Ruwinkel
RUWINKEL (1)
De familie van Roijwinckel is geen eigenaar van de boerderij, maar van de tiend van Ruwinkel. Zij wonen in Scherpenzeel en gaan later naar Utrecht.
De oorspronkelijke gegevens zijn in 2009 aangevuld door Jan Hendriksen, waarvoor dank.
I
Anthonis Elisz van Roijwinckel, ov. voor 1668, tr. (1) Anna Jansen (van Wolfswinckel), dr. van Johan Melchiorsz en Jannichje Gerritsdr, tr. (2) Willemken Rijckx, ov. 1641, dr. van Rijck NN en Aeltgen Martens
Lidm. Scherpenzeel 09-12-1610: Toenis Elissen.
Lidm. Scherpenzeel 24-12-1612: Anna Janssen Toeniss Elissen hv.
In 1620 wordt Thonis Elisz beleend door opdracht van jhr. Jacob van Scherpenseel oudste oom van en namens de onmondige jhr. Willem van Scherpenseel met “den thiend geheeten Roijwinkel gelegen in ’t kerspel van Scherpenzeel” (HUA; St. Paulus 38, fol. 67; 17-07-1620).
In 1624 eist Thonis Elissen van Gijsbert Brantsz op Reijwinckel betaling van de smalle tiend op Reijwinckel. (Recht. Arch. Scherpenzeel 1 fol. 3; 08-03-1624).
In 1625 eist mr. Sijmen betaling van f 4,= van Franck van Overeem voor behandeling van de kwetsuren Franck aangedaan door Tonis Elissen of zijn zoon (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 12,15; 13-12-1625 en 07-03-1625).
In 1628 eist Thonis Eelissen betaling van 3 gl. 10 st. van Elbert Hendricxs Schep (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 26vo; 10-03-1628).
In 1628 eist Antonis Eelissen betaling van 100 gl. van Willem Cornelisz. Borgen: Hendrick Petersen en de erfgenamen van Lubbert Sandersz (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 26vo; 10-03-1628).
In 1628 eisen Antonis Eelissen en Mr. Dirck betaling van loon van mr. Gerrit (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 26vo; 10-03-1628).
In 1628 eist de oude Schoutinne namens Gijsbertgen Antonis betaling van 20 gl. van Antonis Eelissen, haar vader (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 28vo; 14-07-1628).
In 1632 eist Gerridt Cornelisz betaling van 4 gl. 10 st. van Antonis Elisz voor een eikenboom(Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 45vo; 12-11-1632).
In 1633 eist de schout een boete van Antonis Eelgisz en Cornelis Huibersz wegens vechten(Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 50; 28-10-1633. nr. 2, fol. 2vo-9; 28-04-1634 – 30-06-1634).
In 1634 worden Cornelis en Sander Huijberts, kinderen van zal. Huijbert Sandersz (van Wolfswinckel) en hun zwager Gerret Jansz (van Wijck) door Thonis Eelgisz x Willemken Rijckz voor het gerecht gedaagd. Willemken verklaart geen koren op Wolfswinckel te hebben gehaald (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 4-16; 28-04-1634 – 08-12-1634).
In 1636 worden Thonis Eelisen x Willemken Rijckz voor het gerecht gedaagd door Aeltgen Cornelissen x Sander Claesen wegens hun bewering dat Aeltgen een halve schepel boekweit heeft gekocht van Jencken Jansz (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 46vo-51; 21-03-1636, 02-05-1636).
In 1639 eist Thonis Eelgisz namens zijn zoon Eelgis Thonisz en Henrick Harmsz betaling van 10 gl. van Ghijsbert Jansz, smid en momber van de kinderen van Bert Gerrets voor geleverd hout (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 84vo-88vo; 04-02-1639 – 25-03-1639).
In 1641 eist Kaerl Thonisz (van Colfschoten) betaling van 49 gl. 14 st. van Anthonis Eelgisz voor geleverd laken tijdens het leven van zijn zal. schoonmoeder Aeltgen Martens (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 110-114; 01-03-1641, 22-03-1641).
In 1641 eist Thonis Eelgisz betaling van 100 gl. van Willem Martensz/Schouten (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 113-129; 22-03-1641 – 22-11-1641).
In 1643 eist Thonis Eelgisz betaling van 3 gl. van Cornelis Colaesz, molenaar wegens het weiden van zijn koe (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 172,173; 01-09-1643).
In 1647 wordt Thonis Eelisz als pachter van de tiend, f 40,= genoemd (Huis Enghuizen, archief Westerholt 252-2:1, Landcedulle 1647).
In 1650 eist Thonis Eelgisz betaling van 6 gl. van Willem van Barendorp (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 115; 17-06-1650).
In 1655 stelt Jacob Woutersz als momber van de onmondige kinderen van Willem Lubbertsz (van de Vliert) x zal. Theuntgen Woutersz aan als borgen: Anthonis Elisz van Roijwinckel en Hendrick den Orbaer (Recht. Arch. Scherpenzeel 3; 17-03-1655).
In 1668 eisen de kinderen van Thonis Eelisz betaling van Gerrit Jansz van Wijck voor geleverde waren (Recht. Arch. Scherpenzeel 3; 04-05-1668).
Uit het 1e huw.:
1. Gertgen/Geertruijd/Grietje Thonissen van Rodewinckel, ged. Scherpenzeel 21-06-1612, tr. Elias van Oudenallen, 1674 won. Utrecht
Geertruijd is in 1656 koopvrouw in linnen in Utrecht.
In 1663 schenkt Geertruijt, de dochter van Antonis Elissen van Roijwinckel f 2-6 voor een kroonluchter voor de kerk (Archief Grote Kerk 1; 22-01-1663).
2. Jan Thonissen van Rodewinckel, ged. Scherpenzeel 24-09-1615
3. Melchior Thonissen van Rodewinckel, ged. Scherpenzeel 15-11-1618, tr. NN
Melchior woon in 1656 in Amsterdam.
Uit dit huw.:
1. Aelbert Melgertsz van Rodewinckel, 1674 won. Amsterdam
2. Jannichje Meertens van Rodewinckel, tr. Joriaen Gerritss Mulder, 1674 won. Amsterdam
Uit het 2e huw.:
4. Elis Thonisz van Rodewinckell, ov. Scherpenzeel voor 1674, tr. Petertje Cornelissen
In 1639 eist Thonis Eelgisz namens zijn zoon Eelgis Thonisz en Henrick Harmsz betaling van 10 gl. van Ghijsbert Jansz, smid en momber van de kinderen van Bert Gerrets voor geleverd hout (Recht. Arch. Scherpenzeel 2, fol. 84vo-88vo; 04-02-1639 – 25-03-1639).
In 1667 wordt Elias Thonissen beleend na dode van zijn vader Thonis Elisz met de tiend van Ruwinkel (HUA; St. Paulus 40, fol. 115vo, 12-12-1667).
Woont in 1673 in Amersfoort.
In 1674 wordt er een procuratie gemaakt om met de erven van Petertje Cornelis, in leven gehuwd met Elis Toniss van Rodewinckell, hun boedel te scheiden en met N.N., de weduwe van Cornelis Toniss van Rodewinckell, de boedel te scheiden, t.v.v. de erfgenamen van Eelgis Toniss van Rodewinckell en van Cornelis Toniss van Rodewinckell, beiden overleden te Scherpenzeel, broer respectievelijk ooms: 1. de kinderen van Melgert Toniss van Rodewinckell; 2. Aelbert Melgertss van Rodewinckell, won. Amsterdam; 3. Joriaen Gerritss Mulder x Jannichje Meertens van Rodewinckell, won. Amsterdam; 4. Elias van Oudenallen x Grietje Tonis van Rodewinckell, won. Utrecht; 5. Aert Toniss van Rodewinckel, won. Utrecht (U066a002, nr. 3; 24-01-1674).
Uit dit huw.:
1. Anthony Elissen van Roijwinckel, tr. NN
Uit dit huw.:
1. Geertruijt Antonissen
5. Aert Tonisz van Roywinkel, volgt II
6. Gijsberta Tonisz Roijwinckel, tr. ds. Daniël Costerus, predikant te Houten. Daniel Costerus (de Koster), otr./tr. (1) Delft 04-04/22-04-1620 Barbara Jans van der Burch.
In 1628 eist de oude Schoutinne namens Gijsbertgen Antonis betaling van 20 gl. van Antonis Eelissen, haar vader (Recht. Arch. Scherpenzeel 1, fol. 28vo; 14-07-1628).
Uit het 1e huw.:
1. Helena Costerus, ov.24-03-1673, tr. Batavia 24-09-1648 Henricus Bongaert, predikant in Ned. Indië
2. Maria Costerus, tr. Aert Tonisz van Roywinckel (zie onder)
Maria Costerus is op 24-07-1683 56 jaar oud (UT104A, aktenr. 52).
Uit het 2e huw.:
1. Isaacq Costerus, tr. Christana Baacken, vroedvrouw
Isaacq Costerus is op 24-07-1683 38 jaaroud (UT119a003, aktenr. 31).
In 1705 Christana Baacken weduwe en heeft een dochter genaamd Gysbertje.
2. Johannes Costerus, ged. Utrecht 12-09-1648, tr. Elisabeth de Vrient.
3. Barbara Costerus, ov. voor 1680, tr. Abraham de Meteren
Barbara laat minderjarige kinderen achter (UT073a001, aktenr. 260).
4. Abraham Costerus
Van Abraham Costerus is niet duidelijk uit welk huwelijk hij stamt. Hij was koopman en is in Indien overleden (voor 1679).
7. Cornelis Tonisz van Roijwinckel, ov. Scherpenzeel 10-01-1674, tr. Aeltje Rijcks van Rijckholt, ov. Scherpenzeel 28-10-1680. Aeltje Rijcksen van Rijckholt, tr. (2) Scherpenzeel 24-05-1674 Willem Lubbertsz van de Vliert, ov. Scherpenzeel 24-10-1679, weduwnaar, tr. (3) Renswoude (att. van Scherpenzeel) 27-06-1680 Jan Hendriksen van Kreel, wed. Ariaentje Cornelissen van Wijckersloot, won. Veenendaal
Lidm. Scherpenzeel Kerst 1658: Cornelis Teunissen en Aeltien Rijcksen.
Lidm. reg. Scherpenzeel 1673: Cornelis Teunissen van Rowinckel en Aeltje Rijcksen, en dochter Geertruijt van Rowinckel, jd, nu won. Utrecht.
II
Aert Tonisz van Roywinkel, ov. Utrecht 01-09-1679, otr. Amersfoort 01-05-1651 Maria Costerus, van Houten, geb. 1627, ov. Utrecht 26-11-1712, dr. van Daniël Costerus en Barbara Jans van der Burch.
In 1674 wordt Aert van Roywinkel beleend na dode van zijn broer Elis Thonisz met de tiend van Ruwinkel (HUA; Leenhof 166, fol. 90; 02-06-1674).
Aart won. Utrecht in 1674.
In 1678 sluiten Aert Tonisz van Roijwinckel x Maria Costerus, won. Utrecht en Isaacq Costerus een akkoord over de rekening van Elias Tonisz van Roijwinckel en Elias van Oudenaller als mombers over Isaacq Costerus en over de erfenis van ds. Daniël Costerus, predikant te Houten x Gijsberta Roijwinckel, van Tonis Elissen van Roijwinckel, van Cornelis en Elis Tonisz van Roijwinckel, van Jannichie Costerus, van Abraham Costerus en van Cornelis van Dammen uit Zierikzee (HUA; notarieel U93a003, nr. 17; 17-04-1678).
In 1712 laat Maria Costerus, wed. Aert Tonisz van Roywinkel haar testament maken. Erfgenamen: Anthonie en Benjamin van Roijwinckel (HUA; Notarieel U123a005, nr. 6; 29-03-1712).
Uit dit huw.:
1. Anthonetta van Roywinckel, ov. Veenendaal 1681, otr./tr. Utrecht 26-3/9-4-1679 Peter van Broeckhuijsen, mr. chirurgijn
2. Pieter van Roywinkel
In 1680 wordt Pieter van Roywinkel beleend na dode van zijn vader Aert van Roywinckel met de tiend van Ruwinkel (HUA; Leenhof 166, fol. 146; 09-11-1680).
3. Anthonie van Roywinkel, tr. ca. 1695 Rijmburgh de Breij/Bree, wed. Dirck van Ulsen
Huw. voorw. (HUA; U93a29, nr. 81; 27-12-1695).
In 1707 draagt Maria Costerus, wed. Aert Toniss van Rodewinckel een huijsinge erve ende gront, gelegen wz Oude Gracht, omtrent de Smeebrugh aan de noordzijde op de hoek van de Brantsteech, met de kramerswinkel met alle toebehoren over aan haar zoon Anthoni van Rodewinckel met toestemming van de overige kinderen (Not. H. van Woudenbergh, Utrecht, U093a053, nr. 33; 14-10-1707).
In 1709 wordt Anthonie van Roywinkel voor zichzelf en namens de erfgenamen van Aert van Roywinkel beleend na dode van zijn broer Pieter van Roywinkel met de tiend van Ruwinkel (HUA; Leenhof 167, fol. 293vo; 11-01-1709).
In 1713 maakt Anthoni van Roywinckel, won. Utrecht een procuratie op Hendrick Arent van Zevender, not. te Utrecht om de tiend van Roywinckel te Scherpenzeel, leenroerig aan St. Paulus, openbaar te verkopen (HUA; Not. Utrecht U116a002, nr. 19; 24-06-1713).
In 1713 wordt Hendrik Arent van Zevender beleend door opdracht van Anthony van Roywinkel met de tiend van Roywinckel (HUA; Leenhof 168, fol. 78; 09-09-1713).
Uit dit huw.:
1. Maria Rodewinckel
2. Dina Rodewinckel
3. Barbara Rodewinckel
4. Benjamin van Roijwinckel, tr. ca. 1690 Catharina Wulvingh, dr. van Benjamin Wulvingh
Huw. voorw. (HUA; U113e001, nr. 9; 09-07-1690), tr. 2. Teuntje Schay
5.Daniel van Roywinckel, tr. Cornelia Verruit
Uit dit huw.:
1. Helena van Roywinckel
2. Johanna van Roywinckel
3. Johannis van Roywinckel
(UT123A004, aktenr. 374; 26-08-1711). (UT122a004, aktenr. 1).
RUWINKEL (2)
De onderstaande familie heeft generaties lang op Groot Ruwinkel gewoond.
I
Brant Gijsbertsz, tr. NN
Brant Gijsbertsz beleend door opdracht van Jacob Ottensz, oudste zoon van zal. Otto Jacobsz met het heetveld “gehoort hebbende tot mijnen leengoede Berckhorst, gelegen int meentveld gelijck ’tselve affgegraven ende affgedeilt is”; oost en zuid: Wolffswinckeler heetveld, west: Roijwinckel, noord: Heintgenscamp (Leenboek Huis Scherpenzeel 141 fol.128vo; 04-05-1617).
Uit dit huw.:
1. Gijsbert Brantsz, volgt II
2. Gijsbertgen Brants
II
Gijsbert Brantsz, ov. 1625-1628, tr. Reintje Wulferts van Byler
In 1586 Gijsbert Brantsz met de helft van Roijwinckel. Belening 03-10-1586. En in 1594 met nog een kamp land van Roijwinckel aan de ene zijde: Wollfswinckel, de andere zijde: de gemene weg, door Gijsbert Brantsz gekocht van Derck Jordens. Belening 12-07-1594 (Leenboek Huis Scherpenzeel 141 fol. 169vo; 14-03-1628).
In 1624 eist Jan Arissen van Gijsbert Brantsz de verkoop van kamp land en de reparatie van de weg (Recht. Arch. Scherpenzeel 1 fol. 1vo,2; 26-01-1624, fol. 4vo; 19-04-1624).
In 1624 eist Thonis Elissen van Gijsbert Brantsz op Reijwinckel betaling van de smalle tiend op Reijwinckel. (Recht. Arch. Scherpenzeel 1 fol. 3; 08-03-1624).
In 1625 eist Jacob Otten van Brant Gijsbertsz vanwege zijn vader Gijsbert Brantsz, het voldoen van akkoord over ongelden (Recht. Arch. Scherpenzeel 1 fol. 12; 13-12-1624, fol.13; 24-01-1625, fol. 14; 07-02-1625).
In 1625 vragen Gijsbert Brantsz x Reintgen Wulffersdr van Bijler, beleend met Roijwinckel, octrooi om te testeren (Leenboek Huis Scherpenzeel 141 fol. 151vo; 07-04-1625).
In 1625 laten Gijsbert Brantsz x Reintgen Wulffersdr van Bijler hun testament maken. Hun zoon Brandt Gijsbertsz krijgt het erf Roijwinckel en een heetveld van Berkhorst. Hij moet de kinderen van zal. Gijsbertgen Brantsdr uitkopen met f 1100,= en Wulffer Gijsbertsz uitkopen met f 1100,= (Leenboek Huis Scherpenzeel 141 fol. 152; 08-04-1625).
Uit dit huw.:
1. Brant Gijsbertsz, volgt III
2. Mary Gijsbert Brantszdr, tr. Scherpenzeel 05-08-1610 Teunis Brantzs, zn. van Brant Teunisz
Octrooi om te testeren 07-03-1623.
Uit dit huw.:
1. Neeltje Theunis Brants, otr. Amerongen 03-11-1643, tr. Appel (otr. Amerongen 03-11-1642) Jacob Thonisz van Meerveld, won. Appel onder Nijkerk, zn. van Thonis Jacobsz van Meerveld en Grietje Francken
In 1643 worden er huw. voorw. gemaakt tussen Jacob Thonisz van Meerveld en Neeltje Theunis, jd. won onder Ginkel. Getuigen van Neeltje: haar vader, broer Gerrit, ooms Brant Gijsbertsz en Wulphert Gijsbertsz en neef Aert Jansz op Droffelaar (AT007b002; 07-11-1643).
2. Gerrit Teunisz, ov. ca. 1689, ongehuwd
Hij woont in Ginkel onder Amerongen.
3. Willem Theunis Brantsz
Hij woont onder Amerongen.
4. Brant Teunisz, ov. ca. 1698, ongehuwd
3. Wulphert Gijsbertsz
In 1625 laten Gijsbert Brantsz x Reintgen Wulffersdr van Bijler hun testament maken. Hun zoon Brandt Gijsbertsz krijgt het erf Roijwinckel en een heetveld van Berkhorst. Hij moet de kinderen van zal. Gijsbertgen Brantsdr uitkopen met f 1100,= en Wulffer Gijsbertsz uitkopen met f 1100,= (Leenboek Huis Scherpenzeel 141 fol. 152; 08-04-1625).
4. NN., tr. Jan Aertsz, op Midden Romselaar
Uit dit huw.:
1. Aert Jansz, op Droffelaar., ov. ca. 1670, tr. (1) Mayken Aelbertsdr, weduwe met kinderen, ov. na 1632, tr. (2) Neeltje Gijsbert Brantsdr, ov. tussen 1684-1690, dr. van Gijsbert Brandsz en Willemijntje Theunis Wulfertsz van Bitterschoten
III
Brant Gijsbertsz, ov. voor 1669, tr. NN
In 1628 wordt Brandt Gijsbertsz beleend na dode van zijn vader Gijsbert Brantsz met de helft van Roijwinckel Vorige belening op Gijsbert Brantsz 03-10-1586. En nog een kamp land van Roijwinckel aan de ene zijde: Wollfswinckel, de andere zijde: de gemene weg, door Gijsbert Brantsz gekocht van Derck Jordens en ermee beleend op 12-07-1594. Omdat het twee lenen betreft moeten er twee heergewaden betaald worden (Leenboek Huis Scherpenzeel 141 fol. 169vo; 14-03-1628).
Genoemd in 1643 als getuige bij huw. voorw. van zijn nicht Neeltje Theunis, dr. van Mary Gijsbert Brantszdr.
In 1646 voert Henrick Thonisz Colffschoten proces contra Roeloff Sarren/Sanders, op ’t Willer, Sander Arresz, op ’t Willer, Anthoni, op Renes, Cornelis Jans van Ebbenhorst en Brandt Gijsbers, wegens inning van het zout- en botergeld van de koeien, 5 st. per koe. (Recht. Arch. Scherpenzeel 2 fol. 239vo,2x; 21-12-1646. Fol. 242vo,244,244vo; 01-02-1647. (Recht. Arch. Scherpenzeel 1 fol. 108 en 2 fol. 245vo-246vo; 22-02-1647).
Uit dit huw.:
1. Gijsbert Brantsz, volgt IV
IV
Gijsbert Brantsz van Roijwinkel, ov. 1708, tr. Scherpenzeel 26-09-1658 Jantje Cornelis van ’t Voort, ov. voor 1704, dr. v. Cornelis Jansz.
In 1669 wordt Gijesbert Brantsen beleend na dode van zijn vader Brant Gijesbertsen met de helft van Roeijwijnckel en nog een kamp land in Roeijwijnckel en met met “het heetvelt ofte meentvelt heergecomen van … Berchhoerst gelijckt het selvijge offgegraeven ende gedijlt is”; oost en zuid: Wolfswijnckeller heetvelt, west: Roeijwijnckel, noord: Heijntgenscaemp (Leenboek Huis Scherpenzeel 142 fol. 43vo, 44vo; 06-11-1669).
In 1678 leent Gijsbert Brands f 650,=. Onderpand: Roijwinckel (Leenboek Huis Scherpenzeel 148 fol. 111; 15-07-1678).
In 1688 lijftochten Gijsbert Brantsz x Jantjen Cornelisz, wonende op Roijwinckel elkaar met Roijwinckel en een heetveldje van Berckhorst, dat zij gekocht hadden. Na hun dood krijgt de oudste zoon f 40,= en de rest wordt onder de kinderen gelijk verdeeld (Leenboek Huis Scherpenzeel 143 fol. 4; 20-11-1688).
Testament op 6 kinderen (V002a001; 17-03-1687).
Gijsbert Brants, weduwnaar van Jantjen Cornelis, wonende op Roijwinckel maakt de bovenstaande lijftocht ongedaan en verklaart dat zijn oudste zoon f 40,= uit het goed krijgt. Vervolgens wordt het goed gelijk verdeeld onder alle kinderen (Leenboek Huis Scherpenzeel 143 fol. 50,53vo; 25-04-1703 en 26-07-1704).
In 1708 verdelen Brant Gijsberts van Roijwinckel, Cornelis Gijsberts van Roijwinckel, Johannes Willems van Amerongen x Hendrikjen Gijsberts van Roijwinckel en Geertjen Gijsbertsen van Roijwinckel, bejaarde dochter geassisteerd door haar oudste broer Brant de boedel. Zij loten en het lot valt op Brant Gijsberts. Hij wordt beleend met de helft van Roijwinckel. Het tweede lot valt op Cornelis Gijsberts. Hij wordt beleend met het gedeelte van Berckhorst. Het derde lot is voor Johannis Willems van Amerongen. Hij wordt beleend met een kamp land, gekocht van Marten Huijberts. Het vierde lot is voor Geertjen Gijsberts. Zij wordt beleend met een kamp in Roijwinckel “en uijtslag en meentvelt” (Leenboek Huis Scherpenzeel 143 fol. 65; 13-03-1708).
Grote Kerk Scherpenzeel, grafsteen nr. 4. linkerhelft: GHYSB OP.RO.. Ao.
Uit dit huw.:
1. Henrickien Gijsberts van Roijwinckel, ged. Scherpenzeel 08-01-1660, op Roijwinckel, tr. Jan Willemsz van Amerongen, ov. voor 1729
In 1708 wordt Johannes Willems van Amerongen x Hendrikjen Gijsberts van Roijwinckel beleend na dode van haar vader Gijsbert Brants van Roijwinckel met “een kamp lants tientvrij, eertijts affgegraven van ’t erve Wolffswinckel, gelegen tusschen Berckhorst ende Roijwinckel” (Leenboek Huis Scherpenzeel 143 fol.68; 13-03-1708).
In 1729 verkopen Samuel Heshusius en Johanna van Wolfswinkel, won. Amersfoort een huis, berg, schuur en land aan de Groep voor f 799,=, waarvan f 600,= omgezet wordt in een hypotheek aan Hendrikje van Roijwinkel, wed. Johannes Willemse van Ommeren (AT033a002; 30-12-1729).
2. Marritien Gijsberts, ged. Scherpenzeel 16-11-1662, op Roijwinckel, tr. Renswoude 14-12-1684 (otr. Scherpenzeel) Herman Jansz, van Egdom, zn. van Jan Gerritsen en Merrichien Jans
3. Brant Gijsbertsz van Roijwinckel, ged. Renswoude 13-11-1670, volgt V
4. Cornelis Gijsbertsz van Roijwinckel, ged. Scherpenzeel 02-11-1673, op Rowinckel, ov. na 1745
In 1708 wordt Cornelis Gijsberts van Roijwinckel beleend na dode van zijn vader Gijsbert Brants van Roijwinckel met “het heetvelt ofte meentvelt eertijts heergekomen van mijnen leengoet Berckhorst (Leenboek Huis Scherpenzeel 143 fol. 67; 13-03-1708).
In 1745 wordt Otto van Stuijvenberg, schout van Scherpenzeel beleend door opdracht van Gurt Geijsberse van Ruijtenbeek en Albert Rust, diakenen te Scherpenzeel en ds. Johannus Reijniersse voor de helft en M. Vortser namens Cornelis Geijsberse van Roeijewinckel (voor een vierde deel) met drie vierde deel van Roeijewinckel; oost: Wolfswinckel en Wittenoort, zuid: Berckhorst, west: Groot Scherpenzeel en Ebbenhorst, noord: Hentjeskamppen, gekocht voor f 2450,=. Vorige belening 13-03-1708; Brant Geijsbersen met een vierde en Cornelis Geijsbersen met een vierde deel en 17-12-1729 werd Brant Geijsberse met een vierde deel beleend (Leenboek Huis Scherpenzeel 144 fol. 105; 20-12-1745).
5. Geertje Gijsberts van Roijwinckel, ged. Scherpenzeel 08-03-1676, op Rowinckel, tr. Renswoude (otr. Scherpenzeel 07-04-1715) Cornelis Claasz, jm. op de Kleine Vliert. Cornelis Claasz, won. aan de Groep, tr. (2) Amerongen 08-04-1731 Cornelisje Willems, wed. Jacob Faassen, won. aan de Groep
In 1708 wordt Brant Gijsberts, op Roijwinckel namens zijn zuster Geertjen Gijsberts van Roijwinckel beleend na dode van haar vader Gijsbert Brants van Roijwinckel met een kamp in Roijwinckel “sampt uijtslag in dat meentvelt”; aan de ene zijde: Wolffswinckel, aan de andere zijde: de gemene weg (Leenboek Huis Scherpenzeel 143 fol. 69; 13-03-1708).
In 1717 wordt Cornelis Klaesen, wonende op de Kleijne Vliert onder Renswoude namens zijn onmondige dochter Geertjen Cornelis beleend na dode van haar moeder Geertjen Gijsberts van Roijwinckel met een kamp in Roijwinckel, met uitslag in het meentveld (Leenboek Huis Scherpenzeel 143 fol. 102; 22-07-1717).
Uit het 1e huw.:
1. Gijsbert Cornelissen, ged. Scherpenzeel 07-06-1716, op de Kleine Vliert
2. Geertjen Cornelissen, ged. Scherpenzeel 04-07-1717, op de Kleine Vlierd
Uit het 2e huw.:
3. Evertje Cornelissen, ged. Scherpenzeel 26-03-1732, aan de Groep
4. Klaas Cornelissen, ged. Scherpenzeel 04-07-1734, aan de Groep (doop ook ingeschr. te Amerongen)
6. Jan Gijsbertsz, ged. Scherpenzeel 18-08-1678, op Rowinckel
V
Brant Gijsbertsz van Roijwinckel, ged. Renswoude 13-11-1670, ov. na 1736
In 1708 wordt Brant Gijsberts, op Roijwinckel beleend na dode van zijn vader Gijsbert Brants van Roijwinckel met de helft van Roijwinckel (Leenboek Huis Scherpenzeel 143 fol. 66; 13-03-1708).
In 1729 wordt Brant Gijsbertsen van Roijwinkel beleend door opdracht van zijn zuster Hendrickje Gijsberts van Rooijwinkel en Johan Willemse van Amerongen met een kamp land afkomstig van Wolfswinkel, gelegen tussen Berckhorst en Roijwinckel, gekocht voor f 800,= (Leenboek Huis Scherpenzeel 144 fol. 5vo; 17-12-1729).
In 1730 leent Brant Gijsbertse van Roijwinkel leent f 800,= van Kobis Geritse van Selder en Faas Geritse van Selder, die daardoor mede beleend worden met 2/4 deel van Roijwinkel (Leenboek Huis Scherpenzeel 144 fol. 6vo; 01-01-1730).
In 1736 schenken Hermen van Manen x Aeltie Lagerweij namens de erfgenamen van Jakobus en Faes Gerten van Selder de bovenstaande lening aan de armen (diaconie) van Scherpenzeel (Leenboek Huis Scherpenzeel 144 fol. 6; 01-10-1736).
In 1736 leent Brant Gijsbertsen van Roeijwinkel leent f 1100,= van Aart Wulphertsen van Moorst en Willem van Renes, diakenen te Scherpenzeel, geassisteerd door ds. J.J. Cremer, die daardoor mede beleend worden met de helft van Roeijwinkel. Geroyeerd 09-09-1758. (Leenboek Huis Scherpenzeel 144 fol. 42vo; 08-03-1736).
RUWINKEL (3)
In 1733 wordt de nalatenschap geregeld van Hendrik Jacobsen op Klein Ruwinkel en van zijn eerder overleden vrouw Teunisje Jans. Omdat zij geen kinderen hadden is een compleet beeld te vormen van de wederzijdse families op dat moment.
Jacob Claesz woont eerst op ´t Voort, de boerderij die hij later van zijn schoonvader erft. Inmiddels heeft hij deze boerderij verlaten en heeft de pacht van Klein Dashorst onder Renswoude over genomen van zijn vader. Na zijn dood wordt de pacht over genomen door zijn zoon Hendrick Jacobsz. Dit is dezelfde Hendrick Jacobsz waar deze genealogie om draait.
I
Claes Rijcksz, ov. ca 1649, tr. Truijtgen
Lidm. Scherpenzeel 24-12-1615: Truitgen Claes Ricxsen hv.
Lidm. Scherpenzeel pasen 1633: Claes Rijcksz, impotent.
In 1633 is Claes Rijcksz pachter van Kleijn Dashorst onder Renswoude (Laansma, blz. 31).
Uit dit huw.:
1. Cornelis Claesz, ged. Scherpenzeel 25-04-1614
2. Johan Claesz, ged. Scherpenzeel 11-08-1616
3. Mattheus Claesz, ged. Scherpenzeel 10-03-1619
4. Rijck Claesz
Zie genealogie Van de Vliert.
5. Jacob Claesz, volgt II
II
Jacob Claesz, ov. voor 1671, tr. Geertje Cornelissen, dr. van Cornelis Jansz van ´t Voort
In 1669 wordt Jacob Claesz beleend na dode van zijn schoonvader Cornelis Jansz met het erf ’t Voort (Leenhof 108, f. 260. Bel. Holevoet nr. 11).
Uit dit huw.:
1. Cornelis Jacobsz, ged. Scherpenzeel 10-09-1648, op ’t Voort, ov. voor 1711
In 1671 wordt Cornelis Jacobsz beleend na dode van zijn vader met het erf ’t Voort (Leenhof 109, f. 51. Bel. Holevoet nr. 11).
2. Geertruijtgen/Truijtjen Jacobs, ged. Scherpenzeel 28-04-1650, tr. Renswoude 14-02-1675 Aelbert Jordensen van Ebbenhorst/Spickhorst, ged. Renswoude 05-11-1643, ov.Renswoude 25-05-1694, zn. van Jorden Jans Ebbenhorst en Jantge Cornelissen
Uit dit huw.:
1. Geertje Alberts, ged. Renswoude 04-03-1677, ov. voor 1733
2. Jacob Aalberts, ged. Renswoude 25-04-1680, tr. Renswoude 18-11-1703 Niesje Hendrickx
In 1727 wordt Jacob Aalbertsz beleend na dode van zijn oom Jan Jacobsz met het erf ’t Voort (Leenhof 115, f. 190. Bel. Holevoet nr. 11). Hij verkoopt het in 1739.
3. Jan Jacobsz, ov. ca. 1727
In 1671 wordt Jan Jacobsz beleend na dode van zijn broer Cornelis Jacobsz met het erf ’t Voort (Leenhof 113, f. 86. Bel. Holevoet nr. 11).
4. Hendrik Jacobsen, volgt II (onderaan)
5. Maria/Marijtjen Jacobs, ov. 1689-1698, tr. als jd. van ’t Foort, te Renswoude 11-05-1679 Phaas Cornelisz, van Zelder. Phaas tr (2) Renswoude 08-05-1701 Cornelia Thijsz, ged. Renswoude 29-08-1675, dr. van Thijs Cornelisz en Phaasje Teunissen van Overeem
Faas Cornelisz koopt in 1696 een kamp land in Lambalgen onder Woudenberg. (Bel. Holevoet nr. 42). (Huis Amerongen 4 fol. 12vo)
In 1698 verkoopt hij het weer. Hij woont dan als weduwnaar op Klein Dashorst onder Renswoude(Bel. Holevoet nr. 42) (Huis Amerongen 4, fol. 23)
Uit het 1e huw.:
1. Jacob Faassen, ged. Renswoude 22-02-1680, tr. Cornelisje Willems. Cornelisje Willems, tr. (2) Amerongen 08-04-1731 Cornelis Claassen,op de Kleine Vliert, wed. Geertje Gijsberts van Roijwinckel
2. Cornelis Faassen, ged. Renswoude 13-08-1682, ov. na 1733
3. Antony/Teunis/Toon Faassen, ged. Renswoude 17-02-1684, ov. na 1733
4. Geertje Faassen, ged. Renswoude 28-02-1686, ov. voor 1733
5. Teuntje Faassen, ged. Renswoude 28-02-1686, ov. voor 1733
6. Jacobje Faassen, ged. Renswoude 04-12-1687, ov. voor 1733
7. Grietje Faassen, ged. Renswoude 09-03-1690, ov. voor 1733
6. Jantje Jacobs, ged. Scherpenzeel 03-07-1664, op Kleijn Dashorst, van ´t Foort, tr. Renswoude 03-04-1687 Brand Cornelissen, van Zelder, zn. van Cornelis Faessen, won. Selder en Teuntje Peters, tr. (2) Renswoude 24-01-1692 Jan Francken
Zie genealogie Engelen
Uit het 1e huw.:
1. Cornelis Brandsz, ged. Renswoude 29-07-1688
2. Brantje Brandsz, ged. Renswoude 01-12-1689
Uit het 2e huw.:
1. Aertje Jans, ged. Renswoude 26-12-1692, won. Amerongen, otr. Woudenberg 23-10-1717, tr. Amerongen 14‑11‑1717 Hendrik Errisz/Eernsten van Ginkel, van Lunteren, won. Woudenberg. Hendrik Eersten, wed. van Aartje Janssen, won. Renswoude, otr. Amerongen 08-12-1752 Aaltje Willems Bruis, j.d. van Dwarsdijk Amerongen
Hendrik Ernsten, won. Engelaar, getuige bij huw. schoonzus Reijertje in 1733.
Uit het 1e huw.:
1. Heremeijntje Hendriks, ged. Amerongen 24-10-1717, aan de Groep onder Amerongen
2. Weimpje Hendriks, ged. Scherpenzeel 21-01-1722, aan de Groep onder Amerongen
3. Jannetje Hendriks, ged. Renswoude 05-06-1724
4. Grietje Hendriks, ged. Renswoude tussen 1721 en 1727
5. Hendrik Hendriks, ged. Renswoude 22-08-1728
6. Eernst Hendriks, ged. Renswoude 11-03-1731, op Hengelaar
7. Jan Hendriks, ged. Renswoude 18-07-1734, op Engelaar
2. Geertje Jans, ged. Renswoude 02-09-1694, ov. na 1733
3. Jacobje Jans, ged. Renswoude 17-10-1697, ov. na 1733
4. Marrijtjen Jans, ged. Renswoude 21-04-1700, ov. na 1733
5. Reijertjen Jans, ged. Renswoude 17-09-1702, tr. Scherpenzeel 25-10-1733 Jan Harmsen van Ebbenhorst
6. Gijsbertje Jans, ged. Renswoude 23-11-1704, ov. na 1733
7. Claasje Jacobs, tr. Renswoude 08-02-1685 Gijsbert Lubbertsz
Uit dit huw.:
1. Wijntje Gijsberts, ged. Renswoude 11-07-1686, ov. voor 1733
2. Geertje Gijsberts, ged. Renswoude 11-03-1688, won. Ederveen, tr. Renswoude 18-05-1732 (att. van Lunteren) Hendrik Gerritse Schuurman, won. Lunteren
3. Jacobje Gijsberts, ged. Renswoude 25-01-1691, ov. na 1733
4. Jantje Gijsberts, ged. Renswoude 11-02-1694, ov. na 1733
5. Hendrick Gijsbertsz, ged. Renswoude 14-06-1696, ov. voor 1733
RUWINKEL (4)
I
Jan Saaren/Sandersz, ov. Scherpenzeel 04-05-1676, tr. Jantje Cornelissen, ov. Scherpenzeel 28-02-1704
Slaperdijkgeld 1653, Woudenberg aan de Brinkkant en Broekkant: Jan Saren.
Lidm. Scherpenzeel Pasen 1659: Jan Saren en Janneken Cornelissen, op Bruijnhorst.
Lidm. reg. Scherpenzeel 1675: Jan Saren en Jantje Cornelissen, op Bruijnhorst.
Huisgezinnen Woudenberg 1675, nr. 78, 180: Jan Saren met sijn vrouw met dry kinderen minderjarich, bouwman op Bruijnhorst.
In 1686, en 1696 is de weduwe van Jan Saren bruiker van het erf Bruinhorst (Oudschildgeld Woudenberg, nr. 7).
Haardstedegeld Woudenberg 1693, nr. 107: de wed. Jan Saren op Bruijnhorst.
In 1706 zijn de weduwe van Jan Saren en de weduwe van Cornelis Gijsbertsz bruiker van het erf Bruinhorst (Oudschildgeld Woudenberg, nr. 7).
In 1663 schenkt Maria, dochter en Cornelis, zoon van Jan Saren op Bruijnhorst ieder f 2-10 voor een
kroonluchter voor de kerk (Archief Grote Kerk 1; 22-01-1663).
Uit dit huw.
1. onbekend kind, ged. Scherpenzeel 27-08-1643, op Bruijnhorst, ouders niet genoemd, ws. Cornelis Jansz, ov. voor 1725
In 1663 schenkt Maria, dochter en Cornelis, zoon van Jan Saren op Bruijnhorst ieder f 2-10 voor een kroonluchter voor de kerk (Archief Grote Kerk 1; 22-01-1663).
In 1687 getuige bij huw. zr. Teuntje Jans.
In 1725 doen Sander Gerritsen van Begbergen en Peter Jansen Druijf x Geertjen Jansen van Begbergen, voor zichzelf en de andere erfgenamen van Teunisjen Jansen en Cornelis Jansen, beide op Roijwinckel overleden, boding aan Hendrick Jacobsen, op Roijwinckel (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 05-09-1725).
In 1732 wordt Sander Gerritsen van Beckbergen beleend (oudste neef) na dode van Cornelis Jansen, die het geërfd had van zijn zuster Tunisie Jans x Henderick Jakopsen, met de helft van “huijs en hofstede, berg en schuijr en brink met het niuwe aengemaeckte lant” van Roijwinckel. Sander erft het als oudste neef van Cornelis, bij gebrek aan nadere erfgenamen. Henderick had het tijdens zijn huwelijk met Tunisie gekocht (Leenboek Huis Scherpenzeel 144 fol. 19vo; 15-12-1732).
In 1733 genoemd in boedelscheiding zwager Hendrik Jacobsen. Hij is dan ov.
2. Marritien Jansen van Bruijnhorst, tr. Scherpenzeel 25-01-1663 Gerrit Jansen van Begbergen, zn. van Jan Hansen van Beckbergen
Lidm. Scherpenzeel Pasen 1667: Gerrit Jansen van Begbergen en Marritien Jansen.
Lidm. reg. Scherpenzeel 1673: Gerrit Jansen van Beckbergen en Marrijtje Jansen.
In 1674 wordt Gerrit Jansz van Beckbergen beleend na dode van zijn vader Jan Jansz met een hofstede in ´t Voort (Leenhof 109, fol. 126; 1674. Beleningen Holevoet nr. 13).
In 1674 wordt Gerrit Jansz van Beckbergen beleend na dode van zijn vader Jan Jansz met een koolhofje in ´t Voort (Leenhof 105, fol. 133; 1650. Beleningen Holevoet nr. 15).
In 1686, 1696, 1706, 1716, 1719, 1725 is Gerrit Jan Hansen eigenaar en bruiker van 1 morgen in ´t Voort (Oudschildgeld Woudenberg nr. 26c).
Lidm. reg. Scherpenzeel 1715: Gerrit Jansen van Beckbergen.
Zie ook genealogie Bekbergen.
Uit dit huw.:
1. Luijtien/Luijtje Gerrits van Beckbergen/van Weij, ged. Scherpenzeel 13-03-1664, ov. na 1733, tr. Scherpenzeel 12-12-1686 Jan Aertsen van Arck, van Amersfoort
2. Sander Gerritsen van Beckbergen, ged. Scherpenzeel 14-01-1666, ov. na 1736, ongehuwd
In 1725 doen Sander Gerritsen van Begbergen en Peter Jansen Druijf x Geertjen Jansen van Begbergen, voor zichzelf en de andere erfgenamen van Teunisjen Jansen en Cornelis Jansen, beide op Roijwinckel overleden, boding aan Hendrick Jacobsen, op Roijwinckel (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 05-09-1725).
In 1726 eisen Sander Gerritsen van Begbergen en Jan Faessen, erfgenamen van zal. Teunisjen Jansen en Cornelis Jansen, hun tante en oom de regeling van de erfenis van Hendrick Jacobs, wed. Teunisje Jans. Genoemd: Aris Faessen en Peter Druijf (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 09-09-1726; 11-10-1726; 17-09-1727; 24-09-1727; 20-10-1727; 08-12-1727).
In 1732 wordt Sander Gerritsen van Beckbergen beleend na dode van Cornelis Jansen, die het geërfd had van zijn zuster Tunisie Jans x Henderick Jakopsen, met de helft van “huijs en hofstede, berg en schuijr en brink met het niuwe aengemaeckte lant” van Roijwinckel. Sander erft het als oudste neef van Cornelis, bij gebrek aan nadere erfgenamen. Henderick had het tijdens zijn huwelijk met Tunisie gekocht (Leenboek Huis Scherpenzeel 144 fol. 19vo; 15-12-1732).
In 1735 worden Arris Gersen x Geurtie Jans beleend door opdracht van Sander van Beckbergen met de helft van “’t huijs en hofstede, berg en schuur en brink met ’t nieuwe aengemaekte lant” van Roijwinckel, gekocht voor f 850,= (Leenboek Huis Scherpenzeel 144 fol. 38; 14-11-1735).
In 1736 laat Sander Gerritsen van Beckbergen zijn testament maken. Erfgenamen: Peter Jansz Druijf x Geertje Gerrits van Beckbergen (HUA; U190a001, nr. 34; 15-01-1736).
3. Jan Gerritsen van Beckbergen, ged. Scherpenzeel 17-01-1669, ov. voor 1733
In 1694 krijgt Willem Jansz Druijf vier herenponden boete wegens vechten met Jan Gerritsen van Beghbergen ten huize van Cornelis Morren (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 29-01-1694).
4. Evert Gerritsen van Beckbergen, ged. Scherpenzeel 08-01-1671, ov. voor 1733
5. Geertje Gerrits van Beckbergen, ov. na 1733, tr. Scherpenzeel 07-08-1701 Peter Jansen Druijff, ged. Scherpenzeel 01-05-1664, zn. van Jan Willemsen Druijff en Grietien Willemsen
In 1725 doen Sander Gerritsen van Begbergen en Peter Jansen Druijf x Geertjen Jansen van Begbergen, voor zichzelf en de andere erfgenamen van Teunisjen Jansen en Cornelis Jansen, beide op Roijwinckel overleden, boding aan Hendrick Jacobsen, op Roijwinckel (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 05-09-1725).
In 1728 wordt Peter Jansz Druijf beleend na dode van zijn schoonvader Gerrit Jansz van Beckbergen met een hofstede in ´t Voort (Leenhof 115, fol. 211; 1728. Beleningen Holevoet nr. 13).
In 1735 en 1745 is Peter Jansz Druijf eigenaar en bruiker van 1 morgen in ´t Voort
(Oudschildgeld Woudenberg nr. 26c).
3. Jannitgen Jans van Bruijnhorst, ged. Scherpenzeel 16-04-1648, tr. Scherpenzeel 26-07-1668 Faes Jansen, won. Engeler, zn. van Jan Faessen en Otje Erris. Faes Jansen tr. (2) Scherpenzeel 24-04-1692 Fijtje Franssen, van den Brinckant
Uit het 1e huw.:
1. Ottien Faassen, ged. Scherpenzeel 25-07-1669, op Engeler, ov. na 1733, tr. Renswoude 17-10-1697 Hendrik Cornelissen
2. Geertien Faassen, ged. Scherpenzeel 16-09-1671, op Engeler, ov. voor 1733
3. Maria Faassen, ged. Renswoude 04-10-1674, ov. na 1733, tr. Antony de Bree
4. Jan Faassen, ged. Renswoude 27-05-1677, jong ov.
5. Jan Faessen, ged. Renswoude 21-03-1680, ov. na 1733, tr. Woudenberg 06-07-1710 Teuntje Faessen, won. Bruinhorst
In 1716, 1719 en 1725 is Jan Faassen bruiker van het erf Bruinhorst (Oudschildgeld Woudenberg, nr. 7).
In 1726 eisen Sander Gerritsen van Begbergen en Jan Faessen, erfgenamen van zal. Teunisjen Jansen en Cornelis Jansen, hun tante en oom de regeling van de erfenis van Hendrick Jacobs, wed. Teunisje Jans. Genoemd: Aris Faessen en Peter Druijf (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 09-09-1726; 11-10-1726; 17-09-1727; 24-09-1727; 20-10-1727; 08-12-1727).
Uit dit huw.:
1. Jantje Jansz, ged. Scherpenzeel 14-09-1710, op Bruijnhorst
2. Jantje Jansz, ged. Scherpenzeel 27-11-1712, op Bruijnhorst
3. Faas Jansz, ged. Scherpenzeel 18-08-1715, op Bruinhorst
4. Maria Jans, ged. Scherpenzeel 20-11-1718, op Bruinhorst
5. Jantje Jans, ged. Scherpenzeel 17-01-1723, op Bruinhorst
6. Arris Faessen, ged. Renswoude 18-02-1683, ov. 1733 – 14-08-1735, tr. Woudenberg 02-07-1713 Dirkje Wolberts van Middendorp/van Couwenhoven, won. op Couwenhoven onder Woudenberg. Dirkje, tr. (2) Woudenberg 14-08-1735 Lambert Cornelisz Versteeg, van Leusden
Lidmaten Scherpenzeel 28-03-1717: Aris Faasen en Derkje Wolberts op Couwenhoven.
Niet meer genoemd in het lidmatenregister van 1740.
Oudschildgeld Woudenberg 1735: Couwenhoven, de wed. Erris Faassen.
In 1734 wordt Dirkje Wolberts, wed. Aris Faassen wegens pachtschuld gedwongen om de inboedel van Couwenhoven over te geven aan de verpachter, het Mariënhof (Not. Amersfoort 037a004; 30-11-1734).
In 1743 wordt Lambert Cornelisz wegens pachtschuld gedwongen om de inboedel van Couwenhoven te verkopen (Not. Amersfoort 037a011, nr. 47; 02-08-1743 en nr. 51; 11-08-1743).
Uit dit huw.:
1. Faas Arrisz, ged. Scherenzeel 16-02-1716, op Kouwenhoven
2. Jantje Arris, ged. Scherenzeel 30-01-1718, op Couwenhoven
3. Meertje Arris, ged. Scherenzeel 16-03-1721, op Couwenhoven
4. Geertje Arris, ged. Scherenzeel 05-07-1722, op Couwenhoven
5. Gerrit Arrisz, ged. Scherenzeel 09-04-1724, op Kouwenhoven
6. Geertje Arris, ged. Scherenzeel 10-03-1726, op Kouwenhoven
7. Cornelis Faessen, ged. Renswoude 26-09-1686, ov. na 1733
8. Evert Faessen, ged. Renswoude 20-01-1689, ov. na 1733
Uit het 2e huw.:
9. Frans Faessen, ged. Scherpenzeel 19-02-1693, op Kleijn Moorst
10. Frans Faessen, ged. Scherpenzeel 25-02-1694, op Kleijn Moorst, tr. Renswoude 06-11-1729 Neeltje Peters van Sniddelaar, dr. van Peter Jansen van Sniddelaar en Gijsbertje Breunissen. Neeltje, tr. (2) Woudenberg 30-11-1749 Peter Petersz van Zutphen, wed. Jannigje Teunissen
Van 1730-1739 wonen zij op de Kouwenhoverkamp op Voskuilen en in 1743 op Klein Oudenhorst, beide onder Woudenberg.
In 1741 pacht Frans Faassen, won. Couwenhoven van de Heer van Heemskerk de boerderij Klein Oevelaar met 4 morgen land onder Woudenberg, van 1741-1747 voor f 43,= per jaar (Not. Amersfoort 033a006, nr. 4; 06-01-1741).
Uit het 1e huw.:
1. Fijtje Fransen, ged. Scherpenzeel 27-08-1730, op Voskuilen
2. Peter Fransen, ged. Scherpenzeel 03-05-1733, op Voskuilen
3. Aris Fransen, ged. Scherpenzeel 24-04-1735, op Voskuilen
4. Peter Fransen, ged. Scherpenzeel 27-10-1737, op Voskuilen
5. Faes Fransen, ged. Scherpenzeel 11-10-1739, in de Kouwenhoover Kamp
6. Faas Fransen, ged. Scherpenzeel 01-09-1743, op Kleijn Oudenhorst
7. Huijbertje Fransen, ged. Woudenberg 09-01-1746, get. Hendrikje Everts
11. Faes Faessen, ged. Scherpenzeel 07-02-1697, op Kleijn Moorst
4. Geertgen Jans, ged. Scherpenzeel 29-12-1650, op Bruijnhorst
5. Teuntien/Teunisje Jansen, ged. Scherpenzeel 02-05-1658, op Bruijnhorst, volgt II
II
Teunisje Jansen, ged. Scherpenzeel 02-05-1658, op Bruijnhorst, ov. voor 1725, tr. Renswoude 30-10-1687 Hendrik Jacobsen van Roijwinckel, van Klein Dashorst, won. onder Ginckel, ov. ca. 1733
In 1698 laten Hendrick Jacobsen x Teunisjen Jansen, op Roijwinckel, hun testament op de langstlevende maken. In 1726 stelt Hendrick Jacobsen, wed. Teunisjen Jansen, op Roijwinckel als borg: Melchior van Wolfswinckel en Jacobus Hendricksen (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 26-08-1726).
Hendrik en Teunisje boeren op Ruwinkel van 1711-ca. 1726.
In 1711 wordt Hendrick Jacobs, wonende Roijwinckel x Teunisjen Jans beleend door opdracht van Maria Jacobs met “huijs en hoffstede, berg, schuijr en brinck met het nieuwe aengemaeckte lant” van Roijwinckel, gekocht op 30-10-1710 voor f 2500,= (Leenboek Huis Scherpenzeel 143 fol. 82; 14-09-1711).
In 1711 wordt Hendrick Jacobs van Roijwinckel x Teunisjen Jans beleend door opdracht van Maria Jacobs met de volgende landerijen in Roijwinckel “voor eerst in een stuck bouwlant, groot omtrent vier margen, den Haverkamp met het veentje en heetveld, het Kromme Stuck, gekocht op 30-10-1710 voor f 2500,= (Leenboek Huis Scherpenzeel 143 fol. 83; 14-09-1711).
In 1720 krijgt Hendrick Jacobsen, op Roijwinckel een boete van 4 gl. wegens werken op biddag (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 06-05-1720).
In 1725 doen Sander Gerritsen van Begbergen en Peter Jansen Druijf x Geertjen Jansen van Begbergen, voor zichzelf en de andere erfgenamen van Teunisjen Jansen en Cornelis Jansen, beide op Roijwinckel overleden, boding aan Hendrick Jacobsen, op Roijwinckel (Recht. Arch. Scherpenzeel 4; 05-09-1725).
In 1733 wordt de nal. schap van Hendrik Jacobsen, op Rooijwinkel geregeld (Recht. Arch. Scherpenzeel 1728-1763; 24-09-1733).
Geen kinderen
RUWINKEL (5)
I
Wouter Jordensz, van Ravenhorst, tr. Renswoude 21-05-1682 Cornelia Cornelissen, van Renswoude
Uit dit huw.:
1. Jorden Woutersz, ged. Renswoude 25-02-1683, volgt II
2. Cornelis Woutersz, ged. Renswoude 17-01-1686
3. Jan Woutersz, ged. Renswoude 30-03-1690
II
Jorden Woutersen, ged. Renswoude 25-02-1683, van Ravenhorst, tr. Scherpenzeel 17-03-1717 Ariaantje Meertensen, won. Sniddelaar. Johannes Adriana Meertensen tr. (2) Scherpenzeel 19-07-1722 Johannes Hendriksen Bruis, won. Dwarsweg onder Amerongen, begr. Scherpenzeel 09-01-1742
Van 1740-1742 is Hannes Bruijs boer op Groot Ruwinkel (Westerholt 013-34; cedulle haardstedegeld 1740/41 en personen boven de 15 jaar. 1741/42).
Uit het 1e huw.:
1. Wouter Jordens, ged. Scherpenzeel 24-04-1718, op Sniddelaar, volgt III
III
Wouter Jordens, ged. Scherpenzeel 24-04-1718, begr. Scherpenzeel 09-08-1798, tr. Renswoude (otr. Scherpenzeel) 18-08-1748 Wijntje Hendriks, geb. Amerongen
Uit dit huw.:
1. Ariaentje Woutersen van Sniddelaar, ged. Scherpenzeel 12-10-1749, op Gr. Rooiwinkel, ov. Renswoude 16-04-1837, tr. (1) Scherpenzeel 09-01-1774 Hendrik Breunisz van Essen, ged. Scherpenzeel 24-10-1745, begr. Leersum 04-12-1781, zn. van Breunis Jansz van Essen en Cornelia Jans van Nieuwburg, tr. (2) Leersum 02-03-1783 Jan Aartse van Essen, geb. Garderen, begr. Leersum 28-08-1798
2. Aerdtje Woutersen van Sniddelaar, ged. Scherpenzeel 12-12-1751
3. Jorden Woutersen van Sniddelaar, ged. Scherpenzeel 17-12-1752, op Gr. Rooiwinckel
4. Aertje Woutersen van Sniddelaar, ged. Scherpenzeel 16-03-1755, op Gr. Rooiwinckel, op Gr. Roiwinkel, tr. Scherpenzeel 02-07-1786 Teunis Jansz Vloetman, ged. Scherpenzeel 10-09-1752
5. Jannetje Woutersen van Sniddelaar, ged. Scherpenzeel 13-11-1757, op Gr. Rooiwinkel, ov. Woudenberg 22-04-1832, tr. Scherpenzeel 10-03-1793 Aris Jansz van Egdom, ged. Woudenberg 17-01-1751, zn. van Jan Riksz van Egdom en Maria Errisz van Ekeris
6. Hendrick Woutersen van Sniddelaar, ged. Scherpenzeel 01-01-1761, op Gr. Rooiwinkel
7. Hendrikje Woutersen van Sniddelaar, ged. Scherpenzeel 10-04-1763, op de Rodewinkel, tr. Scherpenzeel 05-02-1792 Willem Jansz van Schaik, ged. Scherpenzeel 13-09-1767, op Kraijenoord, zn. van Jan Cornelissen van Schaik en Jacobje Willemsen van Rhenen
Willem van Schaik is in 1828 landbouwer te Woudenberg.
8. Grietje Woutersen van Sniddelaar, ged. Scherpenzeel 08-05-1766, op Rooijwinkel
Samengesteld door
Henk van Woudenberg
december 2008