van Essen was er één van, maar geen van de andere kunstenaars is zo opgenomen geweest in de dorpsgemeenschap als Jan van Essen.
Amsterdam, het Gooi en Artis
Johannes Cornelis (Jan) van Essen wordt op 25 januari 1854 te Amsterdam geboren als zoon van een koopman en sigarenfabrikant. Jan is volkomen ongeschikt voor de handel en krijgt uiteindelijk van zijn vader toestemming om een opleiding te volgen tot kunstschilder. Hij wordt leerling van P.C. Greive en
H. Valkenburg. Nog voor 1874, hij is nog geen 20 jaar, houdt hij het leerlingschap voor gezien en huurt hij een eigen atelier in Amsterdam. Zijn eerste werkjes zijn portretten en genrestukjes, maar hij voelt zich al spoedig aangetrokken door Artis.
Van Essen werkt kort in het atelier van de Larense tekenleraar H. Valkenburg en in 1877 trekt hij met zijn vrienden Willem Steelink en Kever naar Laren, de natuur in! Waarschijnlijk heeft hij een korte periode in het Gooi gewoond. Hij doet goede zaken met het schilderen van slootjes met eenden, enz. Na een aantal jaren gaat het schilderen van landschappen hem vervelen en vindt hij
daar geen bevrediging meer in. Dan probeert hij het met stadsgezichten, hij heeft succes en gaat door met straatjes schilderen, maar ook dát blijkt niet zijn favoriete genre te zijn.
Jan van Essen trouwt met Christina Gruijter, met wie hij zijn hele leven samen blijft. Hij blijft echter ontevreden over zijn werk, totdat hij in Amsterdam een Engelse dierenschilder ontmoet. Zij raken bevriend en Jan volgt zijn advies om zich te gaan toeleggen op het dierengenre. Op 31 jarige leeftijd gaat Jan van Essen dieren bestuderen in Artis. Drie jaar lang reist hij vrijwel dagelijks met de tram van zijn huis naar de dierentuin. De
heer met de gouden lorgnet, witte handschoenen, hoge hoed en geklede jas trekt veel aandacht. Hij maakt tijdens zijn zwerftochten door Artis hoofdzakelijk krijttekeningen of ‘krabbels’ die hij thuis gebruikt als voorbeelden voor zijn schilderijen en aquarellen. Soms bestudeert hij een dier de gehele dag. Er ontstaat veel belangstelling voor zijn werk en Jan van Essen heeft zijn richting gevonden. Hij wordt één van de beste dierenschilders van Nederland en oogst steeds meer roem.
Scherpenzeel (1892‐1899)
Begin 1892 verhuist Jan van Essen naar Scherpenzeel. Zijn vriend en collega Willem Steelink volgt hem en gaat ook in ‘het Hooge Huis’ aan de Dorpsstraat wonen. Jan voelt zich in het heide‐ en bosrijke boerendorp best op zijn gemak, maar hij blijft een vreemdeling. Hij wordt op 2 mei 1892 meteen al lid van het Leesgezelschap en bij raadsbesluit van 3 maart 1893 wordt hij benoemd tot lantaarndrager bij de brandweer. Als echte natuurliefhebber krijgt hij op zijn verzoek een grote jachtakte “tot alle geoorloofd jachtbedrijf”, met uitzondering van de valkenjacht. De niet onbemiddelde Van Essen pacht een eigen jachtgebied en met zijn vriend en
huisknecht Gerrit Hoefakker trekt hij regelmatig de bossen in. Het jagen levert niet alleen afgeschoten wild op, maar ook veel etsen en tekeningen van de jacht, alsmede veel vrolijkheid en jagerslatijn. De jachtlijsten laten overigens zien dat Van Essen geen goede schutter was. Als hartstochtelijk jager heeft hij een voorkeur voor honden. Een bekend meesterwerk is het schilderij ‘Question brûlante’ van een St. Bernhard pup die nieuwsgierig naar een rokend eind sigaar kijkt.
Jachtongeluk
De jachttijd is voor Van Essen en zijn knecht Hoefakker een genoeglijke en vrolijke tijd. Michiel Stuijling, de zoon van de plaatselijke arts, schreef o.a. “Zo zie ik de heer Van Essen lopen in de richting van het Oosteinde met zijn jagersgezel en de hond. Hij liep daar conform mijn beeld van hem. Waardig, zonder vertoon en geheel in harmonie met de Dorpsstraat. Zonder die impressie zou Scherpenzeel haar markante contour voor mij verliezen”. Hij wordt door zijn huishoudelijke hulp gekarakteriseerd als een statige,
lange man, somber, nors, cynisch en vol galgenhumor. In wezen een aardige man, koel, kalm en bedaard maar bij het ophalen van zijn jachtavonturen is hij de vrolijke verteller en een opgewekt mens. Als het hem tegenzit kan hij vreselijk vloeken. Bekend is de anekdote over een gesprek tussen Jan van Essen en Gerrit Hoefakker. Jan vraagt: “En Gerrit, wie denk jij dat van ons tweeën het eerst dood gaat?” Het gevatte antwoord van Gerrit luidt:
“Heren gaan voor!”.
Op 11 september 1894 overkomt Jan van Essen tijdens de jacht een ernstig ongeluk. Tijdens het klimmen over een hek of door het toedoen van zijn metgezel (zijn hond), men weet het niet precies, gaat zijn geweer af en krijgt hij een volle lading hagel in zijn linkerhand en arm. De hand met een gedeelte van zijn arm zal hij moeten missen. In november 1894 is hij weer thuis in Scherpenzeel met een kunsthand en hij gaat door met schilderen en tekenen. Het ongeluk heeft geen nadelige invloed op zijn kwaliteiten als schilder.
Het spannen van het linnen op het raamwerk wordt door zijn buurman, de huis‐ en decoratieschilder H.H. van Raay, gedaan. De jacht laat hij voorlopig varen en daarvoor in de plaats gaat hij soms vissen in de beek. Gerrit Hoefakker doet de pieren aan de haak en haalt de gevangen vis van de hengel.
Van Essen blijft dieren schilderen, maar maakt ook studies van de beek, de heide en de bossen in het Scherpenzeelse landschap. Om Amsterdam niet te vergeten huurt hij elk jaar gedurende een maand een kamer in het luxe American Hotel. ’s Middags werkt hij dan in het atelier van zijn vriend J.H. Wijsmuller. Het leven gaat door in Scherpenzeel. Medio 1895‐1896 wordt Van Essen zelfs kandidaat gesteld voor de gemeenteraad.
Den Haag (1899‐1913)
In 1899 verhuist Van Essen naar Den Haag, waar hij opnieuw naast zijn vriend Steelink komt te wonen. Het besluit om uit Scherpenzeel te vertrekken is waarschijnlijk ingegeven door het bloeiende culturele leven in Den Haag in die tijd en de vele vrienden die er wonen en werken. Er worden goede zaken gedaan met Amerikaanse kunstkopers. Hij blijft ongeveer 14 jaar Hagenaar en is lid van de nog steeds bestaande en bekende Haagse kunstenaarsvereniging Pulchri Studio. In deze periode trekt hij ook regelmatig samen met zijn Haagse vrienden naar de kunstenaarsdorpen Elspeet en Nunspeet om er te werken. De Van Essens moeten vermogend zijn geweest want in 1902 laat zijn broer in Amsterdam een prachtig huis in Art Nouveaux (Jugendstil) bouwen, waar Jan van Essen ook onderdak kan vinden als Artis hem weer zou trekken. Jan van Essen houdt het contact met Scherpenzeel aan, wat blijkt uit zijn lidmaatschap van de Sociëteit sinds 1904.
Scherpenzeel (1913 ‐1936)
Op 25 maart 1913 verlaat Jan van Essen met zijn vrouw Den Haag om zich voorgoed in Scherpenzeel te vestigen. Ze wonen tot 1924 weer in ‘het Hooge Huis’ aan de Dorpsstraat. Rika Vermeulen komt op twaalfjarige leeftijd in dienst als tweede meisje, To de Jong is het eerste meisje. Op 15 januari 1924 koopt hij voor 7.400 gulden een groot huis aan de Stationsweg met een riant uitzicht op de landerijen. Het atelier is aan de noordzijde voor een beter licht. Dit fraaie huis heeft schuin tegenover ‘Het Witte Hek’ gestaan. Het pand is in 1940 vervangen voor een ander vrijstaand woonhuis, thans Stationsweg 385.
Van Essen blijft een deftig figuur in Scherpenzeel. Een statige heer met een lorgnet, Volgens Rika Vermeulen is hij vrijwel nooit tevreden over zijn eigen werk. Hij is goed bevriend met dokter De Lange. Gerrit Hoefakker blijft zijn trouwe metgezel bij het jagen en vissen en helpt hem bij allerlei andere karweitjes. Het huis wordt voorbeeldig bestuurd door mevrouw Van Essen die in haar vriendenkring Ta wordt genoemd. Er zijn geen kinderen, wel personeel. Ta moet geen gemakkelijke werkgeefster zijn geweest, wellicht omdat zij aan reumatiek leed. Zij overlijdt op 23 januari 1936 en slechts een paar maanden later op 23 mei 1936 sterft Jan van Essen op 82‐jarige leeftijd. Naar zijn wens wordt hij op eenvoudige wijze begraven zonder bloemen en zonder toespraken. Het graf met grafsteen is op begraafplaats Glashorst (nr. CI‐417).
Exposities en onderscheidingen
Jan van Essen heeft veel geëxposeerd en hij heeft ook een aantal onderscheidingen ontvangen, waaronder in 1906 een door koningin Wilhelmina ter beschikking gestelde koninklijke medaille. In 1934 krijgt hij in Scherpenzeel in een lokaal achter de N.H. Kerk een expositie, waarvan de opbrengst is bestemd voor het ‘Crisiscomité’. In april 1987 organiseert de Vereniging Oud Scherpenzeel een expositie met een aantal van zijn werken in de raadszaal in het Koetshuis te Scherpenzeel.
Bron: o.a. Kunstenaars op de Noordwest Veluwe 1880 – 1930 door K. Roodenburg.
DRIE BOERENFAMILIES OP DE HAAR
Van Velthuizen, Dorrestijn en Van Barneveld
Wim van den Berg
Vooraan De Haar zijn sinds de jaren dertig van de vorige eeuw een paar boeren begonnen met hun agrarisch bedrijf. Aan het eind van de 20e eeuw is daar nog geen landbouwgrond, maar een heideveld met aan de overzijde van de (zand)weg bos. Woeste en ledige grond met andere woorden. Daar staan geen woningen of bedrijfsgebouwen. De boerderijen Klein Kolfschoten en Groot Kolfschoten zijn er al wel, maar dat is ruim een kilometer verder op Kolfschoten. Vlakbij op boerderij De Haar aan De Kleine Haar wordt al sinds het midden van de 16e eeuw geboerd.
De Haar in 1877 en 2021
Ruim honderd jaar geleden is het land aan De Haar gecultiveerd en geschikt gemaakt als landbouwgrond. Dan worden er rond 1930 twee boerderijen gebouwd waarop Dirk van Velthuizen en enkele jaren later Jan Dorrestijn gaan boeren en dat doen hun nazaten daar nog steeds. De Haar wordt pas veel later verhard en pas in 1979 verbreed. Dan komt de sloot langs de weg achter de bomen te liggen, zodat de voorheen erg smalle weg toegankelijker wordt en
elkaar tegemoetkomend verkeer niet meer hoeft uit wijken naar de berm. In de loop van de tijd wordt de bebouwing aan De Haar uitgebreid en komen er woonhuizen bij. In dit verhaal gaat het over de families Van Velthuizen en Dorrestijn en hun agrarische bedrijven. Geertje Dorrestijn trouwt met Evert van Barneveld. Nu is hun zoon Evert, kleinzoon van Jan Dorrestijn, daar boer.
De Haar begin jaren zeventig
Van Velthuizen op De Lindenhof
Dirk van Velthuizen (1901), zoon van Aart en Aartje van Veldhuizen, trouwt in 1931 met Cilia van Ravenhorst (1911) uit Hoevelaken. Hij woont tot die tijd bij zijn ouders op Oud Siberiën. Bij registratie voor militaire dienst schrijft een ambtenaar Van Velthuizen met een t. Dirk heeft het maar zo gelaten. Dirk en Cilia gaan in 1931 op een boerderij aan De Haar wonen (nu nummer 5) die zij in dat jaar hebben laten bouwen. Cilia legt de eerste steen op 11 mei 1931. Een kleine boerderij bestaande uit een voorhuis en een deel waar tien koeien kunnen staan. Daarbij hoort
ongeveer 1 ha eigen grond. Van familie Royaards pacht Van Velthuizen ca. 5 bunder. In 1937 wordt zoon Melis geboren als jongste kind in het gezin. Zijn zus Woutje is in 1936 geboren en zijn broer Aart in 1932. Enkele dagen na Melis’ geboorte overlijdt zijn moeder Cilia op 26‐jarige leeftijd. Melis woont daarna een half jaar bij zijn opa en oma op Oud Siberiën. Cilia’s zuster Woutertje komt op aanraden van opa Van Ravenhorst bij haar zwager op de boerderij helpen: ‘Ga jij maar naar De Haar in Scherpenzeel’. Ze is dan pas 16 jaar. In 1941 trouwt Dirk met
zijn schoonzus Woutertje van Ravenhorst (1922), zuster van
Boerderij De Lindenhof
Cilia. Ze wordt door de kinderen Aart, Woutje en
Melis eerst ‘tante Woutje’ genoemd, maar als ze met hun vader trouwt wordt het gewoon ´moe´. In 1939 wordt de boerderij verbouwd en uitgebreid met een achterhuis. Dirk van Velthuizen heeft naast tien koeien
wat varkens en kippen. Zijn inkomsten uit het boerenbedrijf vult hij aan met het salaris dat hij als melkrijder voor De Vooruitgang verdient. Zijn rit maakt hij met
Cilia van Velthuizen‐ van Ravenhorst
Boven Woutertje en Dirk, onder vlnr. Melis, Woutje en Aart
paard en wagen. Bertus Werkman neemt die rit later over. Als Melis van Velthuizen in 1965 trouwt met Eefje van Maanen (1944) van Nieuw Heintjeskamp, verhuizen Dirk en Woutje naar de Glashorst en komt het pasgetrouwde stel Melis en Eefje op de boerderij wonen die inmiddels de naam ‘De Lindenhof’ draagt. Het zijn evacués die in 1944 twee lindebomen voor de boerderij poten en de boerderijnaam bedenken. Het laatste oorlogsjaar zijn er 8 evacués op de boerderij. De boerderij staat er nog, de lindebomen niet meer. Dirk van Velthuizen overlijdt in 1972, terwijl zijn tweede vrouw Woutje in 2016 is overleden. In die tijd woont
´tante Woutje´ in een bejaardenwoning aan de Parklaan. Melis werkt in zijn jonge jaren als daggelder op Klein Orel, net als zijn buurman Kees Dorrestijn.
Melis van Velthuizen
Melis van Velthuizen zet bedrijf voort met 18 koeien, ca. 45 varkens en 800 kippen verdeeld over vier hokken. Van buurman Jacobs van De Kleine Haar koopt hij in 1970 een halve ha grasland. Ook van Kees van de Vliert koopt hij een stuk grond. Twee jaar later wordt het bedrijf uitgebreid met een kippenhok voor 4000 kippen en een loods. In 1974 bouwt Melis een veeschuur, zodat het vee van de deel af gaat. Het is in de tijd dat varkens en koeien niet meer samen in één stal mogen verblijven vanwege de besmettelijke varkensziekte Aujeszky. Met het fokken van varkens stopt Melis begin jaren zeventig. De vrijgekomen ruimte wordt voor een deel bij het woongedeelte getrokken. Later mest hij wat kalveren en stieren op het bedrijf. Melis is naast boer ook administrateur van de gezondheidsdienst. Dat houdt in dat hij
verklaringen afgeeft voor koeien die naar de veemarkt gaan en schetsen van kalveren maakt en vergelijkt. Een andere taak is de stalcontrole. Melis controleert of het vee is ingeënt tegen mond‐en‐klauwzeer en gekocht vee van een TBC vrij bedrijf komt. Bij het samenstellen van nieuwe lijsten helpt Eefje hem. Melis heeft wel 110 boeren voor wie hij deze werkzaamheden uitvoert. Het grootste deel komt uit Scherpenzeel. Veel ‘boeren’ hebben in de bebouwde kom 2 of 3 koeien achter het huis die ook onder de regels vallen. Melis en Eefje krijgen 7 kinderen van wie er twee, de oudste zoon Dirk en Kees, in 1992 naar Nieuw Zeeland emigreren. Daar heeft Dirk een melkveebedrijf en Kees een pluimveehouderij. De andere kinderen zijn Bert, Cilia, Wouter, Melia en Marieke. In 2002 neemt Wouter het agrarisch bedrijf van zijn ouders over. In dat jaar verhuizen Melis en Eefje naar de Lijsterbeslaan. Daar wonen ze twintig jaar, dan verhuizen ze in 2022 naar de Voorposten waar ze in de voormalige praktijkruimte van dierenarts Ebbens gaan wonen. Hun zoon Bert betrekt met zijn echtgenote Sandra het woonhuis waar familie Ebbens in heeft gewoond, zodat zij als mantelzorgers dichtbij hun (schoon)ouders wonen.
Melis en Eefje van Velthuizen‐ van Maanen
Boven vlnr. Cilia, Dirk, Melis, Eefje, Kees en Melia; onder vlnr. Bert, Marieke en Wouter
Wouter en Jolanda van Velthuizen‐Donkersteeg
Wouter van Velthuizen gaat naar De Wittenbergschool. Daarna volgt hij de middelbare school op de Udemans Scholengemeenschap in Hoevelaken. Zodra hij de MAS in Barneveld heeft doorlopen gaat Wouter aan ´t werk. Eerst bij het agrarisch bedrijf van Jan van Ekris aan de Oude Holleweg, vervolgens bij proefbedrijf Tentego (nu proefbedrijf ´De Haar’) aan De Haar 3. Na ruim vier jaar begint Wouter als zelfstandig ondernemer. In 1997 is hij getrouwd met Jolanda Donkersteeg uit Barneveld. Het jonge stel huurt drie stallen in Lunteren, Terschuur en Scherpenzeel waarin ze kippen en kalveren houden die ze samen verzorgen. Ze huren tot 2002 de woning aan De Haar 9 van Jan Dorrestijn. In die periode worden Mirjam en Yvonne in 1999 en 2002 geboren. Yvonne is helaas tijdens de geboorte overleden. Op De Lindenhof, waar Wouter en zijn gezin in 2002 naar toe verhuizen, worden Femke en Rick in 2004 en 2008 geboren. Daar hebben Wouter en Jolanda dan 3600 kippen en 16 koeien met nog wat jongvee in de begintijd. In 2003 breekt
de vogelpest uit en moeten de kippen worden geruimd. De prijzen van de eieren dalen zo hard in 2004 dat besloten wordt op te houden met het houden van kippen in Lunteren. Wouter gaat dan weer voor korte tijd bij Tentego werken. Het is een moeilijke tijd als gevolg van de economische crisis, werk als ZZP’er is lastig te vinden. In 2012 besluiten Wouter en Jolanda zich toe te gaan leggen op de bloementeelt naast het melken van 17 koeien. Dat lijkt een schot in de roos, zodat ze in 2014 deze tak van het bedrijf verder uitbreiden. Met de bloemen gaat Wouter zelf naar de veiling in Ede (Plantion), terwijl een deel voor een zacht prijsje aan huis wordt verkocht. Veel Scherpenzelers weten de weg naar De Haar 5 inmiddels te vinden, met name de pioenen vinden gretig aftrek. In 2016 verdwijnen de kippen definitief van De Lindenhof. Tot 2020 blijft Wouter ook buitenshuis als ZZP’er werkzaam, maar sindsdien neemt het werk thuis bijna alle beschikbare tijd van Wouter en Jolanda in beslag. In de toekomst hopen ze het bedrijf verder uit te breiden en is het plan te stoppen met koeien melken. Er zal wel vee op De Lindenhof blijven. Nu is ongeveer 8000m2 van de grond op het bedrijf ingericht voor de kweek van bloemen. Naast pioenen worden er o.a. sneeuwbessen, rozenbottels, sierdistels en leeuwenbekjes geteeld.
Dirk en Woutertje van Velthuizen‐van Ravenhorst Melis, Dirk en Woutertje van Velthuizen
Vlnr. Aart, Dirk, Woutje, Woutertje en Melis van Velthuizen
Dorrestijn
Boven Woutertje, Woutje en Dirk; daarvoor Melis en Aart
Jan en Wihelmina Dorrestijn‐Overvest, 1933
In 1933 trouwen Jan Dorrestijn uit Overlangbroek en Wilhelmina Overvest uit Neerlangbroek. Ze zijn in 1905 en 1908 geboren en beiden van boerenkomaf. Ze hebben een woning aan De Haar (nu nummer 11) gekocht van de bewoners die de boerderij rond 1929 hebben laten bouwen. Daar beginnen ze een agrarisch bedrijf. De adresaanduiding is in de loop der tijd veranderd van huisnummer B37, naar nummer 53 en tegenwoordig heeft de boerderij huisnummer 11. Velen verklaren Jan en Wilhelmina voor gek dat ze naar de schrale zandgrond in Scherpenzeel vertrekken. Bovendien is er een economische crisis na de beurskrach van 1929. De niet zolang geleden ontgonnen heidegrond daar is nog verre van geschikt om te boeren. De veenlaag onder de zandgrond laat slecht water door. Niettemin zet het pasgetrouwde stel door. Bij de boerderij hoort ongeveer 6 ha grond. In 1936 pacht Dorrestijn 3,6 ha van familie Royaards voor 183 gulden per jaar. Ze bouwen een kippenhok voor ca. honderd kippen. De eieren verhandelen ze op de markt in het
dorp. Met de buren wordt veel samengewerkt. Vooral de contacten met Gijs Schimmel van De Kleine Haar en met Dirk van Velthuizen, de naaste buren, zijn hecht. Altijd staat de buurt voor elkaar klaar. Voor het middageten wordt er regelmatig samen een borreltje gedronken, vooral tijdens de hooibouw. In die periode is de saamhorigheid extra groot en wordt er hard gewerkt, maar ook veel plezier gemaakt. Ook als het weer tegenzit, is er ruimte voor humor.
Boerderij ca. 1940 met Jan, Wilhelmina en Kees Dorrestijn Boven vlnr. Jan jr., Maagje en Kees; onder
vlnr. Wim, Jan sr., Wilhelmina en Geertje,
Het paard van Gerrit Schimmel is overigens zo breed dat je met beide benen aan één kant moet zitten. Ook met het gezin van buurman Mees van de Burgt is de verstandhouding goed. Naast de kippen houdt Jan Dorrestijn een stuk of 12 koeien die op de deel staan. Zodra hij meer grond heeft, is er ruimte voor meer rundvee. Mees van de Burgt melkt tegen half vijf ´s morgens. Dat doet Dorrestijn in navolging van zijn buurman ook. Je kan tenslotte niet achterblijven. Daarna gaat hij nog wel weer een poosje naar bed. Op de deel is een paardenstal. De kippen worden van voer voorzien door emmers met een juk ver door ´t land te sjouwen. Begin jaren vijftig wordt de veenlaag omgewerkt door loonwerker Willem van den Brink uit De Glind waardoor het water makkelijker wegzakt. De bermen en slootkanten worden niet gemaaid, maar in de herfst in brand gestoken.
Jan en Wilhelmina krijgen acht kinderen. In 1935 komt een dochtertje levenloos ter wereld. Twee meisje overlijden in 1942 en 1943 als ze respectievelijk pas zes dagen en twee jaar oud zijn. Maagje en Geertje worden in 1934 en 1946 geboren. De jongens Kees, Jan en Wim in 1937, 1940 en 1948. De boerderij wordt kort na de oorlog met één gebint uitgebreid door aannemer Herman Wagensveld, niet voor het gezin, maar voor het vee. Het woongedeelte, het voorhuis, blijft onveranderd. De twee hooibergen moeten worden verplaatst. Dat verloopt niet helemaal volgens plan: de kap van een hooiberg valt van de speciaal voor de verplaatsing gebouwde stellage. Het blijft gelukkig bij materiële schade. Zoon Kees Dorrestijn helpt zijn ouders op de boerderij. Ook met gieren. Dat is zwaar werk. Eerst de gierkar met een puls volscheppen en daarna op het land de kar leegscheppen en de gier verspreiden. Je staat dan achterstevoren op de gierbak en dat betekent dat wanneer het paard onverwachts een stap naar voren zet je achterover in de gierbak kukelt. Als Kees eens vergeet het deksel op de gierput te leggen, valt zijn jongere zusje erin. Haar broer Jan haalt haar uit de drek, ze heeft er niets aan over gehouden.
Midden jaren vijftig werkt Kees bij Johan van de Pol op boerderij Klein Orel. Na zijn militaire diensttijd ook nog een tijdje als daggelder bij Johan ter Maaten op De Haar. Hij blijft vanwege gezondheidsredenen niet op de boerderij werken, ook niet bij zijn ouders op De Haar. Kees gaat in de maalderij van de gebroeders Bakker in Scherpenzeel werken. Later gaat hij bij het veevoederbedrijf van Kees Wolswinkel (die met Bep Berendse uit Scherpenzeel is getrouwd) in Achterveld (Asschat) werken.
De Haar 11 met Kees Dorrestijn, jaren veertig
Van zijn ouders krijgt Kees ongeveer een bunder grond waarop hij rond 1960 een varkensschuur bouwt, waarin hij ruim tachtig varkens vet mest voor Jan Grootendorst. Dat doet hij naast zijn dagelijks werk. Burgemeester Hoytema van Konijnenburg vindt het niet nodig een
bouwvergunning af te geven voor een woning die voor de varkensschuur gebouwd moet worden voor Kees en zijn toekomstige echtgenote Jopie van den Brandhof uit Renswoude. Kees werkt in het dorp dus moet hij daar ook maar gaan wonen. Pas enkele jaren later krijgt Dorrestijn de felbegeerde vergunning. Hij mag een Bogaers‐woning bouwen, genoemd naar Pieter Bogaers, minister van Volkshuisvesting van 1963‐1965.
De schuur wordt verbouwd tot woonhuis, 1978
Achter vlnr. Jan, Hanno en Wijnand, voor Jopie en Kees Dorrestijn
De Haar 7, midden jaren zestig
Het werk wordt aan bouwbedrijf Osnabrugge gegund. De woning mag volgens de voorschriften niet meer dan vijftienduizend gulden kosten. Kees Dorrestijn trouwt in 1965 met Jopie van den Brandhof. Twee jaar na de bouw van de woning laat Kees een keuken en slaapkamer aanbouwen. Kees en Jopie krijgen drie kinderen: Jan (1966), Wijnand (1969) en Hanno (1978). Als echte tuinliefhebbers hebben Kees en Jopie meermaals een prijs met de tuinkeuringen gewonnen. De belangstelling die daarbij hoort, vinden ze minder leuk.
De voormalige varkensschuur (nu De Haar 9) bouwt Jan Dorrestijn sr. in 1978 om tot woonhuis door een woongedeelte voor de schuur te bouwen. Daar gaan hij en zijn echtgenote wonen, nadat ze de boerderij dat jaar verlaten. Jan sr. heeft daar maar kort gewoond, want hij overlijdt een aantal maanden later. Zijn echtgenote Wilhelmina blijft daar de rest van haar leven wonen, ze is in 1991 overleden. Daarna is die woning bewoond geweest door Wijnand Dorrestijn (zoon van Kees), buurman Wouter van Velthuizen en zijn vrouw en van 2002 tot 2004 door Jeannita van Ee. Kees en Jopie Dorrestijn blijven ook na hun werkzame leven op De Haar wonen. Kees tot op de dag van vandaag, Jopie is in april 2021 overleden. Wim, de derde zoon van Jan en Wilhelmina, is in 1998 overleden.
Zoon Jan Dorrestijn jr. werkt na zijn opleiding aan de landbouwschool op de boerderij bij zijn ouders die hij later van hen overneemt. Hij trouwt in 1978 met Annie Oudshoorn uit Sassenheim. Bij de boerderij hoort dan ongeveer 8 ha grond (eigendom en pacht). Jan Dorrestijn houdt eerst 3500 kippen, 100 varkens en 20 koeien. Het aantal kippen en varkens vermindert later. De melkbussen worden in 1981 vervangen door een melktank. Met Johan van Ginkel en Bertus Werkman ruilt Jan Dorrestijn grond, zodat hij zijn percelen dichter bij huis heeft. In 1979 krijgen Jan jr. en Annie een tweeling: Jan en Lineke. Jan Dorrestijn doet in 1988 zijn koeien van de hand, dan zijn er alleen nog kippen op het bedrijf. In 2004 verkopen Jan en Annie de boerderij met bijbehorende grond en de naastgelegen woning (voormalige schuur) aan neef Evert van Barneveld, zoon van Jans’ zuster Geertje en haar man Evert van Barneveld sr.
Vlnr. Jan jr., Jan sr., Annie en Lineke Jan Dorrestijn, ca. 1975
De Haar 9 en 11
De kippenhokken verdwijnen en ongeveer 750m2 wordt in het kader van de ruimte voor ruimteregeling aan derden verkocht. Zowel de woning als de boerderij verkoopt Van Barneveld direct door, maar zonder de grond en de stallen. Sindsdien wonen Erwin en Esther Schimmel in de boerderij en woont Hanno Dorrestijn naast hen met zijn echtgenote Suze en hun kinderen Kiki en Job op De Haar 9. Hanno vestigt er een hoveniersbedrijf.
Jan en Annie verhuizen met hun kinderen Jan en Lineke in juli 2004 naar de Lijsterbeslaan. Helaas heeft Annie daar maar kort gewoond, ze is in december 2004 op 62‐jarige leeftijd overleden.
Van Barneveld
Geertje Dorrestijn is 21 jaar als ze trouwt met de 24‐jarige Evert van Barneveld uit Bennekom. Ze hebben elkaar een paar jaar daarvoor leren kennen. Om wat dichter bij zijn toekomstige echtgenote te zijn, gaat Evert als boerenknecht bij Wim van de Glind op boerderij Langelaar werken. Zijn ouders hebben een boerenbedrijf, zodat Evert vrijstelling van militaire dienstplicht krijgt. Als de boerderij van zijn ouders wordt verkocht, moet Evert alsnog in dienst. Na zijn diensttijd werkt Evert bij Jan Harthoorn op Huigenbosch.
Vlnr. Ina, Anja, Evert s., Geertje, Evert en Netty, 2022
Boven vlnr. Gerine, Stef en Dieke, onder Ria en Evert van Barneveld
De Haar 9 t/m 15
Geertje werkt vooral thuis op de boerderij van haar ouders, maar doet anderhalve dag in de week huishoudelijk werk bij anderen. In 1967 trouwen Geertje en Evert. Van de ouders van Geertje krijgen ze ongeveer 1 ha grond waarop ze een woonhuis bouwen (nu De Haar 13) met daarachter een varkensschuur waar ze 100 varkens in houden. Vader Jan Dorrestijn vindt dat Evert een paar koeien op het grasland dat hij bij zijn huis heeft moet weiden. ´Daar heb ik geen geld voor´, zegt Evert. Van zijn schoonvader krijgt hij 3 koeien. ‘Hooi heb ik genoeg en brokjes kun je kopen’, aldus Jan Dorrestijn. Een kalverschuur die ze in 1969 bouwen is inmiddels weer verdwenen. Evert blijft naast zijn werk thuis nog enkele jaren bij Jan Harthoorn werken. Ook werkt hij net als zijn zwager Kees een tijdje bij ‘Bakker de mulder’ in Scherpenzeel. De volgende uitbreiding is een kalverschuur in 1972. Geertje en Evert krijgen vier kinderen: Evert is in 1969 geboren, zijn drie zussen Ina, Anja en Netty zijn in 1970, 1973 en 1980 ter wereld gekomen.
Van lieverlee heeft Evert van Barneveld 160 kalveren op zijn boerderij. Een paar jaar later, in 1981, neemt Evert 40 stuks melkvee van Jan Harthoorn over, die hij op Huigenbosch blijft melken. Grasland huurt hij van Harthoorn. Evert is naast boer ook veehandelaar. Hij is graag en veel op pad. Geertje doet veel werk thuis op de boerderij. Ze voert o.a. de kalveren. In Zwartebroek heeft het echtpaar land dat ze later verkopen. Dan kopen ze dichterbij huis 4 ¼ ha grond van familie Harthoorn. ’s Winters melken ze de koeien binnen, ’s zomers in de zomerstal. In 1991 wordt er een koeienstal bijgebouwd.
Zoon Evert van Barneveld jr. gaat na zijn opleiding thuis bij zijn ouders werken. Daarnaast verhuurt hij zichzelf. Zo werkt hij jarenlang bij loodgieter Willem Werkman. Op 18‐jarige leeftijd gaat hij een maatschap aan met zijn ouders. Evert jr. trouwt in 1991 met Ria van Beek uit Renswoude. Ze kopen het huis naast de woning van hun ouders (De Haar 15). Daar woont tot die tijd Ida Reijersen. Zij heeft het huis destijds van de familie Van de Burgt gekocht, die daarvoor boerden op De Haar 17. Evert en Ria wonen daar een jaar of zes als ze in 1997 ruilen met de ouders van Evert. Geertje en Evert sr. verhuizen naar de woning van hun zoon en schoondochter en Evert jr. en Ria gaan op De Haar 13 wonen. In 2001 nemen Evert en Ria het bedrijf over. Dat betekent overigens niet dat Geertje en Evert sr. stoppen met werken. Tot op de dag van vandaag helpen ze op de boerderij met o.a. het voeren van de kalveren. Evert en Ria hebben drie kinderen: Dieke (1993), Gerine (1995) en Stef (1998) . In 2002 wordt een kalverstal omgebouwd tot varkensschuur en een oude stal gesloopt. Daarvoor in de plaats komen in de periode 2002 tot 2009 vijf nieuwe stallen, drie voor de kalveren en twee voor de varkens. Op het bedrijf zijn nu 1700 varkens, 580 kalveren en 40 koeien. Nu hoort er bij de boerderij ongeveer 15 ha grond, waarvan de helft huiskavel is, de andere helft wordt als maisland gebruikt.
HET LANDGOED SCHERPENZEEL
Hans van den Ham
Inleiding
We kennen allemaal het Landgoed Scherpenzeel, het is er ‘altijd’ al geweest, ik weet niet beter.
Ik moest ineens denken aan Wim Sonneveld die zong over het tuinpad van zijn vader, waar hij de hoge bomen nog zag staan. Hij was een kind en wist niet beter ‘dan dat het nooit voorbij zou gaan’. Maar het gebeurde wel.
Ineens slaat de schrik me om het hart. Ik lees over ‘steeds minder boeren’, ‘halvering van de veestapel’, stikstof, stikstof, stikstof en natura 2000 gebieden.
Het zal toch niet waar zijn, denk je dan, waar moet dat heen. Zonder boeren geen Landgoed? Of valt het mee?
Weten doe ik het ook niet, maar laat ik eerst nog maar eens in de geschiedenis duiken, misschien worden we daar al wat wijzer van. Immers: zonder verleden, geen heden en zonder heden geen toekomst.
Landgoed Scherpenzeel, een ruim 1000 ha
Veel is al bekend maar ik heb het toch nog maar eens op een rijtje gezet. Achtereenvolgens komen aan de orde: 1. De eigenaren 2. Het Landgoed door de jaren heen 3. De exploitatie en rentmeesters van
groot familiebezit rond het dorp Scherpenzeel. het Landgoed 4. Het personeel van het Landgoed en
- De Toekomst van het Landgoed.
- De eigenaren
Weliswaar gaat de geschiedenis veel verder terug, maar we beginnen voor het gemak maar in 1793. In dat jaar kocht de Amsterdammer Johannes Sebastiaan van Naamen (1731‐1812) de Heerlijkheid Scherpenzeel. Je zou het niet verwachten maar deze Johannes Pieter was van redelijk ‘gewone’ komaf. Hij leefde een avontuurlijk leven. Hij begon als leerling zilversmid in Amsterdam maar vertrok in 1749 als bottelier op een VOC‐schip naar Batavia. Als bottelier was hij verantwoordelijk voor de inkoop van proviand en de rantsoenering daarvan. Vooral op lange reizen was dat een belangrijke functie, omdat schepen vaak lang op zee waren zonder een haven aan te doen. Hij ontwikkelde zich tot koopman/handelaar en muntmeester en vergaarde een flink kapitaal, oftewel hij werd rijk.
Het gezegde, wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje gaat in dit geval niet op. Ook toen kon het dus al wel! (heel af en toe red).
De volgende eigenaar is zijn zoon mr. Petrus Johannes van Naamen (1774‐1854). Als deze in 1854 overlijdt, erft zijn kleindochter Benudina van Naamen (1827‐1892) het Landgoed Scherpenzeel. Zij erft als kleindochter omdat haar vader en een ongehuwde tante (de eerste erfgenamen) dan al zijn overleden. Benudina is getrouwd met mr. Herman Royaards (1826‐ 1898) en zo is de naam Royaards aan Scherpenzeel verbonden geraakt.
Mr. Herman Royaards, heer van Scherpenzeel
De jonge Anton Royaards op 18 jarige leeftijd in 1887
Na de dood van Herman Royaards komt het landgoed in 1900 door vererving in handen van drie van de zeven kinderen van Herman en Benudina, te weten: Johan Sebastiaan (Johannes 1866‐1930), Wilhelmina Sophia (Willemien 1864‐1903) en Anton Royaards (1869‐ 1932). Zij voerden het beheer over hun eigen deel van het landgoed met een gezamenlijke rentmeester. Dit is tot op heden zo gebleven.
Even terzijde: mr. Anton Royaards erft de buitenplaats (het ’kasteel’ met park) met landerijen daar omheen. Anton wordt heer van Scherpenzeel en gaat als eerste familielid permanent op Huize Scherpenzeel wonen. Hij was ook burgemeester van Scherpenzeel van 1900 tot 1930. Anton Royaards trouwde in 1910 met Jonkvrouwe Margaretha Backer en kreeg twee dochters, die op huize Scherpenzeel opgroeiden. Anton overleed in 1932. Johannes en Willemien erfden elk een deel van de verder van het dorp gelegen landerijen.
In 2002 hebben de inmiddels talrijke erfgenamen van Johannes, Willemien en Anton in 2002 de Stichting Landgoed Scherpenzeel (SLS) opgericht.
De SLS heeft onder meer als doel “… behoud en ontwikkeling van landschap, natuur en cultuurhistorie op en om de particuliere landgoederen rond Scherpenzeel, alsmede het bevorderen van de samenhang tussen deze landgoederen als historische, ruimtelijke en ecologische eenheid.”
Het is overigens niet zo dat de erfgenamen/eigenaren het eigendom hebben overgedragen aan de Stichting. De Stichting is een samenwerkingsverband van de eigenaren. Het bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de drie takken van de familie.
De namen die ik nu tegenkom zijn: Van de Bos, Daniëls, Patijn, Tjeenk Willink, Feber, Swellengrebel‐Van Eesteren, van Boetzelaer, Citters en Verspyck Mijnssen.
Kortom: Het Landgoed Scherpenzeel is al sinds 1793 in bezit van de oorspronkelijke eigenaren en hun nazaten.
Johannes, Willemien en Anton, de drie ‘staken’. Alle huidige erfgenamen stammen van hen af
- Het Landgoed door de jaren heen
Zoals gezegd kwam het landgoed Scherpenzeel in 1793 in handen van de familie. Als in 1832 het Kadaster zijn intrede doet in Nederland is Petrus Johannes van Naamen eigenaar en omvat het Landgoed ongeveer 500 hectare. Daarnaast o.a. Huize Scherpenzeel, een korenmolen met molenaarshuis, 3 huizen in het dorp en de Koepel (jachthuis). Tussen 1832 en zijn overlijden in 1854 koopt hij er nog ruim 100 ha bij. Het totaal is dan zo’n 600 ha blijkt uit zijn nalatenschap.
Van 1854 tot 1898 zijn Herman Royaards en zijn vrouw Benudina Maria van Naamen ‘aan het bewind’. Zij investeren fors in de aankoop van onroerende goederen. Onder hen vond verreweg de grootste uitbreiding plaats.
Na 1900 wordt door Anton Royaards nog gekocht: de Vlieterhoek (1907) en een huis of boerderij op Doornboomsche kamp (1909).
In 1917, tenslotte, koopt Johannes Sebastiaan Royaards: Nieuw Breeschoten.
Overzicht van de Scherpenzeelse boerderijen. Per boerderij is aangegeven in welk jaar en door wie de boerderij is gekocht en met welke oppervlakte. De boerderijen in rood behoren anno 2015 nog steeds tot het landgoed. De boerderijen in rood met een sterretje (*) zijn verkocht maar niet het bijbehorende land.
In “Landgoed Scherpenzeel, een geschiedenis van beheer en exploitatie (1854‐1956)” van ing. N.M. (Nienke) Welle is hiervan een mooi totaal overzicht weergegeven (zie afbeelding). Verreweg het grootste deel van de uitbreiding van het Landgoed vond dus plaats in het tweede helft van de 19e eeuw. Het zal niet toevallig zijn dat een belangrijk deel van de aankopen samenvalt met de landbouwcrisis in Nederland en heel West‐Europa. Zie het grote aantal aankopen in 1882‐1890. Dus tegenover naar uitbreiding en rendement zoekende investeerders (grootgrondbezitters) stond een ruim aanbod van potentiële verkopers, te weten boeren die (noodgedwongen) wel wilden verkopen
Overzicht van het verloop in oppervlakte van Landgoed Scherpenzeel
De landbouwcrisis in Europa tussen 1878 en 1895 ontstond door de import van goedkoop graan en andere landbouwproducten uit de VS en Canada, waardoor de prijzen van landbouwproducten sterk daalden. Boeren die wilden overleven moesten efficiënter produceren.
Van de 600 ha in 1854 is het landgoed rond 1900 gegroeid tot 1400 ha. Na 1900 komt daar nog zo’n 100 ha bij (Nieuw Breeschoten) waarmee de top met 1500 ha bereikt wordt. Na het overlijden van de
volgende generatie rond de jaren 1930‐1940 werden successievelijk en om diverse redenen boerderijen, huizen en losse percelen verkocht. (er was blijkbaar geld nodig red.) Op dit moment is het landgoed zo’n 1000 ha groot. Het grootste gedeelte (de kern) van het landgoed ligt in Scherpenzeel maar heeft ook ‘uitlopers’ naar Barneveld (de Glind), Woudenberg en Utrechtse Heuvelrug.
- De exploitatie van het Landgoed
De familie Van Naamen, later Royaards, wordt omschreven als ‘behorende tot het patriciaat’. In gewoon Nederlands: wel deftig, maar geen adel.
Vanaf de 17e en 18e eeuw vindt er een gestage vermenging plaats tussen de ‘oude’ adel en het patriciaat . Heerlijkheden komen steeds vaker in handen van patriciërs en rijke koopmannen. Door huwelijken wordt vervolgens vaak de ‘oude’ adel ‘binnengehaald’. Ook in Scherpenzeel is dit in ruime mate gebeurd.
Behalve een solide, veilige belegging met redelijk gegarandeerde inkomsten zoals huur/pacht, erfpacht, bosbouw en jachtrechten, gaf het bezit van een landgoed ook status. Denk alleen al aan de toevoeging van ‘Van Scherpenzeel’ achter de naam. Wat ook een rol speelde was gewoon het plezier hebben in een landgoed. Vooral zomers is het er goed toeven, kun je gasten ontvangen en vooral ook jagen. De jacht en het jachtrecht was vaak een niet te onderschatten reden voor zowel de aankoop als het beheer.
Het landgoed met de boerderijen
Voor het beheer betekende het, dat aanzienlijke hoeveelheden grond niet werden ontgonnen voor de landbouw maar als natuur in stand gehouden werden voor de jacht. Hier hebben we ons fraaie landschap aan te danken! Kijk maar eens rond in de landschappen zonder landgoederen. Kortom: een landgoed koop je niet omdat het moet maar omdat het kan. Het dagelijkse beheer van het landgoed werd en wordt voor een groot deel overgelaten aan de rentmeester. De rentmeesters innen de huur en de pacht, stellen contracten op en ondersteunen en adviseren de eigenaren en boeren op allerlei terreinen. Hoewel er inmiddels vele eigenaren zijn ‐verenigd in de Stichting Landgoed Scherpenzeel (SLS)‐ is het landgoed altijd beheerd door één rentmeester. In het al genoemde boek ‘Landgoed Scherpenzeel, een geschiedenis van beheer en exploitatie’ is ook hiervan een totaal overzicht weergegeven.
Dit zijn ze:
1793‐1795/1796: Aart van Lutzenburgh
In de periode 1784‐1795 was Aart van Lutzenburgh de rentmeester van de heerlijkheid Scherpenzeel en tevens schout van Scherpenzeel. Hij was er dus al toen het landgoed werd gekocht door Van Naamen.
Van Lutzenburgh werd geboren in Driebergen. Hij volgt in 1761 zijn vader op als koster,
voorzanger, schoolmeester, gerechtsbode en doodgraver. In 1796 overlijdt hij.
1795/1796‐1807: Pieter Dixkes
Pieter Dixkes werd geboren in 1729, net over de grens bij Venlo in Duitsland. Hij gaat in Amsterdam wonen waar hij zijn Scherpenzeelse vrouw ontmoet.
In 1768 gaat het echtpaar in Scherpenzeel wonen, waar het in 1782 een ‘huis en hof’ koopt,
‘gelegen naast de poort’ Dixkes was tevens schepen/gerichtsman van Scherpenzeel.
1807‐1848: Olivier Sterk
Johan Sterk 25 jaar raadslid 1‐11‐1985
Olivier Sterk werd geboren in 1779 te Scherpenzeel en overlijdt hier in 1850. Olivier Sterk werd in 1818 ook burgemeester van Scherpenzeel. Sterk kwam in beeld toen er na de Franse tijd een nieuwe burgemeester moest komen. De plaatselijke hervormde predikant, ds. Dumenie, was zo vrij een voordracht te doen. Hij stuurde een brief naar P.J. van Naamen: ‘De Scherpenzeelers verlangen niets meer dan tenminste een schout te mogen hebben, die nimmer patriotje heeft gespeeld, maar van ouder tot ouder een echte aanklever van het huis van Oranje is, en dit is de famielje van Sterk in nadruk.’ In 1818 volgde inderdaad de benoeming
van Olivier Sterk tot burgemeester van Scherpenzeel. Hij zou deze functie dertig jaar vervullen. Rentmeester was hij maar liefst 41 jaar.
NB Olivier Sterk is telg uit een geslacht dat we in vele generaties in functies in de kerk of de politiek in Scherpenzeel tegenkomen. Eén van de nazaten van Olivier Sterk is Johannes Hermanus Eliza (Johan) Sterk die van 1960‐1994 raadslid voor de SGP was in de gemeenteraad van Scherpenzeel. Kortom, een familie die betekenis heeft voor de geschiedenis van Scherpenzeel.
1848 ‐ 1870: Willem Geurt Renes
Willem Geurt Renes wordt geboren in 1798. Zijn voorouders waren schepen van Scherpenzeel; dat Willem Geurt rentmeester van de familie Van Naamen/Royaards wordt, is dus niet helemaal verrassend. Hij trouwt in 1837 en in het jaar daarop wordt zijn oudste zoon Jan geboren. Hij is dan ‘wolkammer of fabriceur van wollen stoffen’ van beroep. Het rentmeesterschap combineert hij met ambtenaar van de burgerlijke stand van Scherpenzeel. Ook had hij een fabriekje.
Kleinzoon Jan Renes te paard in 1965
1870 ‐ 1914: Jan Renes
In 1870 volgt Jan Renes (geb. 1838‐ov.1927) zijn vader op als rentmeester voor Scherpenzeel bij Herman Royaards en na diens overlijden voor zijn erfgenamen. Dat is belangrijk om te noemen, want na de boedelscheiding blijft het beheer dus uitgevoerd worden door een en dezelfde rentmeester. Naast rentmeester was Jan Renes ook nog gemeenteontvanger, landbouwer, opperbrandmeester, kerkvoogd en agent voor de Utrechtsche Algemeene Brandwaarborgmaatschappij. In een krantenartikel over zijn jubileum als kerkvoogd in 1913, wordt hij geprezen om zijn lust, ijver, stiptheid, eerlijkheid en trouw. Dat laatste is in ieder geval van toepassing, want hij is maar liefst 44 jaar (tot 1914) de rentmeester van de familie. Hij woont eerst aan de Holevoet (toen Stationsweg 148, nu Holevoetplein 293). Later verhuist hij naar de Dorpsstraat, naar het ‘Rentmeestershuis’, ter hoogte van Dorpsstraat
- Jan Renes overlijdt in 1927 op de leeftijd van 88 jaar.
NB Jan was een markante man. Zo verkocht hij eens paarden aan koningin Wilhelmina. Die werden door hem achter een rijtuig naar het Loo gebracht. Hij was de grootvader van een volgende Jan Renes, die eveneens aan het Holevoetplein woonde. Ook deze Jan was een bekende/markante Scherpenzeler met als bijnaam de ‘Springbeer’.
In totaal waren vader en zoon Renes dus 66 jaar rentmeester. Over continuïteit gesproken! Jobhoppen was toen nog niet zo in de mode.
1914 ‐ 1947: Lammert Jan van Leusen
In 1914 wordt Jan Renes opgevolgd door Lammert Jan van Leusen (1876‐1954) die in 1914 vanuit Twello naar Scherpenzeel komt. In 1916 gaat Van Leusen op Lambalgen wonen. Voordat hij in Scherpenzeel kwam werkte hij bij de Heidemij. Met Van Leusen is de eerste gespecialiseerde/professionele rentmeester van Scherpenzeel een feit. Van Leusen stond bekend als een kritisch man en voor de aannemers die hij namens het landgoed inschakelde geen makkelijke opdrachtgever. Van Leusen was breed onderlegd ook op het gebied van het landschap. Zo schreef hij o.a. over het Scherpenzeelse landschap in de V.V.V. gids uit 1935.
Ook de economische kant van het landschapsbeheer was aan hem besteed. Zo was Van Leusen de drijfveer achter de aanleg van de proeftuin (eerst fruit, daarna ook groente) en van de Scherpenzeelse tuinbouwvereniging Horticultura, opgericht rond 1916. Daarnaast had hij diverse nevenfuncties, waaronder voorzitter van de Raad van Toezicht van de Coöperatieve Boerenleenbank in Woudenberg (tot 1949) en penningmeester van de Fruit‐ en Groenteveiling van Amersfoort en Omstreken.
Van Leusen blijft rentmeester tot hij, in verband met zijn pensionering, zijn ontslag indient op 1 april 1947.
1947‐ 1973: Jan Houterman
Van Leusen wordt in 1947 opgevolgd door J.M. (Jan) Houterman (geb.1905‐ov.1993). Ook Houterman is een echte professional. Bij zijn sollicitatie schrijft voorganger Van Leusen aan freule Van Citters: ‘De ambtenaar van de Heidemaatschappij uit Ede is naar mijn oordeel een flinke resolute persoonlijkheid en over het algemeen zijn de ambtenaren van de Heidemij geschikte menschen om mee om te gaan.’ (zelf had van Leusen ook bij de Heidemij gewerkt!, maar dit terzijde red.).
Houterman werkte voordat hij naar Scherpenzeel kwam, twintig jaar bij de Heidemij, o.a. ook in Brabant en Zeeland (waar hij in Serooskerke op Walcheren geboren is).
Houterman professionaliseert het landgoedbeheer verder. Hij was elke woensdagmorgen op kantoor in Scherpenzeel om de pachters te woord te staan. Dat kantoor was lange tijd het gevestigd in het Koetshuis. Houterman woonde aan de Vlieterweg, daar waar nu Henk en Thea van der Hoeff wonen. Naast zijn werkzaamheden voor het Landgoed had Houterman diverse werk‐gerelateerde (bestuurs)functies. Deze functies waren onder meer: watergraaf/voorzitter van het waterschap Lunterse Beek, lid van het bestuur van de Coöperatieve Boerenleenbank in Woudenberg, voorzitter van het bestuur van de Lagere Landbouwschool te Woudenberg, vicevoorzitter van de afdeling Woudenberg van het Utrechts Landbouwgenootschap en
directeur van de N.V. Veluwse Grondmaatschappij. Houterman blijft rentmeester tot aan zijn pensioen in 1973.
1973‐ heden ’t Schoutenhuis
In 1973 gaat het beheer over naar rentmeesters kantoor ’t Schoutenhuis in Woudenberg. Tot op heden levert dit kantoor de rentmeester.
Schoutenhuis Voorstraat Woudenberg
Op dit moment gebeurt dat in de persoon van G.G. van Sijpveld. Eén van zijn voorgangers was H.J. Doude van Troostwijk.
4 Het personeel van het Landgoed
Het Landgoed zorgde ook voor werkgelegenheid. Zowel ‘binnen als ‘buiten’ moest er van alles gebeuren en onderhouden worden. En zeker niet onbelangrijk: het toezicht op de jacht en het tegengaan van stropen. Hiervan zijn helaas geen archiefoverzichten van gevonden. We moeten het dus hebben van de uitgave ‘Verhalen van Scherpenzeel‘, diverse ‘mondelinge bronnen’ en van nazaten die gelukkig nog in ruime mate in Scherpenzeel te vinden zijn. We beperken ons tot de jachtopzieners en de buitendienst want van het ‘binnen personeel’ (dienstboden, keuken, koetsier e.d.) heb ik niet veel gevonden.
Om maar te beginnen bij de jachtopzieners/veldwachters die soms ook koddebeiers genoemd werden. Het jachtrecht was misschien wel het meest belangrijke recht in de ogen van menig grondbezitter. Op de plaats waar al eerder een gebouwtje voor de jacht had gestaan (in ieder geval een kennel voor de jachthonden) werd daarom in 1865 door Herman Royaards een nieuwe dienstwoning gebouwd voor de jachtopziener.
Het Koepeltje
We hebben het hier over ‘het koepeltje’, ook wel het ‘jagershuis’ genoemd. Het is gebouwd in een sierlijke neogotische stijl met een halfronde veranda met een grote luifel die dienst deed als theekoepel voor de familie. Hier woonden de Jachtopzieners die bij de Royaardsen in dienst waren.
Hier kom ik tot mijn verrassing als eerste naam Gerrit van de Peut tegen. Hè, denk je dan, Gerrit van de Peut was toch voorzitter van Valleivogels. Maar het klopt toch want ik lees: “de
(toenmalige) jachtopziener die op het koepeltje woonde (Gerrit van de Peut) kreeg in 1899 een nieuw onderkomen aan de Barneveldsestraat”.
Barneveldseweg 2 uit 1899
En dat klopt, want ik weet dat op die boerderij op de gevel nog steeds 1899 staat. Kortom: we hebben het over de opa van ‘onze’ voorzitter Gerrit v.d. Peut, ( geb./ged. Scherpenzeel 02/26‐ 02‐1860, onbezoldigd rijksveldwachter, jachtopziener, ov. Scherpenzeel 13‐04‐1924).
Op dit moment woont er nog steeds een Gert v.d. Peut (zoon van / 4e generatie) aan de Barneveldseweg. Omdat deze informatie nieuw voor me was heb ik het voor de zekerheid nog even gecheckt bij mevr. Leida v.d. Peut. Zij vertelt dat zij uit de mondelinge overlevering had begrepen dat de opa van Gerrit graag Jachtopziener wilde worden maar dat niet kon worden, omdat hij betrapt was op stropen!! Blijkbaar is het later toch goed gekomen onder het motto ‘boeven vang je met (ex)boeven’.
Voorzitter Valleivogels Gerrit van de Peut
Dit doet me dan weer denken aan voorzitter Gerrit van Valleivogels met zijn konijnen op het hoofdveld in het Enge Bos. De konijnenplaag was daar op een gegeven moment zo groot
dat hij in een hoek van het veld gaas neerzette. ‘s Avonds ging hij met zijn VW‐busje met de verlichting uit ernaartoe. Hij zette vervolgens ineens het grote licht aan en alle konijnen vluchtten in paniek de hoek met het gaas in. Vervolgens kon je ze zo… (vul zelf maar in). Aan ons
‐jeugdspelers met toen nog tere zieltjes‐ vertelde hij dat hij ze dan zo kon pakken en dan in een kist stopte waarin ook de kippen gingen als die gevangen moesten worden.
De konijnen nam hij mee en liet ze elders los. Ja, ja denk je dan achteraf, het zou waar kunnen zijn… maar niet erg waarschijnlijk. Achteraf schiet me ook nog te binnen dat onze voorzitter ook altijd in de weer was met buksen, b.v. als prijs bij het rad van avontuur en hij was een ook een fervent prijzenschieter op de bazaar. En dan altijd wachten tot het laatst. Dan even kijken of iemand hem in punten voorbij was en zo ja, nogmaals schieten net zo lang tot de koppositie weer bereikt was. De 1e prijs was dan toch voor hem en meestal was dat, u raadt het al, een buks. Hiermee valt alles op zijn plek. Het zit blijkbaar gewoon in de genen.
De tweede naam die ik tegenkom op het Koepeltje is Andries Minnen (geb. 1883‐ ov 1934). Hij werd jachtopziener in 1916. Hij woonde daar met een groot gezin en als bijzonderheid wordt nog vermeld dat Andries Minnen, als de dochters van burgemeester Anton Royaards gingen zwemmen, hij op verzoek van de burgemeester hoogstpersoonlijk in de gaten hield dat de jongens uit het dorp zich niet liepen te ‘vergapen’ aan de meisjes Royaards.
Het gezin Minnen voor het Koepeltje
De derde bewoner van het koepeltje die ik aantref is
Dirk Arpink (geb.1902‐ov. 1983). Hij was van 1935‐1947
jachtopziener. In 1947 emigreerde hij met zijn gezin naar Canada. Zijn levensverhaal is beschreven in ons Verenigingsblad (2012 en 2013).
De jeugdige Dorrestijn
De vierde naam op het Koepeltje is Dirk Dorrestijn (geb.1906‐ ov.1972) afkomstig uit Driebergen waar hij de jachtvelden van kasteel Sterkenburg bewaakte.
In 1946 kwam hij in dienst in Scherpenzeel, eerst nog als 2e jachtopziener naast Arpink maar al vanaf 1947 als 1e jachtopziener. Na het vertrek van Arpink gaat het gezin Dorrestijn op de Koepel wonen. In januari 1963 wordt in de Scherpenzeelse krant melding gemaakt van het 25‐jarig jachtopzienersjubileum van Dirk Dorrestijn, waarvan 17 jaar in Scherpenzeel. Na Dorrestijn woont er geen jachtopziener meer op het Koepeltje.
25 jaar jachtopziener
Dorrestijn met hond en geweer 29
Het jachtrecht op het Landgoed werd niet alleen uitgeoefend door de eigenaren maar ook door andere jachthouders die de rechten pachtten van de eigenaren. Deze jachthouders hadden dan weer eigen jachtopzieners in dienst.
Van mevr. Meta Daniëls kreeg ik de volgende informatie: “al sinds het overlijden van Anton Royaards in 1932, is de familie van Beuningen jachthouder geworden op het gedeelte van het landgoed dat eigendom is van familie Van Citters/Patijn. Toen Dorrestijn jachtopziener was bij de ‘Royaardsfamilie’, was Gijs van Ginkel jachtopziener bij de familie van Beuningen.
Mevr. Meta Daniëls bij presentatie van het boek ‘Verhalen van Scherpenzeel’ in 2013
Op Het Hek in Leersum was toen Arie v.d. Dikkenberg in dienst van de fam. Van Beuningen. Gijs van Ginkel en Arie v.d. Dikkenberg werden opgevolgd door Henk van Beek voor al de jachtvelden van Van Beuningen. Henk van Beek is weer is opgevolgd door Jan Dirk Pater. Pater is er tot op heden en voert samen met Marinus van Doleweerd het jachttoezicht voor het gehele landgoed.”
We noteren dus de namen van Gijs van Ginkel, Arie v.d. Dikkenberg, Henk van Beek, Jan Dirk Pater, en Marinus van Doleweerd.
Gijs van Ginkel (1930‐1994) is geboren op Kolfschoten. Over hem is veel bekend. Onder het pseudoniem de ‘Valleischut’ heeft hij veel over zijn belevenissen geschreven in het blad ‘de Nederlandse Jager’. Ook op de website van de ‘Veluwenaar’ zijn verhalen over zijn avonturen te vinden. Gijs (bijnaam Gijs Knip) trad in 1956 als jachtopziener in dienst van de fam. Van Beuningen nadat hij had vernomen dat Jachtopziener A. de Keizer (zijn voorganger dus) ging emigreren naar Amerika. Het dienstverband duurde 10 jaar en over één van zijn avonturen lezen we:
“De stroper stond perplex en deed geen moeite om weg te hollen, ik had hem trouwens herkend als de eigenaar, althans grondgebruiker van de boomgaard. Toen hij wat bij zijn positieven kwam had hij nogal wat argumenten, zoals schade aan zijn fruitbomen en rijkelui die zo nodig jagen moesten en dat hij in Indië gevochten had en dat daar wel andere dingen gebeurden als een ree strikken. Maar hij was toch zo eerlijk, toen ik beide reeën‐strikken losmaakte om ze in beslag te nemen, om te vertellen dat er nog een derde strik stond buiten de boomgaard in een
houtwal. En inderdaad stond op de aangeduide plaats boven een reewissel nog een vangklaar opgesteld reeën‐strik. Met een opgelucht gevoel ging ik naar huis.
Al spoedig ging het gerucht door de kleine gemeenschap van ons dorp dat er een stroper gepakt was. Een ieder leefde toen nog mee met het wel en wee van een ander, al was het maar uit leedvermaak. Zo was dat gerucht ook doorgedrongen tot de geestelijkheid van onze
conservatieve orthodoxe gemeenschap. Gijs van Ginkel met zoon Aalbert voor het
Koetshuis
Enkele weken later preekte op een zondag de dominee over het achtste gebod(Gij zult niet stelen). Onder het gloeiend betoog van zijn prediking over dit achtste gebod wees de dominee met zijn hand de stroper aan, die als trouwe kerkganger ook onder zijn gehoor zat en zei met verheffing van zijn stem: “En stropen is ook stelen!”
Alle kerkgangers zaten gniffelend te kijken naar de stroper die met een rode kop niet wist waar hij het zoeken moest. Dit was voor hem de straf van Boven(De aardse straf van de rechter viel wel mee, die kon volledig meevoelen met een fruitkweker, die schade van wild had en strafte met een vrij geringe geldboete).”
Winters zicht op Koetshuis
In 1966 werd hij aangenomen bij de veldpolitie, een onderdeel van de Rijkspolitie. De familie Van Ginkel woonde twintig jaar in het Koetshuis en later vanaf 1978 in het Poorthuis (Dorpsstraat 186). Bij zijn afscheid van de Veldpolitie in 1990 kreeg hij een koninklijke onderscheiding.
A.(Adrianus) de Keizer (1922‐2007, woonde op de Lindenlaan) was dus de voorganger van Gijs van Ginkel bij van Beuningen. Hij trouwt in 1950 met Elisabeth van Setten
Elisabeth van Setten, geb. Scherpenzeel 14‐07‐1928, tr. Scherpenzeel 26‐07‐1950 Adrianus de Keizer, geb. De Werken en Sleeuwijk 1922, jachtopziener, zn. van Jacobus de Keiz‐er en Adriana Groenveld.
Over hem heb ik verder niet veel kunnen vinden. Hij is in 2007 overleden in Werkendam. Teruggekeerd uit Amerika? Tevens wordt vermeld dat aan hem op 30 augustus 1948 het Verzetsherdenkingskruis is toegekend.
Arie van den Dikkenberg (1901‐1980) was jachtopziener op ‘Het Hek’ in dienst van Van Beuningen. Gòh denk je dan, dat is vast de opa van o.a. Arie (weer een Arie), Hans, Gert en Arjan v.d. Dikkenberg. Allemaal bekende Valleivogelnamen. Nooit geweten, zo leer je nog eens wat. Over ‘kleinzoon’ Arie wil ik dan nog vermelden dat deze altijd keihard werkende en sleurende voetballer is ‘geëmigreerd’, helemaal naar Bunschoten‐Spakenburg. Zijn zoon Jeffrey viert daar nu op hoog niveau triomfen bij vv Eemdijk, een goed exportproduct dus. Mooi bedacht allemaal, maar helaas het bleek net niet helemaal te kloppen. De jachtopziener Arie was een neef van de vader van onze Dikkenbergen. Gelukkig wel familie.
Henk van Beek was de opvolger van Gijs van Ginkel en Arie van den Dikkenberg voor alle jachtvelden van Van Beuningen. Henk heeft gewoond in de Marktstraat (iets voorbij de Kromme). Hij was naast jachtopziener bij de boeren ook heel bekend als veeverloskundige en een hele goeie ‘klauwen‐kluver’ (zoals Wuf van Ginkel deze ‘monstere’ kerel noemde).
Bekappen is een methode om hoeven/klauwen van dieren te verzorgen, omdat ze bij de afwezigheid van voldoende natuurlijke slijtage te veel uitgroeien. (wikipedia)
Jan Koudijs en baron Gevers
Henk van Beek is weer is opgevolgd door Jan Dirk Pater. Pater is er tot op heden en voert samen met Marinus van Doleweerd het jachttoezicht voor het gehele landgoed’.
Hè, Hè we zijn er dacht ik, totdat ik de naam Jan Koudijs (1908‐1994) tegenkwam. Hij woonde aan de Voskuilerweg. Jan Koudijs was in dienst bij baron Gevers, ook een jachthouder. Jan Koudijs is ook bekend als 1e voorzitter van de Floraliavereniging die in 1958 werd opgericht en elk jaar de bloemententoonstelling in de eierhal organiseerde. Ook was hij actief bij de muziekvereniging en de schietvereniging. De vader van Jan was Antonie (Ton) Koudijs. Hij werkte in de ‘buitendienst’.
Als laatste (dacht ik) werd ook nog genoemd Roel van Drie (woonde op het Oosteinde en trok regelmatig op met Dorrestijn) en als allerlaatste kwam ik op een oude foto Breunis van Wolfswinkel tegen (1876‐1946). Hij woonde aan de toen nog onverharde Barneveldseweg.
Tot zover de jachtopzieners en boswachters. We gaan over op de buitendienst.
De Buitendienst
Ook hiervan is in de archieven geen echt overzicht gevonden. Dat wordt moeilijk denk je dan. Maar wat blijkt? Je moet gewoon regelmatig naar de kringen rond Valleivogels gaan of gewoon rechtstreeks naar de kantine. En dat doe ik toch al met enige regelmaat. Vervolgens moet je goed je oren te luisteren leggen en dan kom je ondanks m’n tegenwoordig iets minder goeie oren van alles te weten over van alles en nog wat. Zo heel moeilijk was het nou dus ook weer niet. Dus van horen zeggen van o.a….Dik van Veldhuizen, Gerrit van Veldhuizen, Leida v.d. Peut, Gert van Ee, Wuf van Ginkel, Aart van Ginkel, Dirk Dorrestijn, Gert Dorrestijn, Gert van den Dikkenberg, Evert van Essen, Gerdien van de Vliert, Henk v.d. Hoeff, Gerbert Koudijs (en zijn nicht Joke), dr.google en linkedin…kom ik tot het volgende overzicht, waarbij we voor de afwisseling eens een keertje van het heden naar het verleden gaan.
Op dit moment wordt sinds 1 januari 2023 het beheer van het Landgoed gedaan door Willem Horst, afkomstig van Staatsbosbeheer. Hij volgt Govert Bos op die deze functie ruim 20 jaar bekleedde. Tegenwoordig wordt het beheer op een moderne manier uitgevoerd, d.w.z. door 1 fulltime medewerker, aangevuld met vrijwilligers (elke woensdag om 09.00 uur verzamelen bij de schaapskooi aan de Vlieterweg). Daarnaast worden allerlei voorkomende werkzaamheden uitbesteed/aanbesteed.
Jan van Veldhuizen met echtgenote en oudste zoon Aart en verloofde
Hun voorgangers hadden het ‐in ieder geval‐ fysiek aanzienlijk zwaarder. Zij deden werkelijk van alles en nog wat, en alles zelf. Van hakken, zagen en graven in het bos tot sloten opschonen, reparaties bij de boeren enz. enz. enz.
De namen die ik dan als eerste tegenkom zijn Jan van Veldhuizen, Gert van Essen en Aart van Veldhuizen.
Jan van Veldhuizen (1908‐1973) is de vader van Aart, Gerrit en Dick van Veldhuizen, alle drie rasvogels. Zo is Dick 20 jaar leider geweest van Valleivogels 1, en kleinzoon Gerald speler van het 1e. Jan en Jan (van Aart en Dick) jarenlang leider/trainer bij de jeugd en Jan van Aart nu nog consul van de velden voor de gemeente. Inmiddels zie ik alweer een achterkleinzoon rondhuppelen bij de JO13‐1 en het kan goed zijn dat ik hier en daar wat over het hoofd zie.
Gerrit (Gert) van Essen (1923‐2006) behoeft nauwelijks toelichting. In gedachten zien heel veel ‐wat oudere‐ Scherpenzelers hem nog steeds vegen rond de kerk. Gerrit was namelijk ook koster van de Grote Kerk. Hij heeft heel veel rondjes rond de kerk gemaakt en zijn vrouw heeft heel veel kopjes koffie geschonken in Philalethes.
Jan van Veldhuizen en Gert van Essen hebben veel samengewerkt. Van de vele bijzondere werkzaamheden die ze samen hebben uitgevoerd sprong voor mij de aanleg van de klinkerweg vanaf de provinciale weg (N224) tot aan Groot Wolfswinkel er nog het meeste uit.
Gert van Essen op latere leeftijd veegt nog steeds
Dat deden ze gewoon, wat een takkeneind. Dat weggetje ‐met hele mooie, oude/dure klinkers‐ mag wat mij betreft op de monumentenlijst/cultureel erfgoed gezet
worden. In Vlaanderen hebben ze dat met tal van kasseien‐weggetjes ook gedaan.
Door zoon Evert werd ik ook nog gewezen op de leuning van het houten bruggetje over de oude beek bij het Koepeltje: “eigenhandig door mijn vader gemaakt”.
Op dit moment lopen er zo’n 20 kinderen, klein‐ en achterkleinkinderen regelmatig op de Bree West rond.
De klinkerweg naar Groot Wolfswinkel
Houten brug bij Koepeltje
Kortom, Gerrit en zijn vrouw Everdina Legemaat hebben hun leven lang in alle opzichten veel en goed werk gedaan. Gerrit is hiervoor in 1987 koninklijk onderscheiden.
Koninklijke Onderscheiding Gert van Essen
En wat me ook nog opvalt is dat zoon Henk op dit moment hulpkoster is bij de Grote Kerk en bij de Buitendienst van de gemeente Scherpenzeel zie ik regelmatig een autootje rondrijden met daarin Ron van Essen (kleinzoon van Gert) en Jan van Veldhuizen (kleinzoon van Jan) en als je onverhoopt naar Lambalgen moet om te condoleren is er een grote kans dat de koffie ingeschonken wordt door dochter Gerrie en schoondochter Ank. Er verandert veel, maar gelukkig niet alles. Zit het in het DNA of is het gewoon de appel die niet ver van de boom valt?
Aart van Veldhuizen (1926‐1974) was een neef (oomzegger) van Jan van Veldhuizen en werd ook wel ‘rooie Aart’ genoemd.
Van hem is bekend dat hij in Indië is geweest (zie verenigingsblad okt 2017), dat hij in 1955 in het kampioenselftal van het 1e van de zaterdag van vv Scherpenzeel speelde, dat hij lang scheidsrechter is geweest en dat hij er niet in tufte.
Een andere naam die ik tegenkom in Scherpenzeel‐ Dorp is Elbert van der Klift (1910‐1968). Hij was huismeester en ‘tuinbaas’ en woonde met zijn gezin in het Poorthuis voordat Gijs van Ginkel er ging wonen.
Even dacht ik dat ik er al bijna was maar dan word je gewezen op een artikel in het Verenigingsblad (2000‐ 1 Martin Wigtman) over Lambalgen en daarin lees ik:
“Wanneer je zo door dat pakweg 170 jaar oude bos loopt, denk je onwillekeurig aan de planters van bomen en struiken, aan mensen die de paden
Aart als voetballer Aart als Indiëganger
Het Poorthuis
bijstaken en harkten of dode bomen opruimden. Aan de arbeiders in het bos en op de landerijen die erbij hoorden: de heer Vos die bij de brug woonde; Hazeleger, in de Hut; G. van Essen, de koster van de grote kerk. Aan Koudijs, de bosbaas; J. v.d. Broek uit de Proeftuin en aan Frans van Gent, die nu samen met Herman Gerritsen allerlei werkzaamheden uitvoert om het landgoed in goede staat van onderhoud te houden”.
Behalve de al bekende namen levert dit op: Jan Hazeleger, die in de dienstwoning de ‘Hut’ woonde op de hoek Broekerweg/Oudenhorsterlaan voordat Frans van Gent daar ging wonen.
Frans van Gent werkte weer veel samen met Herman Gerritsen. Verder voegen we Jan v.d. Broek (uit de Proeftuin), de heer Vos (die bij de brug woonde) (red. welke brug?) en bosbaas Koudijs op. Uit navraag blijkt dat dit Antonie (Ton) Koudijs is, de vader van Jan Koudijs, de jachtopziener. Ton Koudijs woonde op de Stationsweg nr. 332, waar later zijn andere zoon Teus(je) woonde en binnenkort kleinzoon Gerbert Koudijs.
De Hut of Boshut op de hoek Broekerlaan/Oudenhorsterweg
‘eerste’ steen Stationsweg 332
Stationsweg 332
Dit huis wordt op dit moment verbouwd. De ‘eerste’ steen voor deze verbouwing is onlangs gezet. Een opmaat voor de 4e generatie in de toekomst?
Tot slot nog de volgende namen die ik heb gehoord : Willem Wernsen (van Walderveen, kon goed orgel spelen), Toon ter Burg (Toon Bal), Driekus Pater (uit Barneveld), Mees Groeneveld (Rooie Mees, daggelder op Ebbenhorst, gruwelijk sterk en ook een ‘monstere’ vent) en Basje Vermeulen (Basje Tuut). Waarschijnlijk waren deze niet
(allemaal) in dienst maar werden ze bij gelegenheid ingehuurd als daggelder, de voorlopers van de zzp’ers van tegenwoordig, zeg maar.
Ongetwijfeld zijn er namen vergeten, maar hier laat ik het maar even bij.
- De toekomst van het Landgoed
Als we het lijstje van afbeelding 5 er nog eens bij pakken en vervolgens wat gaan rondfietsen, gaan rondvragen (G.G. van Sijpveld) en wat googelen dan is de conclusie dat er best veel veranderd is, want dit heb ik allemaal gezien, gehoord en gelezen:
- De Steeg*: Stond in 2015 al genoteerd als verkocht. Het melkveebedrijf van Ravenhorst is omgebouwd tot een mix van een duurzaam melkveebedrijf met professionele verblijfsrecreatie. Het bakhuis werd in 2002 omgebouwd naar groepsaccommodatie De Boerenstee. In 2007 werden de Liniehutten gerealiseerd en enkele jaren later werd ook Hofstede Hooybroeck ingericht als groepsverblijf en vergaderlocatie. Alles wordt verhuurd onder de vlag De Boerenstee. Ook de Moriahoeve en Dorcas zijn daar gerealiseerd.
- De Zevenmorgen* Stond in 2015 ook al genoteerd als verkocht. Dit melkveebedrijf heeft de vleugels fors uitgeslagen. Op de Zevenmorgen zelf is het melkveebedrijf gevestigd met veel aandacht voor dierenwelzijn, milieu en energiebesparing. Zo wordt er zelf zonne‐energie geproduceerd en in 2018 heeft familie De Greef een biogasinstallatie in gebruik genomen. Hier wordt eigen mest en overige restproducten vergist tot duurzame groen energie. Sinds het najaar van 2021 levert het melkveebedrijf biologische melk.
- Het Hek* Ook het Hek stond in 2015 al genoteerd als verkocht. Is nog wel agrarisch.
- Breehoef *: Opstal verkocht, is nu een zorgboerderij.
- Het Vliet*: Opstal verkocht, heeft nu een woonfunctie. De boerderij is grondig verbouwd/ gerestaureerd en er zijn 4 woningen bijgebouwd (ruimte voor ruimte).
- Het Eerste Broek*: Opstal verkocht, nog wel agrarisch + Bed en Breakfast;
- Het Dorp*: Opstal verkocht. Is nu een woon‐zorgproject (‘beschermd wonen’) van Woonstede en wordt gehuurd door de Stichting Parousie. Het agrarische bedrijf is verhuisd naar Groot Lambalgen
- Groot Ruwinkel*: Opstal verkocht. Toen de hoeve Groot Ruwinkel in 2000 vrij van pacht kwam, is daar door de Stichting Abrona uit Huis ter Heide een woon‐ zorgcentrum opgezet. Sinds 2005 wonen en werken er 24 mensen met een verstandelijke beperking in een nieuw gebouw, dat Abrona daar heeft gebouwd. De Stichting Abrona betaalt erfpacht aan het landgoed.
- Nieuw Breeschoten: Opstal verkocht. Heeft nu woonfunctie. In kader van ‘ruimte voor ruimte’ zijn er naast de voormalige boerderij 2 woningen extra gerealiseerd. Als tegenhanger is de natuur op Breeschoten versterkt met ca. 5 ha natuurlijk grasland en poelen. ‐Dashorst: Opstal verkocht. Ook Dashorst heeft geen agrarische functie meer. De boerderij is grondig verbouwd/gerestaureerd. Ook hier zijn/worden in kader van ‘ruimte voor ruimte’ een viertal woningen bijgebouwd.
- Veenschoten*: Opstal verkocht. Op Veenschoten is nu Rozenbottelkwekerij ‘de Pol’ gevestigd.
- Klein Orel: Agrarische functie is recent gestopt, geen opvolger. Het vervolg is nog onbekend.
- Groot Wolfswinkel: Agrarische functie is beëindigd. Geen opvolger. Het vervolg is nog onbekend.
‐’t Zwaantje*: Opstal verkocht, nog wel agrarisch. - De Oliemolen: Geen agrarische functie meer. Is een vakantiewoning van de familie. Niet verkocht.
- Landgoed Lambalgen: Geen agrarische functie. Op de plek van het landhuis Lambalgen is na de grote brand een vakantiewoning/2e woning gerealiseerd. Geen agrarische functie, niet verkocht.
Van het lijstje uit 2015 (afb. 2) worden op dit moment alleen nog Oud Willaer, De Roffelaar, Groot Schaik, Ebbenhorst, Groot Orel, Langelaar, Groot Lambalgen en De Eshof op de traditionele manier verpacht, dus zowel de boerderij als de grond.
Als we dit op ons in laten werken dan is de trend duidelijk. Het aantal ‘traditionele’ pachtboerderijen is sterk afgenomen. Daarvoor in de plaats zijn andere functies gekomen, zoals wonen, zorg, recreatie en het opwekken van duurzame energie. Soms wordt dit nog gecombineerd met het boerenbedrijf, soms ook niet. Verder is het aantal sterretjes (*) fors toegenomen d.w.z. dat de opstallen (de boerderij/de hoeve) verkocht zijn maar de grond ‐voor het overgrote deel‐ niet.
Dit geeft meteen een eerste inzicht in het huidige, maar zeker ook het toekomstige ‘verdienmodel’ van het Landgoed: wel de agrarische gronden blijven verpachten, want die zijn nog steeds in trek, maar niet meer de opstallen. De grond onder de opstallen wordt uitgegeven in erfpacht, de opstallen krijgen een nieuwe eigenaar. Dit kunnen andere functies zijn (zoals die al zijn genoemd) maar wellicht in de nabije toekomst ook weer agrarisch in de vorm van biologische, natuur‐inclusieve, duurzame of ‘hoe ze ook mogen heten’ boeren.
Welkom op Landgoed Scherpenzeel
Ik lees tenminste in de Scherpenzeelse krant ergens in januari jl. dat de Regio Foodvalley inzet op ‘500 Duurzame boerderijen in 2030’ en hiervoor ook geld beschikbaar willen stellen.
Voordeel van deze werkwijze is de kostenbesparing op het onderhoud en het beheer van de gebouwen. Die zijn dan volledig voor de eigenaren van die gebouwen en niet meer voor het landgoed. De vraag is dan natuurlijk of de inkomsten uit de pacht van agrarische grond en de erfpacht (van de grond onder de opstallen) voldoende zullen zijn om het landgoed ‐ inclusief de
niet verpachte natuurgebieden‐ in stand te houden. Natuurbeheer en zeker verbetering daarvan is geen geringe opgave. De opbrengsten van de niet agrarische gronden (bos, water, heide e.d.) zijn gering. De verkoop van hout en wat jachtrechten zijn bij lange na niet voldoende, zeker niet als we de natuur ook nog willen verbeteren.
Gelukkig zijn er een aantal aanvullende inkomstenbronnen beschikbaar zoals de recreatietoeslag (tegenwoordig SNL) die wordt gegeven voor het openstellen van een landgoed voor wandelaars en fietsers en eenmalige subsidies voor het realiseren van natuurdoelen (b.v. het versterken van de natuur op Breeschoten‐Groot Wolfswinkel) en de ‘Ruimte voor Ruimte’ regeling. Daarnaast wordt aan kostenbesparing gedaan. Waar vroeger gewerkt met eigen personeel is er nu nog 1 fulltime medewerker in dienst. De rest wordt gedaan met vrijwilligers en ad hoc inhuur voor speciale klussen.
Tot slot hebben we dan nog de (grote) fiscale voordelen van een Landgoed. Het Landgoed Scherpenzeel voldoet aan de eisen die gesteld worden in de Natuurwet van 1928! Heel in het kort komt het er op neer dat het Landgoed een origineel en historisch karakter heeft met minimaal 30 % aan natuurschoon, zoals houtopstanden, bos, natuurterrein, vennetjes etc. en ook voldoet aan een aantal andere voorwaarden. De belastingvoordelen betreffen met name vrijstellingen op het gebied van erf‐/schenkbelasting, successierechten, overdrachtsbelasting, OZB en vermogensrendementsheffing. Geen geringe voordelen. En als allerlaatste moeten we bedenken dat grond weliswaar geen hoog jaarlijks rendement opbrengt maar wel vermogen op lange termijn oplevert. Elke boer weet dat en het geldt ook voor het Landgoed.
Ik hoop dan maar dat dit alles bij elkaar voldoende is voor de eigenaren achter de Stichting Landgoed Scherpenzeel om ‘ons’ mooie landgoed als één geheel bij elkaar te houden. Ik heb nooit anders gedacht dan ‘dat het nooit voorbij zou gaan’. Laat Wim Sonneveld nu eens een keer geen gelijk krijgen. Hier laat ik het maar bij en zou bijna zeggen ‘amen’.
Met de vriendelijke groeten,
Hans van den Ham
Bronnen:
– Landgoed Scherpenzeel, een geschiedenis van beheer en exploitatie (1854‐1956), Ing.
N.M. (Nienke) Welle, 2015
– Verhalen van Scherpenzeel, Meta Daniëls, Nienke Welle, Ruud Paesie, Ileen Montijn, Huibert Schijf en Ronald Immerseel, 2013.
– Uitgewerkte genealogieën van Henk van Woudenberg
– Website Oud‐Scherpenzeel
– Google en linked‐in
– Mondeling van mensen die ik gesproken.
Namen zijn in de tekst vermeld.
OUD EN NIEUW
Nieuwstraat
Henk van der Hoeff
Hier zien we een kijkje de Nieuwstraat in vanaf de Molenweg. De Nieuwstraat heeft een eigen geschiedenis. Vroeger heette deze straat de Knaapstraat, maar ook de naam Knopstraat werd gebruikt. De straat behoorde tot de gemeente Woudenberg. In 1960 vond een grenswijziging plaats en werd het een deel van Scherpenzeel. Rechts voor op de oude foto zien we een schuur uit 1916. Het was toen de eerste moderne melkstal voorzien van elektriciteit. Deze hoorde bij de boerderij die er voor stond aan de Molenweg/Holevoetplein. De schuur heeft de oorlog overleefd en diende later nog als autostalling voor o.a. gasten van de Witte Holevoet.