van Wijck
Van Wijck
Van de familie Van Wijck zijn slechts drie generaties bekend. Vader Gerrit Jansz van Wijck en zoon Jan Gerritsz van Wijck alias Jan Loeft zijn waard in de herberg De Verjaegde Ruijter, die nu De Prins heet. Van de kinderen van Jan is dochter Christina de langstlevende. Zij woont in bij haar zuster Willemijn Jansen van Wijck die met Meijns Stevensen Breeschoten is getrouwd. Als haar zuster is overleden trouwt Meins met Aeltje Tijmens van Hoevelaken. Ook nu blijft zij in huis wonen. Als Meins is gestorven hertrouwt Aaltje met Albert Derksen van Manen. Aanvankelijk kan Christina het ook met hem vinden. Totdat zij ruzie krijgen, mogelijk over de nalatenschap van de ouders van Christina. Albert zet Christina het huis uit en er volgen processen over de nalatenschap. In 1726 komt het tot een akkoord. Met het overlijden van Christina verdwijnt de laatste Van Wijck uit Scherpenzeel.
I
Gerrit Jansz van Wijck, tr. (1) voor 1628 Willemken Huijbers van Wolfswinckel, ov. voor 1647, dr. van Huijbert Sandersz van Wolfswinckel, tr. (2) Jantje Klovers
Lidm. Scherpenzeel Kerst 1627: Willemcken Huijberssen.
Lidm. Scherpenzeel Pinksteren 1629: Gerrit Janssen van Wijck.
In 1631 laat Gerrit Jansz van Wijck x Willemken Huijbers, mede uit naam van Cornelis en Sander Huijbers een schenking registreren die zal. Huijbert Sandersz aan de diaconie heeft gedaan (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 39; 25-04-1631).
Van 1635-1668 is Gerrit Jansz van Wijck waard in de herberg De Verjaegde Ruijter, die nu De Prins heet.In 1634 worden Cornelis en Sander Huijberts, kinderen van zal. Huijbert Sandersz (van Wolfswinckel) en hun zwager Gerret Jansz (van Wijck) door Thonis Eelgisz x Willemken Rijckz voor het gerecht gedaagd. Willemken verklaart geen koren op Wolfswinckel te hebben gehaald (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 4-16; 28-04-1634 – 08-12-1634).
In 1635 eist Gerrit Jansz van Wijck betaling van 8 gl. extra van Ariaen Baltis, wed. Willem Martensz uit Veneendaal wegens de ruil van een paard tegen een koe (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 41vo-58vo; 07-12-1635 – 13-02-1637).
In 1636 lenen Gerret Jansz van Wijck x Willemken Huibers 182 gl. van Thonis Loogen van Ruijtenbeeck, brouwer te Amersfoort (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 64; 30-05-1636).
In 1639 zijn Henrijck Harmensz en Willem Lubberts bloedverwanten en mombers van de onmondige kinderen van zal. Willem Cornelis Comans(ov. 1636, x Jacobgen Reijers). Borgen: Cornelis Janssen Wildeman en Gerret Jansz van Wijck (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 81vo; 29-06-1639).
In 1645 eist Jannetgen Thijmen Woutersz betaling van een obligatie van 50 gl van Gerret Jansz van Wijck (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 211vo,213; 03-11-1645).
In 1645 eist Gerret Jansz van Wijck, als pachter van de belasting op sterke drank betaling van de pacht van Jacob Gerrets (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 210vo-213; 03-11-1645).
In 1646 eist Jan Hendricksz, metselaar betaling van een obligatie van f 100,= van Gerrit Petersz die hem had overgenomen van Gerret van Wijck en betaling van 30 gl. rente van Gerrit Jansz van Wijck(Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 232,234vo,235,238-240vo; 05-10/09-11-1646 en 30-11/21-12-1646).
In 1647 eist Heijltgen Cornelis Jansz betaling van 37 gl. van Gerrit van Wijck voor geleverd laken (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 108vo en 2, fol. 258,262; 24-05-1647).
In 1655 eist Gerrit van Wijck betaling van schulden van Jan Faesen (Recht. Arch. Scherpenzeel 3; 02-04-1655).
In 1655 eist Hendrick van Geijtenbeeck betaling van Gerrit Jansen van Wijck betaling van loon dat mr. Arnt verdiend heeft aan Jan Gerritsen van Wijk, zijn zoon (Recht. Arch. Scherpenzeel 3; 15-01-1655).
Lidm. reg. Scherpenzeel 1657: Gerrit Janssen van Wijck.
In 1656 eist Gerrit Thonisz betaling van f 112-10 van Gerrit Jansz van Wijck voor geleverde bijen (Recht. Arch. Scherpenzeel 3; 04-02-1656).
In 1668 eisen de kinderen van Thonis Eelisz betaling van Gerrit Jansz van Wijck voor geleverde waren (Recht. Arch. Scherpenzeel 3; 04-05-1668).
In 1677 eist Lijbet Cornelis, weduwe betaling van f 7-6 gelag van Jan Gerritsz Loeff en van zijn vader Gerrit van Wijck (Recht. Arch. Scherpenzeel 3; 29-11-1677).
In 1682 wordt Conelis Jansen Ouwens voor het gerecht gedaagd als een van de erfgenamen van zijn vader Jan Evertsen Ouwens die in leven borg was voor een lening van Teunis Jordensen aan Gerrit Jansen van Wijck. Claes van Beestingh doet pandkering (Recht. Arch. Scherpenzeel 3; 11-12-1682).
In 1685 worden Huijbert van Wolfswinckel en Jan Gerritsen beboet met een herenpond wegens vechten voor de deur van Jan Gerritsen in de Verjaagde Ruijter (Recht. Arch. Scherpenzeel 3; 30-11-1685).
In 1689 moet Marcelis Leijdenhorst f 12-10 betalen aan Evert Jansen Ouwens, wed. Marija Rijcksen voor geleverde schoenen en schulden van zijn grootvader Gerrit Jansen van Wijck (Recht.
Arch. Scherpenzeel 4; 04-03-1689).
Uit het 1e huw.:
1. Christina Gerrits van Wijck, tr. (1) Amersfoort 03-12-1646 ´in huijs getrouwt´ Samuel Hendriksz van Leijdenhorst, ged. Amersfoort 18-03-1625, ov. voor 1690, zn. van Hendrick Hendricksz Leijenhorst, leidekker en Rebecca Claes. Samuel, otr. (2) Amersfoort 07-02-1657 (tr. te Culemborg) Geertruijt Hetsinge, van Emden
In 1647 eist Samewel Henricksz, leidekker te Amersfoort x Christina Gerrets een boedelopmaak van Gerret Jansz van Wijck, als wed. van Willemken Huijbers voor haar vier nagelaten kinderen, waar Christina er één is (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 243-250; 01-02/29-03-1647).
In 1689 eist Evert Jansen Ouwens, wed. Marija Rijcksen betaling van 12 ½ gulden van Marcelis Leijdenhorst voor geleverde schoenen en schulden van zijn grootvader Gerrit Janssen van Wijk (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 04-03-1689).
2. Jan Gerritsz van Wijck, volgt II
3. Mechteltgen Gerrits van Wijck, ged. Scherpenzeel 10-06-1638, tr. (1) Scherpenzeel 26-07-1668 Evert Willemsen van Kempen, wed. Aletta van Lijn, van Amersfoort, tr. ca. 1674 (2) Nicolaes/Claes Hendricksen van Beestingh
Lidm. Scherpenzeel 11-07-1658: Mechtelt Garritsen van Wijck.
Lidm. reg. Scherpenzeel 1673: Mechtelt Gerritsen van Wijck hv Claes Hendricksen, nu won. Amersfoort.
In 1682 wordt Conelis Jansen Ouwens voor het gerecht gedaagd als een van de erfgenamen van zijn vader Jan Evertsen Ouwens die in leven borg was voor een lening van Teunis Jordensen aan Gerrit Jansen van Wijck. Claes van Beestingh doet pandkering (Recht. Arch. Scherpenzeel 3; 11-12-1682).
In 1685 lenen Nicolaes van Beeftingh, Nicolaes, won. Amersfoort x Mechteld Gerritsz van Wijck 291 gulden + 8 penningen + 1 stuiver van Ferdinandus Beerdinck, kleermaker te Amersfoort. Onderpand: hun portie van de Wittenoordse tiend onder Renswoude (not. A. van Brinckesteyn, AT 015 a005, fol. 16vo; 09-09-1685).
4. NN
In 1647 eist Samewel Henricksz, leidekker te Amersfoort x Christina Gerrets een boedelopmaak van Gerret Jansz van Wijck, als wed. van Willemken Huijbers voor haar vier nagelaten kinderen, waar Christina er één is (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 243-250; 01-02/29-03-1647).
Uit het 2e huw.:
4. Broenisgen Gerrits van Wijck, ged. Scherpenzeel 01-01-1648
II
Jan Gerritsz van Wijck alias Jan Loeft, tr. Jantje Dercks, ov. 01-08-1694
In 1655 eist Hendrick van Geijtenbeeck betaling van Gerrit Jansen van Wijck betaling van loon dat mr. Arnt verdiend heeft aan Jan Gerritsen van Wijk, zijn zoon (Recht. Arch. Scherpenzeel 3; 15-01-1655).
Lidm. reg. Scherpenzeel 1657: Jantien Dercks (genoemd na schoonvader Gerrit Jansen van Wijck).
Van 1676-1732 is Jan Gerritsz van Wijck waard in de herberg De Verjaegde Ruijter, die nu De Prins heet.
Jan Gerrtisz van Wijck alias Loef(t) is diverse keren betrokken bij vechtpartijen (Recht. Arch. Scherpenzeel 3; 24-04-1676, 04-05-1668, 28-07-1684, 01-12-1684, 10-08-1685
In 1676 lenen Jan Gerritsen van Wijck x Jannitgen Derckx f 300,= van Anna Helena van Renesse, wed. Westerholt, Vrouwe van Scherpenzeel, gekomen van Jacob Gerritsen Drobbelen f 200,= en Lubbert Wolbertsen f 100,=, onderpand: hun huis bij de kerk tussen Willem Lubbertsen en Jan van Nimwegen. (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 06-09-1676). De Vrouwe van Scherpenzeel schenkt deze obl. aan de kerk. Afgelost en doorgehaald. 25-01-1714. (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 17-08-1689).
In 1676 wordt Anthonij Willemsen van de Vliert door Jan Gerritsz van Wijck voor het gerecht gedaagd (Recht. Arch. Scherpenzeel 3; 24-04-1676 – 06-11-1676).
Lidm. reg. Scherpenzeel 1673: Jantje Dercks hv Jan Gerritsen van Wijck.
In 1685 wordt Jan Loef beboet met 30 herenponden wegens aanranding van Teunis Petersz Verhoef op de straat (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 10-08/30-11-1685).
In 1688 wordt Jan Gerritsen Loeft beboet met 6 herenponden wegens tappen onder kerktijd (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 12-11-1688).
In 1696 eist de curator van de boedel van zal. Bessel Evertsen, rademaker bet. van f 5-9 van Jan Gerritsen van Wijck, wed. Jantjen Dercksen, geass. door zijn zuster Christina van Wijck voor geleverde wielen. Volgens het boek van Franck, de smid zijn ze betaald (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 08-06-1696).
In 1698 wordt Jan Gerritsen van Wijck alias Jan Loeft beboet met 4 daalders wegens het ongebundeld hebben van hout tijdens de jachttijd (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 03-08-1698).
Uit dit huw.:
1. Christina Jansen van Wijck, ged. Scherpenzeel 25-04-1658, ov. na 1728, ongehuwd
In 1716 laat Christina van Wijck haar testament maken. Enige erfgenaam: haar zwager Meins Stevensen van Breeschoten x Aeltjen Tijmansen van Hoevelaken. Na overlijden van Meijns geregistreerd (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 10-06-1716 en 28-02-1718).
In 1723 laat Christina van Wijck haar testament maken. Enige erfgenaam: Aelbert Dercksen van Manen x Aeltjen Tijmansen van Hoevelaken. Geregistreerd 31-10-1724 (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 22-04-1723).
In 1725 eist Christina van Wijck opdracht tot boedelscheiding van Aelbert van Manen x Aeltjen Tijmansen van Hoevelaken tussen Willem van Wijck, Christina van Wijck, Meins Stevensen van Breeschoten x Willemijna van Wijck. Christina krijgt drievierde deel en Aelbert eenvierde deel. Aelbert had Christina het huis uitgejaagd en haar spullen gehouden (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 16-04/09-07-1725).
In 1726 wordt er een akkoord gesloten tussen Christina van Wijck geassisteerd door Gerrit Hendricksen van Leijdenhorst en Aelbert van Manen x Aeltjen Tijmansen van Hoevelaken. De boedel van haar ouders komt aan Christina tegen een vergoeding van f 1050,= (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 11-10-1726).
In 1727 eist Hendrick Petersen Spickhorst betaling van f 29-11 arbeidsloon aan wagens van Christina van Wijck. Volgens akkoord nam zij de boedelschulden van Aelbert van Manen op zich (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 20-10-1727, 05-01-1728 – 05-05-1728).
In 1728 eist Derck van Manen betaling van f 192-4 van Christina van Wijck vanwege de tiend van Woutegge en de Meent in 1724. De zaak wordt voortgezet voor het Hof (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 20-10-1727, 23-03-1728 – 19-05-1728).
2. Ariaen Jansen van Wijck, ged. Scherpenzeel 25-11-1660
3. Geertruijd Jansen van Wijck, ged. Scherpenzeel 18-01-1663
4. Willemijn Jansen van Wijck, ged. Scherpenzeel 29-07-1666, tr. (1) Scherpenzeel 08-06-1704 Meijns/Meindert Stevensen Breeschoten, ged. Scherpenzeel 16-12-1666, ov. jan. 1718, zn. van Steven Cornelisz en Marritien Meijnsen tr. (1) Scherpenzeel 08-06-1704 Willemijn Jansen van Wijck, ged. Scherpenzeel 29-07-1666, dr. van Jan Gerritsen van Wijck/Loeft. Meijns, tr. (2) Scherpenzeel 24-05-1716 Aeltje Tijmens van Hoevelaken. Aaltje, tr. (2) Scherpenzeel 24-05-1722 Albert Derksen van Manen
Lidm. Scherpenzeel 27-03-1687: Willemijn Jansen van Wijck.
Lidm. Scherpenzeel 24-04-1707: Meins Stevensen.
Lidm. reg. Scherpenzeel 1715: Meins Stevensen van Breeschoten.
In 1726 wordt er een akkoord gesloten tussen Christina van Wijck geassisteerd door Gerrit Hendricksen van Leijdenhorst en Aelbert van Manen x Aeltjen Tijmansen van Hoevelaken. De boedel van haar ouders komt aan Christina tegen een vergoeding van f 1050,= (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 11-10-1726).
In 1727 eist Hendrick Petersen Spickhorst betaling van f 29-11 arbeidsloon aan wagens van Christina van Wijck. Volgens akkoord nam zij de boedelschulden van Aelbert van Manen op zich (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 20-10-1727, 05-01-1728 – 05-05-1728).
In 1728 eist Derck van Manen betaling van f 192-4 van Christina van Wijck vanwege de tiend van Woutegge en de Meent in 1724. De zaak wordt voortgezet voor het Hof (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 20-10-1727, 23-03-1728 – 19-05-1728).
5. Willem Jansen van Wijck, ov. voor 1725
Samengesteld door:
Henk van Woudenberg,
juli 2009