Hoofdstuk 1- Inleiding

De taal van onze omgeving wordt steeds minder gehoord. In het noorden, oosten en zuiden van Nederland wordt ook nog “op het schoolplein” dialect gesproken. Maar zeker in deze streken is het ongepast om dialect te spreken. Velen praten Nederlands als kenmerk van beschaving, om een bepaald kennisniveau aan te geven. Dialect wordt afgeschilderd als “plat” praten.

 

Toch wordt het dialect hiermee onrecht aangedaan. Het is een eeuwenoude “taal” die zich ontwikkelde. En die ontwikkeling hebben onze voorouders tot stand gebracht. Onbewust, maar het is een stukje van hun erfenis.


Natuurlijk het is belangrijk dat je goed Nederlands (dat in feite gevormd is uit de dialecten) kunt spreken en schrijven. Voor je baan is dat onontbeerlijk en ook voor gesprekken met mensen uit andere delen van ons land is het wel zo fatsoenlijk om verstaanbaar te zijn.

In dit boekje heb ik (geboren in 1966, opgegroeid op De Haar in Scherpenzeel) geprobeerd om de taal uit mijn omgeving vast te leggen in een aantal regeltjes. Alle (eigen)aardigheden die mij te binnen schoten heb ik op papier gezet. Maar over welke taal heb ik het dan? Het is de taal die ik thuis spreek. Een taal met allerlei invloeden van het Nederlands en van dialecten uit de buurt. Toch noem ik dit Scherpenzeels, hoewel ik me voor kan stellen dat velen het niet eens zijn met sommige woorden die ik opgeschreven heb. Zo ken ik het woord “fluit” wel, maar “fluut” niet. Het is best mogelijk dat er mensen zijn die “fluut” wel kennen, maar dat zal van persoon tot persoon verschillen. Dat geldt ook voor de uitspraak van “sch”. Ik heb dat nooit als “sj” gehoord, hoewel sommigen zeggen dat die in Scherpenzeel zo uitgesproken zou worden. (Meer dan 3000 jaar geleden kon zo’n verschilletje je het leven kosten, zie Richteren 12:1-6) Ik raad de lezer dan ook aan om die woorden of uitspraak waarmee hij of zij het niet eens is in dit boekje erbij te schrijven.

De lijn Amersfoort-Rhenen is een belangrijke scheidslijn tussen twee grote dialectgroepen. De Hollandse dialecten en de Oostelijke dialecten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het Scherpenzeels door beide beïnvloed is. Zo komen we bijvoorbeeld de Utrechtse à-klank tegen en de oostelijke “uu” i.p.v. “ui”. We zien ook dat streektalen lokaal nog veel verschil vertonen, afhankelijk van de spreker. Het boek “Het verhaal van een taal” van J. de Vries e.a. is interessant voor mensen die meer over de ontwikkeling van het standaard-Nederlands en de dialecten willen lezen.

Wat is het doel van dit boekje? Niet om iedereen in Scherpenzeel dialect te laten praten of schrijven. Wel om begrip voor de streektaal te vragen. En misschien wel om het een beetje te leren of eenvoudigweg wat door te bladeren. Het moet vooral een boekje zijn, met een glimlach van herkenning.

In elk hoofdstuk wordt een bepaalde klank met een bepaalde schrijfwijze behandeld. Die schrijfwijze is misschien wat apart, maar ik hoop dat de uitspraak zo wat beter tot zijn recht komt. In elk hoofdstuk staan ook voorbeelden om uit te spreken. Doe dit hardop en u zult zien dat het niet moeilijk is.

Over de schrijfwijze nog het volgende. Dit boek is geen wetenschappelijk werk. Het doel van de gekozen schrijfwijze is “zuivere” uitspraak. Hierbij wordt gebruik gemaakt van dakjes (^, accent circonflexe) en apostrofes (‘). In het Nederlands klinkt de “ee” in “meer” anders dan in “meel”. In het Scherpenzeels hebben “meer” en “mîl” wel dezelfde klank. In eerste instantie vond ik het beter ook “mîr” te schrijven, maar mensen die dat lazen, konden dat toch niet goed thuisbrengen. Omdat dit niet tot misverstanden ten aanzien van de uitspraak kon leiden, wordt hier dus de Nederlandse spelling aangehouden. Verder heb ik geprobeerd die Nederlandse spelling zoveel mogelijk te handhaven, maar soms was een andere schrijfwijze in verband met de uitspraak onvermijdelijk. Zie ook hoofdstuk 20.

Het voorlaatste hoofdstuk bevat wat bijzondere uitdrukkingen. Er bestaan er vast veel meer. Dus als de lezer er meer weet, laat ze niet verloren gaan, maar schrijf ze er dan bij.

Aan het eind staat een bijlage met teksten in het Scherpenzeels. Het is aardig deze hardop te lezen, waardoor ze volgens mij eenvoudiger te begrijpen zijn.

J. Dorrestijn

december 1998

 


 

Hoofdstuk 2 – ao

Waor haol je die schaol v’ndaon?

Veel woorden die in het Nederlands een dubbele aa hebben, krijgen een “verglijding” van de “aa”-klank naar een soort lange “ò”-klank. De “ao” komt in veel dialecten voort en is vrij bekend, hoewel die in het Nederlands ontbreekt. Om de klank te oefenen doet u uw mond open en probeert u gelijktijdig een lange “aa” en een lange “ò” te zeggen. Spreek de klank achter in de mond uit. Het Engelse woord “calmer” lijkt qua uitspraak veel op “kaomer” (kamer).

Spreek de volgende woorden uit:

raod (raad) raof (raaf) vlaog (vlaag) zaok (zaak)
paol (paal) saome (samen) kraon (kraan) aop (aap)
paor (paar) Paose (Pasen) laoter (later) fraoi (fraai)

Let op als het woord in het Nederlands op een “a” eindigt. Na de “ao” is dan soms een “j”-klank te horen, zoals bij: laoi (la) en slaoi (sla). Die “j”-klank is een restant van een oorspronkelijke “d”, zoals lade en salade.

Woorden als gao, slao en stao (ga, sla en sta) eindigen niet op op die “j”-klank.

 


 

Hoofdstuk 3 – â

Wât kân Jân hârd lâche

De woorden die in het Nederlands een korte “à”-klank hebben, moeten anders uitgesproken worden. De Nederlandse à wordt vóór in de mond gevormd. In het Scherpenzeels komt hij achter uit de mond met de mondhoeken wat verder uiteen. Het is de zogenaamde Utrechtse “à”. In de schrijftaal mag het dakje weggelaten worden, omdat er geen uitzonderingen zijn. Als er dus staat pan bedoelen we pân.

Spreek de volgende woorden uit:

krâb bâd stâf lâch dâg
dâk stâl kâm pân stâp
kâr krâs spât vâste kâlvere

 


 

Hoofdstuk 4 – aa

An die kaant was ’t aar’g waar’m

Zagen we in hoofdstuk twee dat de Nederlandse “aa”-klank omgevormd wordt tot “ao”, toch komt de “aa”-klank wel voor. Dat gebeurt in sommige gevallen vóór een “n” of een “r”.

Bij woorden waar na de “r” of “n” nog een medeklinker staat, is dit aan de orde. Let op, dat tussen de “r” en de opvolgende medeklinker vaak een korte “ù”-klank (aangegeven met ‘) zit. Zie verderop.

Spreek de volgende woorden uit:

(..erf) aar’f zwaar’ft haar’fst vaar’f
(..erg) aar’g baar’g
(..erk) staar’k waar’k kaar’k maar’k
(..erm) baar’m kaar’mt zwaar’m kaar’mes (kermis)
(..erp) schaar’p
(..ert) aart (erwt)
(..arf) laar’f
(..ark) haar’k aar’k vaar’kes
(..arm) aar’m waar’m daar’me (darmen)
(..arp) haar’p
(..orp) daar’p
(..org) maar’ge (morgen)
(..and) maand braand schaand laand
(..ans) kaans gaans
(..ant) kraant kaant plaant intr’saant

 


 

Hoofdstuk 5 – î

Mien kîl dee gemîn zeer

In het Nederlands kennen we deze lange “ì”-klank nog in de woorden waar “eer” in voorkomt. Bijvoorbeeld in beer, teer en eerder. In het Scherpenzeels kennen we die klank ook als er een “l” of een “n” op de plaats van de “r” staat. Het dakje (^) betekent dat de letter langer uitgesproken moet worden. Dat geldt ook voor de “ô” en de “eû” die nog komen.

Let op! Als er na de “l” nog een onbeklemtoonde “ù”-klank komt, verandert de î in een gewone “ee”-klank. Bijvoorbeeld:

în k’stîl – twee k’stele (1 kasteel, 2 kastelen)

’n hîl end – ’n hele tied (een heel eind, een hele tijd)

Schaar’pezîl – Schaar’pezeler (Scherpenzeel, Scherpenzeler)

Spreek de volgende woorden uit:

kîl mîl t’nîl (toneel)
gîl în bîn
stîn gemîn allîn (alleen)
beer keer lere

Let er bij de laatste regel op dat vóór een “r” in het Nederlands ook een lange “ì”-klank uitgesproken wordt en geen echte “ee”. Eigenlijk zou hier bîr, kîr en lîre geschreven moeten worden, maar om toch zoveel mogelijk aan te sluiten bij de Nederlandse spelling wordt geen “î” maar “ee” geschreven. Beide schrijfwijzen zijn echter mogelijk.

 


 

Hoofdstuk 6 – ô

D’r dreef brôd in de schône slôt

Als de “oo”-klank voor een d, i, l, n, r, s, t of aan het einde staat, klinkt hij net als de oo in het Nederlandse boor. Om bijvoorbeeld bôn uit te spreken, zeg dan “boor”, maar zeg op het laatst een “n” in plaats van een “r”.

Spreek de volgende woorden uit:

(..ood) brôd nôd rôd lôd
(..ool) kôl schôl zôl
(..oon) schôn bôn tôn lôn hôning
(..oos) kôs dôs weerdelôs (waardeloos)
(..oot) slôt schôt nôt
(..o) strooi

Let op: geen bôs maar boos. In plaats van boos wordt meestal vinn’g gezegd.

Onderstaande woorden klinken net als in het Nederlands

(..ooi) hooi mooi kooi dooi
(..oor) boor oor spoor koor

Let er hierbij ook weer op dat vóór een “r” en een “i” in het Nederlands ook een lange “ò”-klank uitgesproken wordt en geen echte “oo”. Eigenlijk zou hier strôi, hôi, môi, bôr, ôr enzovoort geschreven moeten worden, maar om toch zoveel mogelijk aan te sluiten bij de Nederlandse spelling wordt geen “ô” maar “oo” geschreven. Beide schrijfwijzen zijn echter mogelijk.

 


 

Hoofdstuk 7 ui wordtuu

Kees sluupt ’t huus uut

De “ui”-klank, zoals in het Nederlands, komt niet voor. Volgt na de “ui” een medeklinker, dan wordt het meestal een “uu”-klank als in vuur. Anders lijkt de “ui” op de Nedelandse klank, met het verschil dat de Nederlandse “ui” op een “w” lijkt te eindigen, terwijl de Scherpenzeelse “ui” op een “j” lijkt te eindigen. Dus geen fluiwt maar fluijt.

Spreek de volgende woorden uit:

duker ruug schuuf druuf tuun
thuus huus luuk vuul uul
pluum sluup kuup pluus ruut
uut beschuut

Let op: woorden op ..uid en fluit, spuit en kuit krijgen de bovengenoemde klank van de “ui”:

kruid fluit huid

Deze klank zit dus ook in:

bui rui ui krui buie klokgelui

 


 

Hoofdstuk 8

INHOUDSOPGAVE

 

Kiek, ’t ies liekt dun

De Nederlandse lange ij wordt in het Scherpenzeels meestal uitgesproken als “ie”. De korte ei wordt nooit “ie”.

De lange ij blijft “ij” als:

1 Hij aan het einde van een woord staat.
2 Hij gevolgd wordt door een klinker.
3 Hij gevolgd wordt door een “d”, behalve tied en wied.

Spreek de volgende woorden uit:

(..f) blieft drieft schrieft schief wrieft (maar: vijf)
(..g) kriegt riege (maar: hijgen)
(..k) liekt strieke diek (maar: rijk)
(..l) biel viel (maar: pijl en spijl)
(..m) riemt lieme sliem
(..n) pien schient knien (konijn) fien (van stof, leuk = fijn) *)
(..p) sliepe kniepe begriepe (maar: pijp)
(..s) liest wies ies riest (maar: prijs)
(..t) spiet sliete kriet (maar: smijte)

*) (maar: veel woorden van buitenlandse oorsprong houden de ij: kozijn, venijn)

 

Voorbeelden van het blijven staan van de “ij”

1 hij boerderij wij vrij (maar: jie)
2 rije snije glije (maar: wieje)
3 wedstrijd nijd (maar: wied en tied)

 


 

 

Hoofdstuk 9 – aa wordt ee of ei

’t Peerd zweit mit ze steert

Een aantal woorden dat in het Nederlands de klank “aar” bevat, wordt in enkele gevallen uitgesproken als î (Hoofdstuk 5)

Bij een handvol woorden wordt de “aa”-klank vervangen door een “ei”-klank

Spreek de volgende woorden uit:

peerd steert keers leers
veers meert weerd scheer (schaar)

(zie ook hoofdstuk 5, in plaats van “ee” mag ook “î” geschreven worden, zoals pîrd)

keis (kaas) geif (gaaf) greig (graag)
leig (laag) scheif (schaaf)

Dit is ook vaak het geval met de klank “aai”. Deze wordt “ei”.

Spreek de volgende woorden uit:

meie (maaien) dreie (draaien) weit (waait)
zweit (zwaait) zeie (zaaien)

 

 


 

Hoofdstuk 10 – i wordt ie

’t Kiend viel deur de wiend

In enkele gevallen wordt de “ì”-klank in het Nederlands een “ie”-klank in het Scherpenzeels.

Spreek de volgende woorden uit:

kiend (kind) wiend (wind) viendt (vindt)
lient (lint) kiep (kip) bliend (blind)
biende (binden) twientig (twintig) wienter (winter)

 


 

 

Hoofdstuk 11 –

Hij leûnde tege de greûne deur

In het Nederlands kennen we deze lange “eu”-klank nog in de woorden waar “eur” in voorkomt. Bijvoorbeeld in deur en geur. In het Scherpenzeels kennen we die klank ook als de volgende letter een “l” of een “n” is.

Spreek de volgende woorden uit:

(..eul) geûl beûl
(..eun) steûn leûne

Onderstaande woorden klinken net als in het Nederlands

(..eur) deur geur

Let er hierbij ook weer op dat vóór een “r” in het Nederlands ook een lange soort “ù”-klank uitgesproken wordt en geen echte “eu”. Eigenlijk zou hier deûr en geûr geschreven moeten worden, maar om toch zoveel mogelijk aan te sluiten bij de Nederlandse spelling wordt geen “eû” maar “eu” geschreven. Beide schrijfwijzen zijn echter mogelijk.

Een bijzonder geval:

greûn (groen) greûnte

 


 

Hoofdstuk 12 – oe of oo wordt eu

Hij streuide gleuiende as in de geut

Er zijn enkele woorden waarbij de Nederlandse “oei”- of “ooi”-klank klinkt als “ùj”. Deze klank kent het Nederlands niet. De klank lijkt op “eu”. Bij de “eu” lijkt het echter of de klank met een “w” eindigd, bij “eui” is dat een “j”

Spreek de volgende woorden uit:

bleuie (bloeien) meuite (moeite) streuie (strooien)
gleuiend (gloeiend) greuie (groeien) bemeuie (bemoeien)

Er is nog een aantal woorden, waarbij de “oe” of de “oo” in het Nederlands hier wordt vervangen door “eu”.

deur (door) veur (voor) geut (goot)
breur (broer) reure (roeren) zeuke (zoeken)
preuve (proeven) veule (voelen) vleuke (vloeken)
zeut (zoet)

Een apart geval is het Nederlandse “moe”:

meui of muui

 

 


Hoofdstuk 13– wegvallende d

Vissers houwe van goeie maoie

Een bekend verschijnsel (gedeeltelijk ook voorkomend in het Nederlands) is het soms wegvallen van de d als hij gevolgd wordt door een onbekemtoonde “e”.

Spreek de volgende worden uit:

raoie (raden) aoiem (adem) laoie (laden)
deje (deden) reje (reden) beneje (beneden)
wieje (wieden) bieje (bieden)
rôje (rode) lôje (loden) brôje (broden)
luie (luiden) kruie (kruiden) zuie (zuiden)
houwe (houden) kouwe (koude) gouwe (gouden)
hoeie (hoeden) bloeie (bloeden) goeie (goede)
breuie (broeden)

Let op de spelling:

De schrijfwijze van rôje, lôje, enzovoort is met dakje en niet als rooie en looie omdat ze van rôd, lôd, enzovoort afgeleid zijn. Wel bestaat hooie, enz. omdat dat van hooi afgeleid is.

Werkwoorden uit bovenstaand rijtje die in het Nederlands niet op een “t” eindigen, verliezen ook de “d”:

ik hou en hou jie, maar wel jie houdt en hij houdt.

(ik houd en houd jij, maar wel jij houdt en hij houdt)

ik lui en lui jie, maar wel jie luidt en hij luidt.

ik dee en jie dee en hij dee (ik deed, jij deed en hij deed).

 


 

Hoofdstuk 14 – medeklinkerscheiding

Van mel’k word je aar’g staar’k

Bepaalde opeenvolgende medeklinkers worden los na elkaar uitgesproken met een “ù”-klank ertussen. In het Nederlands komt dit ook voor. Hark wordt ook vaak uitgesproken als “harruk”. In het Nederlands zegt men dan meestal wel “harken”, maar in het Scherpenzeels blijft de “ù”-klank te horen: haarrukke oftewel haar’ke.

Het gaat om de volgende combinaties:

(boven de eerste letter, links de tweede)

l r
f el’f aar’f
g vol’g aar’g
k bal’k haar’k
m kal’m aar’m
p tul’p daar’p

Spreek die woorden uit en ook:

haar’ke kal’me vol’ge stor’me
el’ve baar’ge hel’pe schaar’ve

 


 

Hoofdstuk 15 – onbeklemtoonde klinker

De tillefôn ging zwat iedere m’nuut

De onbeklemtoonde klinkers, vaak in van oorsprong buitenlandse woorden, worden uitgesproken als een “ù” of “ì”. Dit laatste wanneer in het Nederlands een “ee”-klank hoorbaar is.

Spreek de volgende woorden uit:

m’joor
m’nuut
prissentaotie (presentatie)
tillevisie (televisie)
pr’feet
adv’kaot

Soms verdwijnt zelfs de “ù”-klank, als de twee door de ‘ gescheiden medeklinkers aaneen uitgesproken kunnen worden:

bl, br, fl, fr, gl, gr, kl, kn, kr, pl, pr, sl, sm, sn, sch, tr, vl, vr, zw

Spreek de volgende woorden uit:

grdien
zwat
gluk
trug
siegret
plitie
knien
asprientje

Let op dat dit verschijnsel zich niet voordoet bij de eerste van twee opeenvolgende onbekemtoonde lettergrepen.

Voor de spelling geldt:

Als in het Nederlands een onbeklemtoonde “e” staat, wordt deze in het Scherpenzeels niet vervangen door een ‘-teken.

Dus: tillefôn en niet til’fôn

De Nederlandse spelling wordt zoveel mogelijk gehandhaafd, zodat we b.v. geen plietsie, maar plitie krijgen.

 


 

Hoofdstuk 16 – voornaamwoorden

Als onderwerp:

Nederlands Scherpenzeels
beklemtoond onbeklemtoond
ik (loop) ik ‘k of k
jij jie je
hij hij of die ie of die
zij zij ze
wij wij we
jullie jullie jullie
zij hullie ze

Als lijdend of meewerkend voorwerp:

Nederlands Scherpenzeels
beklemtoond onbeklemtoond
mij (Kees riep mij) mien me
jou joe je
hem hum ‘m
haar heur d’r
ons ons ons
jullie jullie jullie
hen hun ze

Als bezittelijk voornaamwoord:

Nederlands Scherpenzeels
beklemtoond onbeklemtoond
mijn (fiets) mien me
jouw joe je
zijn hum ze ze
haar heur d’r
ons, onze ons, onze ons, onze
jullie jullie jullie, je
hun hun hun

 

 


Hoofdstuk 17 – verkleinwoorden

’n Bakkie mit nôtjes

Woorden die eindigen op een lettergreep met een korte klinker (à, è, ì, ò, ù) gevolgd door een ch, f, k of p krijgen als verkleinwoord de uitgang “ie” in plaats van “je”. Worden de klinkers gevolgd door een g, l, m, n of r, dan krijgen ze net als in het Nederlands de uitgang “etje”

Spreek de volgende woorden uit:

badje vosje katje weekje koopje
lachie hekkie happie stukkie
weggetje bonnetje karretje

Eindigt een woord op cht, ft, kt, pt of st dan valt de “t” weg bij verkleiningen:

Spreek de volgende woorden uit:

lucht luchie
bocht bochie
barst barsje
kast kasje
helft helfje
pr’dukt pr’dukkie
recept receppie

 


 

Hoofdstuk 18 – werkwoorden

De in het Nederlands geschreven uitgang ..en bij meervouden is in het Scherpenzeels ..e

Jie loopt Jullie lope

Bijzondere werkwoorden zijn:

Jie komt Jullie komme
Jie kwam Jullie kwamme Jie bin gekomme
Jie nam Jullie namme
Jie von Jullie vonne (vonden)
Jie ston Jullie stonne (stonden)
Jie wier Jullie wiere (werden)
Jie wul Jullie wulle (willen)
Jie wou Jullie wouwe (wilden)
Jie mot Jullie motte (moeten)
Jie mos Jullie mosse (moesten)
Jie mag Jullie magge (mogen)
Jie mog Jullie mogge (mochten)
Jie kon Jullie konne
Jie zou Jullie zouwe
Jie het Jullie hebbe (of hen)
Jie was Jullie waore
Jie zee Jullie zeje Jie het gezeid (zeiden)
Jie doch Jullie doche Jie het gedocht (dachten)
Jie broch Jullie broche Jie het gebrocht (brachten)
Jie lei Jullie leie Jie het geleid (legden)
Jie lag Jullie lagge
Jie zag Jullie zagge
Jie zat Jullie zatte
Jie at Jullie atte (aten)

In bovenstaande gevallen is er maar één vorm voor enkelvoud en één vorm voor meervoud. Hieronder staan er een paar waar in het enkelvoud wel verschil is.

Ik bin Jie bin Hij is Jullie zin
Ik vien Jie vient Hij vient Jullie viende
Ik lig Jie leit Hij leit Jullie ligge
Ik zeg Jie zeit Hij zeit Jullie zegge

Een bijzonder geval komt voor als “je” of “jie” achter het werkwoord komt te staan. We krijgen dan niet

von je, ston je, wul je, mot je, het je, bin je, vien je

maar de sluitmedeklinker wordt weggelaten.

voj je, stoj je, wuj je, moj je, hej je, bi je, vie je

 

Iets dergelijks gebeurt er ook als “ik”, “‘k” of “k” achter bepaalde werkwoorden komt.

Zal ik, Zal ‘k of Zal k wordt Zak

Mot ik, Mot ‘k of Mot k wordt Mok

evenzo is er Hek (heb ik), Wuk (wil ik) en Wak (was ik)

 

In het algemeen wordt de vervoeging van werkwoorden zoals in het Nederlands bekend is gebruikt (maar zonder “n” aan het einde):

tegenwoordige tijd:
Ik noem Jie en Hij noemt
Wij, Jullie en Hullie noeme
verleden tijd:
Ik noemde Jie en Hij noemde
Wij, Jullie en Hullie noemde

 


 

Hoofdstuk 19 – afwijkende uitspraak

Hier volgen een paar woorden die anders zijn dan in het Nederlands en die in de vorige hoofdstukken nog niet besproken zijn. Let op, ze worden veel gebruikt:

Aardappel Îpel (meestal Pieper)
Als As
Beetje Bietje
Boter Botter
Broeds Brods
Dikwijls Duk
Dochter Dere
Eigenlijk Eik (onbeklemtoond, anders eigel’k)
Geen Gien
De Glind De Gliend
Jongen Jong (’t jong)
Klaver Klever
Knoop Knup (niet aan een jas)
Laatste Leste
Ladder Leer
Maar Mar
Maarsbergen Meersbaar’ge
Markt Mart
Meisje Meidje
Mens Mins
Met Mit
Moeilijk Moel’k
Nagel Negel
Niet Nie
Niets Niks
Nooit Nôt
Nu, nou Noe
Ook Ok
Rat Rot
Rennen Runne
Renswoude Renswou
Roze Raos
Scherpenzeel Schaar’pezîl
Schop Schup
Schoteltje Schuddeltje
Schraal/mager Schraoi
Sinds Sins
Slepen Sleupe
Spaak Speek
Speen Speûn
Spelen Speule
Spook Spoek
Strak Strek
Teen Tee
Toen Toe
Varken (jong) Keu
Veel Veul
Veenendaal ’t Vîn
Veulen Vulle
Vork Vur’k
Woudenberg Wombaar’g
Zeug Zog
Zomer Zoemer
Zonde Zund (van ’t ete)
Zulke Zukke

 


 

 

Hoofdstuk 20 – opduikende letters/schrijfafspraken

Het Nederlandse woord “er” wordt vrijwel altijd uitgesproken als “d’r”. Voorbeelden:

Er is niets aan de hand = D’r is niks an de haand

Ik zag hem er lopen = K zag ‘m d’r lope

We zagen ook dat in het Scherpenzeels bij woorden die eindigen op “en” de “n” wegvalt. Toch duikt hij op als het volgende woord met een klinker begint.

Hij liep boven op het dak = Hij liep boven op ’t dak

Hij vloog boven de Alpen = Hij vloog bove de Alpe

Hij vloog boven een berg = Hij vloog boven ’n baar’g

Uitgangen als “..ig” of “..lijk” worden geschreven als “..’g” of “..l’k”, omdat de klank “ù” is.

aord’g lacher’g kienderacht’g

gemakkel’k verschrikkel’k

Komt er in het Nederlands een ‘ voor dan verdwijnt deze in de Scherpenzeelse spelling, behalve bij “zo’n”. Let op meervouden:

zo’n wordt zo ‘n

’s middags wordt s middags

foto’s wordt fotoos

Verder proberen we de Nederlandse spelling zoveel mogelijk te hanteren.

 


 

Hoofdstuk 21 – speciale woorden en uitdrukkingen

Plaats = Plek

Plek = Stee

Is er nog plaats? = Is d’r nog plek?

Dat is een zere plek = Da s ’n zere stee

Steil = Stik

Heuvel = Hucht

We reden tegen een steile heuvel op =

We reje tegen ’n stikke hucht op

Gemeen = Fuil of gemîn

Vuil = vuul

Dat was gemeen, Bertje is nu vuil =

Dat was fuil, Bertje is noe vuul

Weg = vurt, ook in samenstellingen

Hij wilde weglopen = Hij wou vurtlope

Kerel, vent = kîl, (kalveren melk geven = wetere)

Die vent gaf de kalveren melk = Die kîl weterde de kalvere

Zo is het, precies = krek

Ik kwam er precies op uit =

Ik kwam d’r krek op uut

Woelen = mulle

Pietje lag de hele nacht te woelen =

Pietje lag de hele nacht te mulle

Heel erg = bar, iez’g

Het werd heel erg laat = ’t Wier bar laot, ’t wier iez’g laot

Ziekachtig, zwak (dier) = seibel

Beteuterd, belabberd = beseibeld

Die kat is ’n seibel

Hij zag d’r beseibeld uut

Verdacht zoeken, neuzen = scheume

Wat zit je in mijn spullen te neuzen =

Wat zit jie in mien spulle te scheume

Zachtjes huilen, snikken = muke

Ook na het troosten lag Japie zachtjes te huilen =

Ok nao ’t trôste lag Jaopie te muke

Broeierig (weer) = moeker’g

Morgen wordt het aardig broeierig =

Maar’ge wordt ’t knap moeker’g

Onstuimig (weer) = boester’g

Door het onstuimige weer is de bloem afgebroken =

Deur ’t boester’ge weer is de bloem afgebroke

Daarheen, vooruit = gins op an, gindop

Lopen jullie maar vast daarheen =

Lope jullie mar vast gins op an

Opjagen, heel erg aansporen = heuie

Dat ze (ons) zo liep op te jagen, was niet leuk =

Dat ze zo liep te heuie, was nie leuk

Wild doen, tekeergaan = hiese

De kinderen waren wild aan het doen in de kamer =

De kiendere waoren an ’t hiese in de kaomer

Sperciebonen = krupers

Zak (diepvrieszakken en dergelijke) = buul

Als je de zak openhoudt, doe ik de sperciebonen erin =

As jie de buul opehoudt, doe k de krupers d’rin

Rustig, bedeesd = kuum

Toen hij hem zag, werd hij aardig rustig =

Toe die hum zag, wier die aord’g kuum

Een langwerpige smalle inzakking (of soms richel) dwars op de weg = knip

Toen ik door die inzakking reed, viel mijn tas van mijn fiets =

Toe k deur die knip ree, viel me tas van me fiets

Kloof (b.v. in je vinger) = kip

Toen het zeepsop in die kloof kwam, deed dat heel erg zeer =

Toe ’t zeepsop in die kip kwam, dee dat iez’g zeer

Voedsel beu zijn = steig

Na drie weken bonen lustte ik die echt niet meer =

Nao drie weke bône was ik ze echt steig

Kort (van een weg) = richt

Zo rijd je via de kortste weg = Zo rij je ’t richtst

Zonder tegenspraak = strabant

De kwade vrouw joeg de verkoper zonder tegenspraak van het erf =

De kwaoie vrouw joeg de verkoper strabant van ’t aar’f

Positief over iets zijn = spochte op

Ik snap niet waarom ze altijd zo positief is over dat ziekenhuis =

‘k Snap nie waorom ze altied zo loopt te spochte op dat ziekehuus

Verkeerd, met de verkeerde kant voor = krang

Piet had zijn trui verkeerd om aan = Piet had ze trui krang an

Hele poos = schoft

Ze was er een hele poos mee bezig = Ze was d’r ’n schoft mee bez’g

Zelf (mezelf, zichzelf, enz.) = eige

Hij heeft zichzelf in zijn vingers gesneden =

Hij het ze eige in ze vingers gesneje

 

 


Hoofdstuk 22 – oefeningen en antwoorden

Zeg/schrijf de volgende zinnen in het Scherpenzeels:

1 Ze vonden steun door naar dat programma op de televisie te kijken.

2 Heb je mijn kastje van de zomer niet naar de markt gebracht?

3 Deze winter is het waterverbruik erg sterk gedaald, vergeleken met vorig jaar.

4 We moesten alleen nog maar het pootlint uit de tuin halen.

5 Toen jouw voorvork in haar spaken kwam, werd ze heel erg boos.

6 Het is een heel werk om warme broden goed te bewaren.

7 Ik wil graag dat jij de medaille krijgt.

8 Hun opgroeiende kinderen namen veel tijd in beslag.

9 Zal ik zijn sigaret ook maar weggooien?

10 Eigenlijk stond je kopje erg ongelukkig op je schoteltje.

11 De wind waait in maart niet zo vaak uit het zuiden.

12 Toen hij die knoop er na twintig minuten nog niet uit had, voelde hij zich moe.

13 Vind je niet dat die jongen al een grote vent is geworden?

14 Hij zei dat hij een groene doos met alleen stro waardeloos vond.

15 Jij hebt eraan gedacht, maar je deed niets.

 

Antwoorden:

1 Ze vonne steûn deur naor dat pr’gramma op de tillevisie te kieke.

2 Hej je mien kasje van de zoemer nie naor de mart gebrocht?

3 Deze wienter is ’t waoterverbruuk aar’g staar’k gedaold vergeleke mit veur’g jaor.

4 We mosse allîn nog mar ’t pôtlient uut de tuun haole.

5 Toe joe veurvur’k in heur speke kwam, wier ze iez’g vinn’g.

6 ’t Is ’n hîl waar’k om waar’me brôje goed te bewaore.

7 Ik wul greig da jie de m’daille kriegt.

8 Hun opgreuiende kiendere namme veul tied in beslag.

9 Zak hum ze siegret ok mar vurtgooie?

10 Eik stoj je koppie aar’g ongelukk’g op je schuddeltje.

11 De wiend weit in meert nie zo vaok (of duk) uut ’t zuie.

12 Toe die die knup d’r nao twient’g m’nute nog nie uut had, veulde die ze eige muui.

13 Vie je nie da dat jong al ’n grôte kîl geworde is?

14 Hij zee da die ’n greûne dôs mit allîn strooi weerdelôs von.

15 Jie het d’ran gedocht, mar je dee niks.

 


 

 

Bijlagen: teksten

 

De waoterklok

Drieduzend jaor geleje waore d’r gien klokke. Toch konne de Iggyptenaore bij de bouw van de pir’mides zien hoe laot ’t was. Ze keke dan op ’n waoterklok. Da was ’n stîne vat mit twaol’f raande.

s Maar’ges deje ze ’t vat vol mit waoter. Dat liep dan deur ’n klein gaotje in de bôjem hîl langzaom vurt. Zo kwamme de raande în veur în teveurschien. Dat duurde el’ke keer krek ’n uur. Nao twaolf ure mos de waoterklok weer gevuld worde. In ’t uurwaar’ke-m’seüm an de Zaonse Schaans bij Zaondam kuj je n’n m’del van zo ’n waoterklok zien.

Vliegende spin

De eerste vliegtocht bove Nederlaand wier in 1909 bove Braobant gemaokt deur de Fraanse graof de Lambert in ’n vliegtuugje, gebouwd in Fraankrijk naor Amerikaons m’del. In 1910 vloog de eerste Nederlaander boven ons laand. ’t Was J. Hilgers. Beroemder wier de jonge Anthony Fokker uut Haorlem. Op 31 augustus 1911 dreide die mit ze zel’f gebouwde vliegtuugje genaomd “De Spin” ’n rondje om de Sint Bavo-kaar’k. Hij was toe înentwient’g jaor en kreeg as belôning veur deze pr’staotie van ze vaoder ze gouwe h’rlôge. Anthony leefde tot 1939. De deur hum opgerichte Nederlaandse vliegtuugf’brieke droege hum ze naom. D’r wiere sins die tied ongeveer tacht’g verschillende vliegtuugtypes gebouwd. Veul daorvan hebben ’n grôte bekendheid gekrege.

In de winkel

-Môge. Kuj je veur mien asjeblieft dit rolletje zo vlug mogel’k laote ontwikkele, ik bin benieuwd of mien fotoos gelukt zin.

-Greig. Maar’gemiddag kunne ze klaor zin. Wul je glaans- of matafdrukke.

-Doe mar glaansafdrukke. Van de mooiste fotoos laot ik dan laoter uutvergrôtinge maoke.

-Hej je verder nog wense?

-Jao, ik wul nog ’s ’n bietje rondkieke veur ’n goedkoop fototoestel veur mien zôn. Hij gaot in de vakaantie mit ’n stel kammeraoie op pad en wul dan greig ze eige fotoos maoke.

-Hier hen we n’n caomerao die je wel zal bevalle. De lenze zin uutstekend. Verder is die hîl învoud’g gehouwe, zodat ie veur beginners geschikt is. Foute maoke is zo goed as uutgeslôte.

-Dat aproat liekt mien ’t best en de prijs is betaolbaor. Geef me ok mar zo ’n lere tas d’rbij aanders het ie te veul te leie.

-Wul je m’schien ok nog ’n st’tief?

-Nuj, bedaankt. Dat wordt me te duur. Dat zin eik ok dinge die nie echt nôdig zin. Die kan me zôn mit Sinterklaos of mit ze verjaordag wel ’s vraoge. ’n Fotoboek kan die laoter ok wel kope.

– Mar ’n rolletje wul je toch wel metîn d’r bij neme? As je ’t goedvient drei ik ‘m d’r alvast in, dan is die klaor veur gebruuk.

– Bedaankt. Hier is ’t geld. Tot maar’ge dan.

Boswachter wier schatgraover

’n Veert’g jaor ouwe boswachter uut Aopeldoor’n het veur’ge week de ontdekking van ze leve gedaon in de bosse bij Hoenderloo. Toe die mit ze auto op weg was om te contr’lere of bepaolde wege wel goed afgeslôte waore, zag die an de linkerkaant van de weg een gele plastic buul ligge. Omdat ie de zoak nie vertrouwde zette die ze waoge in de baar’m en liep die naor de zak. Toe die ‘m wegtrok zag die ’n grôt gat. In de doar gegraove kuul lagge ’n stuk of wat glaanzende mittaole kokers. Vlug pakte die ze schup en viste de kokers uut de kuul. Naodat ie ze in ze auto gelaoie had, brocht ie alles naor ’t plitiebureau. Doar was ’t al gauw bekend wat die kokers veurstelde. De aov’nd d’r veur was in de Aopeldoor’nse binnestad ’n baank overvalle en de rovers waore d’r mit ’n bedrag van zo ’n vierhonderd duzend gulden v’ndeur gegaon. Plitie-agente hadde nog ’n achtervolging ingezet mar de overvallers waore in ’t bos ontkomme. Omdat ze m’schien bang waore dat ze asnog gepakt zouwe worde, hadde ze de buit uut veurzor’g in ’t bos verstopt.

Vlagge in ’t veurmaol’ge Joegoslaovië

Toe Joegoslaovië in ’t begin van de jaore neget’g uut mekaor viel, ontstonne d’r vijf nieuwe staote. Da zin Slovînië (in ’t noorde), Kroaotië, Bosnië-Herzegovina, Macedônië (in ’t zuie) en dan Servië en Montenegro die saome verder ginge as Joegoslaovië of Klein-Joegoslaovië .

De vlag van Slovînië het net as de Nederlaandse vlag drie horiz’ntaole baone: wit bove, donkerblauw in ’t midde en rôd onderan. An de linkerkaant (midde op de witte en blauwe baone) staot ’n waope met drie witte baar’ge en twee blauwe golve mit daorbove nog drie gouwe sterre.

De vlag van Kroaotië liekt iez’g veul op die van Nederlaand. Allîn staot bij Kroaotië nog ’n waope midde op de vlag. Op dat waope staon rôje en witte blokkies en as krôn vijf plaotjes van vijf dele van ’t laand. We zien ’n maon mit sterre, leeuwekoppe, ’n geit en nog meer.

De vlag van Bosnië is in 1998 veranderd. Eerst leek die wel ’n bietje op ’t waope van Schaar’pezîl. Mit die vlag was nie iederîn ’t îns. Toe hen de Verîn’gde Naoties zelf mar ’n vlag gekôze. ’t Is ’n donkerblauw vlak mit ’n gele driehoek op ze punt. An de schuine kaant staon acht witte sterre.

Om de vlag van Macedônië was ok ’n hoop trammelant. Griekelaand had veul bezwaore tege de eerste vlag. Toe hen ze n’m ’n bietje veranderd en noe zin ze n’t îns geworde. ’t Is ’n rôje vlag mit in ’t midden ’n gele cirkel as ’n soort zon. Vanuut ’t midde komme acht gele straole die naor de raand van vlag gaon.

(Klein-)Joegoslaovië het nog de makkel’kste vlag. ’t Is gewôn de Nederlaandse vlag op ze kop. Dus gien rôd-wit-blauw mar blauw-wit-rôd. Vroeger ston d’r nog ’n rôje ster op, mar die is mit de val van ’t comm’nisme verdwîne.

Je ziet wel dat rôd, wit en blauw veul gebruukte kleure zin. Da kan kloppe want da zin de zogenaomde Slaovische kleure. Die komme van de Russische vlag. En de kleure van de Russische vlag (wit-blauw-rôd) zin weer deur tsaor Peter de Grôte uut Nederlaand overgenome.

Op de fiets

Veul minse uut Schaar’pezîl houwe van ’n stukkie fietse in de omgeving. D’r zin mooie straote en paodjes waor je, as ’t te minste nie te veul geregend het, aord’g goed overhîn kan. Binne de grenze van de gemînte hej je ’n paor int’resaante stukke. Mooi is ’t zeker bij Grôt Wolfswinkel. ’t Zin wel allemaol zaandpaodjes, die in de zoemer best wel bol en in de wienter în grôte blubberzooi kunne zin. Mar ’n bietje harder deurtrappe levert wel ’n pracht’g laandschap op. Je komt deur uutgestrekte bosse en ok langs ’n heiveld. ’n Aandere mooie plek is Breeschôte. Vanaf de Barneveldsestraot kuj je daor ’t bos in. ’t Is ’n zaandweg, mar op ’n gegeve m’ment wordt ie verhard. Je komt dan op ’n kruuspunt, waorbij je as je rechtuut gaot bij de Barneveldsestraot in Renswou uutkomt, as je linksaf sloat je richting Gôswil’ge gaot en as je rechtsaf slaot je richting Wittenoord en ’t Breeschôtergat rijdt. Sins ’n paor jaor kuj je ok weer over ’t Kerst-

aov’ndpad. Dat pad begint an ’t end van de Renessersteeg, deur ’t Beukelaontje, over ’t bruggetje, over de “wildrôsters” en dan langs de wal totdat je bij ’t Halfuursboompje komt. Daor moj je de Haor nie oprije mar ’t smalle pad blieve volge. In ’t (donkere) bos, wordt ’t veul brejer totdat je bij de Vînschôterweg uutkomt.

Dichter bij ’t daarp hej je ’t bos bij Oud Willaer. De meeste Schaar’pezelers kenne die plek goed. Je het daor de schietbaon, de hondeclub, ’t ouwe Vleivogelsveld, ’t Spoekebos en de Diepe Slôt.

An de aandere kaant van ’t daarp is ’t park en ’t bos bij ’t Koepeltje. Ok leuk om daor te fietse.

En noe hen we ’t nog nie îns gehad over Renswou en Wombaar’g. Daor kuj je ok goed fietse over de diekjes, bij de Emminkhuzerbaar’g, bij de Groep, bij Ouwehorst, bij Moorst en gao zo mar deur.

Straotnaome in Schaar’pezîl

’t Is altied ’n gedoe as d’r nieuwe stroatnaome verzonne motte worde. Soms kriegt ’n straot de naom van ’n p’rsôn, waor bepaolde minse ’t helemaol nie mee îns zin. Daorom worde duk plaante en diere gebruukt veur straotnaome omdat d’r dan minder gevaor is om vinn’ge brieve te kriege. In Schaar’pezîl was d’r ’n paor jaor geleje nog ’n discussie over de naom veur de rondweg. In de gemînteraodsvergaodering wier toe de naom De Dreef vastgesteld.

In de Bomebuurt komme de naome n’tuurl’k van bome, in de Vogelbuurt van vogels en in de Oranjebuurt van ’t Kôninkl’k Huus. In de Wittebaar’g zin Nederlaandse schilders uut ’t verleje vernoemd. In de Maotjes zin de straote vernoemd naor plaante. De Ringbaon mos eik de rondweg worde, mar daor is nôt wat van gekomme. In de Boskamp en de Hogekamp zin ouwe veldnaome gebruukt.

Mar veul intr’saanter zin die straotnaomen die nie zo duidel’k (meer) zin. De St’tionsweg b.v. liep naor ’t inmiddels gesloopte st’tion Schaar’pezîl-Wombaar’g. De Glashorst(erdiek) liep langs ’n boerderij die Glashorst heette. We zouwe noe zegge dat die ongeveer bij de Industrielaon ston. Aandere wege die naor boerderije gaon of ginge zin b.v. Ruwinkelseweg, Vînschôterweg, Renessersteeg, Kolfschôterdiek, Vlieterweg en Hopeseweg. Mar wie weet waor de vol’gende naome vandaon komme? Goorsteeg, De Breelaon, Kruushof (Cruyshof), Door’nboomspark, Druvekamp, Gaslaon, Slingerslaon, Het Pella? Da’s ’n mooi onderwaar’p veur iemaand die daorover wat schrieve wul.

De jaogers

(met dank aan J. Lagerweij)

’t Is al ’n hele tied geleje dat twee jaogers in ’n boshut mosse blieve slaope. ’t Was al te laot om naor huus te gaon en zo konne ze de vol’gende maar’ge metîn deurgaon mit de jacht. ’t Was iez’g koud, ok binne. Onder de schouw pr’beerde de jaogers ’n vuurtje an de praot te houwe om hun meegebrochte soep ’n bietje te kunnen opwaar’me. Opîns klonk buten ’n bekend geluid. “Gaanze”, zee de îne jaoger en hij keek deur ’t raom. De aandere jaoger liep naor de schoorstîn en zag in ’t vaoge schiensel van de maon de vogels vliege. Vlug greep die ze geweer en schôt recht omhoog. En nog ’n keer. ’t Was effe stil, mar toe viel d’r iets mit ’n plof deur de schoorstîn in ’t vuur. Veurdat de jaoger de gaans uut de as getrokke had, viel d’r nog în op ze haand. Mit de vere wier ’t vuurtje extrao opgestookt en die aovond atte ze zoas ze nog nôt gegete hadde.

Toe ze de vol’gende maar’ge wakker wiere, zagge ze de botjes bij ’t vuur ligge. Dat was ’t bewies dat ’t gien droom was.

De grens van de gemînte Schaar’pezîl

Mit de oprichting van ’t Kadaster mos ok de grens van el’ke gemînte worde angeweze. Die grenze waore nie nieuw, die bestonne al jaore, mar in 1831 zin ze duidel’k opgeschreve. Daor veraanderde niks an tot 1 januaori 1960. Dan kriegt Schaar’pezîl d’r stukke van Wombaar’g en Renswou bij, mar mot ok wat grond afstaon an Renswou. Veur’g jaar (1997) wouwe GS van de pr’vincie Utrecht Schaar’pezîl, Renswou en Wombaar’g saomevoege, mar dat ging nie deur.

De grens loopt noe (tege de klok in) langs ’t Vleiknaol en de Lunterse Beek tot an de Hopeseweg. Dan gaot ie zigzaggend noar de fietstunnel onder de Utrechtseweg, ’n stukkie langs de Ruwinkelseweg en dan naor ’t ôste richting Grôt Wolfswinkel. Dan langs ’t diekje achter de Dennen omhoog naor de Wittenoordseweg. Dan is de bosraand zo’n bietje de grens. Tot Breeschôte leit ’t bos op Schaar’pezîlse grond, daornao op Renswouse grond. Camping De Lucht is Renswous, mar ’t weggetje d’r naor toe is Schaar’pezîls. De grens mit Barneveld leit aar’gens tussen de boerderije Hugenbos en Langelaor. Bij Wombaar’g angekomme knikt de grens naor ’t zuidweste ongeveer naor ’t kruuspunt Kolfschôterdiek-Dashorsterweg. Dan langs de Dashorsterweg en de Moorsterweg, langs ’t bos naor de zaandweg naor boerderij Wittebaar’g. Dan langs ’n houtwal ongeveer rechtdeur naor ’t Vleiknaol.

Kienderliedjes

k Mos dwaole, k mos dwaole, Zaoge, zaoge,

Langs baar’ge en deur daole. wiedewiede waoge.

Daor kwam opîns ’n springer in ’t veld, Jan kwam thuus

Die zweide mit ze hoed, om ’n botterham* te vraoge.

Die stampte mit ze voet, Vaoder was nie thuus,

Kom laote we noe daanse gaon, Moeder was nie thuus

daanse gaon, “Piep”, zee de muus

Mar de aandere motte blieve staon. in ’t veurhuus.

* Botterham is een ongebruikelijk woord, meestal wordt gezegd: snee brôd.


Extra informatie:

 

Uitgegeven door de vereniging “Oud Scherpenzeel” t.g.v. het 10-jarig bestaan van het verenigingsblad en het 30-jarig bestaan van de vereniging.

Uitgegeven in boekvorm: Scherpenzeel, december 1998

Uitgegeven als Internetpagina: Scherpenzeel, zondag 02 november 2008

Jan Dorrestijn

Lid worden?

Oud Scherpenzeel heeft al 981 !!! leden! Lid worden van "Oud Scherpenzeel"? Kosten lidmaatschap per jaar: € 17,50 Ja, ik wil lid worden!