Schep
De familie Schep is generaties lang verbonden met de herberg De Valck. Deze herberg lag aan de zuidzijde van de Dorpsstraat, schuin tegenover de Grote kerk. (kadasterkaart 1832: sectie D 343,344). De eerste vermelding is uit 1597 als ene Lambert Snoij daar logeert als hij zijn belening van het goed Wolfswinckel door Johan van Scherpenzeel laat vastleggen. Hij verblijft bij “eenen Schepper, weerdt in de Valck tott Scherpenseel”. Met de Schepper wordt Hendrick Elbertsz Schep bedoeld. Hij wordt als waard opgevolgd door zijn zoon Elbert Hendricksz Schep. Elbert overlijdt en zijn vrouw Aeltgen Gerrits trouwt op latere leeftijd met Jacob Gerritsz. Jacob Gerritsz wordt opgevolgd door Elberts´ zoon Franck Elbertsen Schep. Ca. 1677 verkoopt hij de herberg aan Jan van Wolfswinckel, schout van Scherpenzeel. Bij het mondig worden van Francks´ zoon Elbert Francken Schep in 1694 wordt de naam Schep voor het laatst in Scherpenzeel genoemd.
I
Hendrick Elbertsz Schep, ov. ca 1624, tr. Barbara
In 1597 wordt genoemd: “eenen Schepper, weerdt in de Valck tott Scherpenseel” (HUA; not. Jacob van Herwaerden, fol. 140 en 140vo. U003a012; 17-12-1597 (oude stijl).
In 1597 wordt Henrick Elbertss Schep voor een jaar beleend met de tiend uit Oevelaar en Huisstede (Dick van Wageningen, Register van verkoop tienden te Woudenberg, Amerongen etc. 1513-1615 Kapittel van Sint Pieter te Utrecht. Amersfoort 2001, blz. 81).
In 1624 is de herberg De Valck eigendom van de erven Hendrick Elbertsz Schep, 1832: sectie D 343,344(oost). Groot (totaal) 0.20.90 ha. Hofpacht f 3,=.
In 1624 nemen Elbert, Peter, Gerrit Hendricksz Schep en Vranck Wulfertsen, erfgenamen van Hendrick Elbertsz Schep x Barbara, beiden ov, de lening en afbetaling over van een obl. aan Peter Schaeij, zoon van zal. Dirck Peterssen Schaij, brouwer te Amersfoort, onderpand: hun huis tegenover de kerk (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 18; 02-10-1624).
In 1630 toont Elbert Hendrixsz Schep drie kwitanties, aan Peter en Gerridt Henricksen Schep en Franck Wulffersz betaald voor uitkoop uit zijn huis tegenover de kerk genaamd De Valck. (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 34; 10-06-1630).
Uit dit huw.:
1. Elbert Hendricksz Schep, volgt II
2. Peter Hendricksz Schep
In 1625 woont Peter Henricksz Schep in De Valck.
In 1640 eist de schout namens zijn moeder Jannitgen Gerrits, wed. Jan Melchiors, schout een boete van Peter Hendricksz Schep wegens roddelen (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 106vo,109,111;
16-11-1640 en 01-03-1641).
In 1646 eist Peter Hendricksz Schep betaling van een obligatie van Jacob Gerretsz x Aeltgen Gerrets, wed. Elbert Hendricksz Schep (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 227-262; 13-07-1646 tot 24-05-1647).
3. Gerrit Hendricksz Schep
4. WulphertHendricksz Schep, ov. voor 1624, tr. Jurriaentgen NN
Uit dit huw.:
1. Franck Wulphertsz Schep, geb. Scherpenzeel 1604
In 1625 doneert Franck Wulphertsz Schep van Scherpenzeel, ruiter onder de Compagnie van Jan Cock, oud 21 jaar, aan Jurriaentgen alias Adriaentgen Cornelis zijn nicht (naar zijn zaliger moeder Jurriaentgen genoemd) uit handen van Jan Rijcksz Proot haar oom en momber, 188 Carolus gulden, die hun toekomt uit het huis van zijn overleden moeder te Scherpenzeel, tegenwoordig bewoond door Peter Henricksz Schep zijn oom (AE; transportregisters Amersfoort 436-16; 31-03-1625).
II
Elbert Hendricksz Schep, ov. 1637, tr. (1) Scherpenzeel 06-03-1611 Weijmtgen Everts Aertsendr, van Emmickhuijsen (Renswoude), tr. (2) Aeltgen Gerrits. Aeltgen, tr. (2) 1637 Jacob Gerritsz
In 1624 eisen Jan Hendricksz van Couwenhoven en Laurens van Wijtlandt betaling van f 94,= van Elbert Hendricksz Schep voor geleverde bijen (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 3vo,4,5; 19-04-1624).
In 1624 lenen Elbert Henricksz Schep x Weijmtgen Everts geld van Jan Henricksz van Couwenhoven x Goertgen van Triest, brouwer te Amersfoort. Op 25-07-1637 vernieuwd door Anthonis van Hoeff, erfgenaam (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 7,7vo; 04-06-1624).
In 1625 eist Lijsgen Stevens f 20,= arbeidsloon van Elbert Henricksz Schep (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 13vo; 07-02-1625).
In 1625 eist Hillebrant Zegersz betaling van f 5-5-0 van Elbert Henricksz Schep wegens vier halve emmers honing (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 13vo,14; 07-02-1625).
In 1625 wordt Elbert Henricksz Schep door mr. Gijsbert Rutgers voor het gerecht gedaagd (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 15vo; 04-04-1625).
In 1626 eist Aert Bartsz betaling van een obligatie van f 100,= van Elbert Henricksz Schep (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 21; 06-11-1626).
In 1627 eist de oude schoutinne betaling van schulden van Elbert Henricksz Schep (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 23; 04-06-1627).
In 1628 eist Thonis Elissen betaling van f 3-10-0 van Elbert Henricksz Schep (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 26vo; 10-03-1628).
In 1628 eist Elbert Henricksz Schep betaling van schulden van Jan Petersen (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 27vo; 19-05-1628).
In 1629 eist Melchior Janssen, schout betaling van f 3-10-0 van Hendrickjen Thonisz als borg voor Elbert Schep (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 31vo; 07-12-1629).
In 1630 toont Elbert Hendrixsz Schep drie kwitanties aan Peter en Gerridt Henricksen Schep en Franck Wulffersz betaald voor uitkoop uit zijn huis tegenover de kerk genaamd De Valck. (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 34; 10-06-1630).
Van 1630-1636 woont Elbert Hendricksz Schep in De Valck.
In 1631 eist Peter Gerritsen betaling van f 30,= van Elbert Hendricksz Schep (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 40; 17-10-1631).
In 1633 wordt Elbert Schep door Sar Cornelisz alias Pluck voor het gerecht gedaagd (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 48; 06-05-1633).
In 1634 eist de schout vier herenponden boete van Henrijck Willemsz en Elbert Scheppen wegens vechten (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 5vo,8; 02-06-1634).
In 1634 eist Elbert Schep betaling van f 17,= van Jan Corssen aan Thonis Boon (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 6vo-7vo; 02-06-1634).
In 1634 eist Elbert Schep betaling van f 7,= vertering van Willem Willemsz op Langealer (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 12vo; 10-11-1634).
In 1635 eist mr. Adam, chirurgijn in Veenendaal betaling van f 6,= van Elbert Hendricksz Schep voor geneeskundige hulp (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 27vo; 27-04-1635).
In 1635 eist mr. Frans Lamtsen, glazenmaker te Amersfoort betaling van f 12-9-0 van Elbert Hendricksz Schep voor geneeskundige hulp (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 56vo en 2, fol. 28vo; 27-04-1635).
In 1636 wordt Antonis Loogen, brouwer te Amersfoort door Elbert Henricksz Schep voor het gerecht gedaagd (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 52,53; 30-05-1636).
In 1637 wordt Jacob Gerritsz aangesteld als borg voor zal. Elbert Schep (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 69-70vo; 11-12-1637).
In 1638 eisen Jacob Gerrets x Aeltgen Gerrets betaling van f 7-16-0 vertering van Jan Peters, molenaar, gemaakt tijden het leven van Elbert Schep (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 73vo-82vo; 12-03-1638 tot 03-12-1638).
In 1635 eist Jacob Gerrets betaling van f 2-7-0 van Hendrick Mathijs wegens geld dat zal. Elbert Schep nog tegoed heeft (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 122,125,126; 16-08-1641 en 18-10-1641).
In 1643 eist Jacob Gerrets x Aeltgen terugbetaling van f 12,= van Rijckt Aelbers voor huur van een weiland, dat Rijckt aan Elbert Hendricksz Schep, de vorige echtgenoot van Aeltgen, verhuurd heeft gehad (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 170-184vo; 12-06-1643 tot 19-02-1644).
Uit dit huw.:
1. Giert Elbertsen Schep, ged. Scherpenzeel 03-11-1611
2. Frenschen Elbertsen Schep, ged. Scherpenzeel 19-12-1613
3. Evertgen Elbertsen Schep, ged. Scherpenzeel 12-05-1616
4. Lijsgen Elbertsen Schep, ged. Scherpenzeel 21-03-1619
5. Hendrick Elbertsen Schep, ov. voor 1659
In 1659 eist Itgen Aeris x Hendirck Jacobsz Neuts betaling van een obligatie van f 25-13-8 van Aeltgen Gerritsz (moeder) van zal. Hendrick Elbertsz Schep, zoon van zal. Elbert Hendricksz Schep (Recht. Arch. Scherpenzeel 3; 27-05-1659).
6. Franck Elbertsen Schep, geb. ca. 1630, volgt III
III
Franck Elbertsen Schep, geb. ca. 1630, ov. ca 1693, tr. Lunteren (otr. Scherpenzeel 06-11-1664) Rijckien Arissen van Butseler, won. in het Wout
Van 1677-1693 woont Franck Elbertsen Schep in Scherpenzeel, in 1832: sectie D 412,413. Oosteinde noordzijde. Groot 0.07.00 ha. Hofpacht f 3,=.
In 1666 wordt Franck Elbertsz Schep door Aelbert Huijbertsz Steck voor het gerecht van Scherpenzeel gedaagd (Recht. Arch. Scherpenzeel 3; 19-03-1666 tot 26-04-1669).
In 1693 eist de schout van Scherpenzeel het inleveren van de inventaris voor Elbert Francken Schep, het onmondige kind van Franck Elbertsen Schep (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 22-05-1693 en 11-07-1693. In 1694 is Elbert mondig geworden en wordt Aert Jansen, koster en gerechtsbode te Renswoude, bedankt als momber (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 29-01-1694).
Uit dit huw.:
1. Elbert Francken Schep, ged. Scherpenzeel 17-03-1666, in de Valck
2. Aeltien Francken Schep, ged. Scherpenzeel 01-12-1667, in de Valck
3. Elbert Francken Schep, ged. Scherpenzeel 14-11-1669, in de Valck, tr.? Scherpenzeel (getuige oom Willem Jansen) 11-05-1710 Gerritje Gerrits, wed. Teunis Stevensen, won. De Groep
Samengesteld door:
Henk van Woudenberg,
maart 2008