Schoenmakers in Scherpenzeel
Schoenmakers in Scherpenzeel.
In de krant stond onlangs dat schoenmakers het steeds drukker krijgen door de huidige economische crisis. Steeds meer mensen laten hun schoenen Nieuwe pagina repareren in plaats van ze te verruilen voor een nieuw paar. Het aantal echte schoenmakers is de afgelopen decennia drastisch gedaald, maar nu lijkt er een kentering te zijn gekomen. Vroeger was het heel normaal dat schoenen werden gerepareerd of na verloop van tijd een ander kleurtje kregen. In Scherpenzeel kon men daarvoor bij meerdere schoenmakers terecht. Oud-Scherpenzeel gaat terug in de tijd en plaatst de Scherpenzeelse schoenmakers van weleer in de schijnwerpers.
We kunnen er eigenlijk wel van uitgaan dat er al schoenen worden gedragen sinds het bestaan van de mens. Al kun je het schoeisel dat aanvankelijk ter bescherming van de voeten wordt gebruikt nauwelijks het predicaat schoen opplakken. In de 18 e eeuw komt de ontwikkeling van de Nederlandse schoenindustrie op gang in de Langstraat in Brabant. Er is weinig werk, dus zoeken de mensen naar mogelijkheden om wat bij te verdienen. De boeren beginnen met het vervaardigen van leer waarvoor runderhuiden als grondstof worden gebruikt. Rond 1900 ontstaan de eerste schoenfabrieken, maar aan de vervaardiging van schoenen door thuiswerkers komt pas een eind als de stikmachine zijn intrede doet. Het werk van de thuiswerkers beperkt zich voortaan tot het repareren van schoenen, terwijl de fabrikanten hun schoenen afzetten bij de detailhandel.
In Scherpenzeel zijn in de vorige eeuw meerdere schoenmakers actief. Twee zoons van schoenmaker Gerrit Vlastuin treden in de voetsporen van hun vader. Jan Vlastuin heeft een schoenmakerij in de Dorpsstraat. Zijn broer Simon Vlastuin runt samen met zijn zoon Dirk Vlastuin een schoenmakerij in het pand waar nu Bos Schoenmode is gevestigd. Dirk overlijdt al op 32-jarige leeftijd in 1932. Zijn vader doet de zaak over aan Ziengs die het bedrijf tot 1952 runt. De familie Ziengs heeft tot op de dag van vandaag een keten van schoenwinkels in ons land. In de Marktstraat heeft Geert Koudijs een schoenmakerij en aan de Holevoet repareert Ter Burg schoenen. Al in 1921 neemt Jos van der Zijden de Schoenwinkel met Reparatie-Inrichting van Jacob Valkenburg over. Tien jaar later verplaatst hij zijn zaak naar een pand in de Dorpsstraat vlakbij de grote kerk. Sindsdien is in het voormalige schoenmakerspand de klompenmakerij van Boom gevestigd. Alsof het nog niet genoeg is, begint Jan Willem Bakker in 1927 een schoenmakerij in de Nieuwstraat. Zijn kinderen gaan op schoenen naar school, terwijl de meeste leerlingen klompen dragen. ’s Winters zijn de kinderen van Jan Willem soms wel jaloers op de klompen dragende leerlingen, want op klompen kun je veel beter glijden in de sneeuw. Twee zoons van schoenmaker Aris ten Ham, Jacob ten Ham en Jan ten Ham zijn ook schoenmaker. Jacob komt begin vorige eeuw in het nieuws als hij in de Oudejaarsnacht in kennelijke staat op de Holevoet plaatsneemt op een melkbus waarin hij zelf carbid heeft gedaan, nadat zijn vriend Herman van Dam met een revolver een gaatje in de bus heeft geschoten. Als Herman met een brandende lucifer een explosie teweegbrengt, wordt de onfortuinlijke schoenmaker gelanceerd en belandt hij in een iets verderop gelegen heg. Jacob, die gelukkig ongedeerd is, had niet verwacht dat zijn vriend met die lucifer het kleine gaatje in de melkbus zou kunnen vinden, zo verklaart hij zijn stommiteit de volgende dag. Schoenmaker Van de Broek, die doof was en niet kon spreken, heeft jarenlang schoenen gerepareerd aan de Stationsweg.
Als Scherpenzeler Gerrit Geytenbeek van school af komt, mag hij van zijn vader, die bij de Driekleur werkt, kiezen uit een drietal beroepen waarmee hij zijn brood goed kan verdienen: kok, kapper of schoenmaker. Beroepen waar volgens zijn vader toekomst in zit. Gerrit, die in 1928 is geboren, kiest voor het beroep van schoenmaker en treedt als schoenenpoetser in dienst bij Jan Vlastuin, schoenmaker in Woudenberg. Als Gerrit Geytenbeek als militair naar Nederlands-Indië vertrekt, kan hij zich in militaire dienst verder bekwamen als schoenmaker. Een collega in het leger blijkt een uitstekende leermeester. Bij terugkomst in Nederland gaat hij weer bij Vlastuin werken totdat hij in 1952 de schoenenzaak van Ziengs in de Dorpsstraat overneemt. Gerrit verkoopt schoenen, maar ook de schoenreparatie vormt een belangrijke inkomstenbron. Een kleine reparatiewerkplaats wordt in de winkel ingericht, zodat de klanten Gerrit aan het werk kunnen zien. Gerrit trouwt pas in 1954 wanneer hij er zeker van is dat hij met zijn verdiensten als schoenmaker een gezin kan onderhouden. Het echtpaar gaat in het woongedeelte achter de winkel wonen. Zijn vrouw Jenny komt uit Barneveld en werkt van meet af aan mee in de schoenenzaak. Voordien heeft ze in enkele winkels in haar geboorteplaats gewerkt. Van vakantie is de eerste jaren vanzelfsprekend geen sprake, maar als familie Geytenbeek dan toch een keer drie dagen op vakantie gaat, staan de ouders van Gerrit in de winkel en is alleen de schoenmakerij gesloten. Toch wordt dat hen zelfs nog kwalijk genomen door een enkeling, die het een schande vindt dat de schoenmakerij een paar dagen is gesloten. De zaken gaan goed, want al snel worden twee knechts aangenomen als schoenmaker. Gerrit helpt bij drukte ook mee in de winkel. Ook broer Henk Geytenbeek is in de beginperiode enkele jaren bij Gerrit in de zaak werkzaam geweest. Er worden lange dagen gemaakt, terwijl de winkel zes dagen per week is geopend.
In die tijd zijn er verschillende schoenenzaken in ons dorp. Naast Geytenbeek zijn ook Van der Zijden, Koudijs en Ter Burg actief als schoenmaker en ook Van de Broek heeft de nodige klanten. Naast verkoopwerkzaamheden poetst Jenny schoenen, die gerepareerd zijn. Een poetsmachine komt pas later. In de winkel kunnen ook leren tassen en portemonnees worden gekocht en voor allerlei schoenverzorgingsproducten kun je natuurlijk ook bij Geytenbeek terecht. Geytenbeek heeft ook nog gedurende een aantal jaren sportkleding verkocht. Naarmate het drukker wordt in de winkel, neemt ook de behoefte aan winkelpersoneel toe, zodat Jenny Geytenbeek terzijde wordt gestaan door enkele winkelmeisjes en het huishoudelijk werk ook wordt uitbesteed. Tijdens vakanties kan de winkel en de schoenmakerij voortaan open blijven, want de honneurs worden door het personeel waargenomen. De reparatiewerkzaamheden bestaan voor een belangrijk deel uit verzolen, het aanbrengen van nieuwe hakken en het stikken van kapotte naden, terwijl schoenen ook regelmatig worden geverfd. Als de winkel te klein is geworden, wordt de schoenmakerij naar de woonkamer verplaatst en weer later wordt achter de winkel een nieuwe schoenmakerij gebouwd. Ook de oorspronkelijke gevel van de schoenenzaak wordt ingrijpend verbouwd. Zo wordt voor de oude gevel een nieuwe geplaatst met daarin grote winkelruiten. Het assortiment herenschoenen blijft lange tijd zeer beperkt. Er is slechts één model van Nederlands fabricaat (Swift), leverbaar in de kleuren zwart en bruin. Op maandag wordt aan de groothandel doorgegeven hoeveel paar herenschoenen er die week moeten worden geleverd om de voorraad weer op peil te brengen. Bij de damesschoenen zijn er altijd veel meer modellen en kleuren voorradig. In totaal zijn er in het begin ongeveer duizend paar schoenen in de winkel aanwezig. Dat is in de loop der jaren uitgebreid tot vele duizenden paren. Vertegenwoordigers komen vaak ’s avonds langs met hun collectie en Gerrit bezoekt regelmatig beurzen om schoenen in te kopen. Geytenbeek heeft altijd schoenen in alle prijsklassen verkocht, zodat elke Scherpenzeler bij hem terecht kan. Om ook de mensen in het bejaardencentrum van dienst te kunnen zijn, gaat Gerrit Geytenbeek regelmatig met een voorraad schoenen op bezoek in Het Huis in de Wei.
Een oud-collega met wie hij heeft samengewerkt in Nederlands-Indië adviseert Gerrit een opleiding tot pedicure te volgen, omdat die moderne puntschoenen er vroeg of laat toch voor zullen zorgen dat de dames last van hun voeten zullen krijgen en een bezoek aan de pedicure noodzakelijk is. In 1961 volgt hij de opleiding tot pedicure en behandelt Gerrit zijn eerste klanten in de woonkamer achter de winkel. Pas later, als de familie Geytenbeek begin jaren zeventig naar een ander woonhuis aan de Dorpsstraat verhuist, wordt de ruimte als pedicuresalon ingericht. Sindsdien is het pand niet meer gebruikt als woonhuis en worden op de bovenverdieping voorraden opgeslagen. Gerrit verstaat zijn vak zo goed dat hij zelfs aan toekomstige pedicuren les gaat geven aan de opleiding in Arnhem. Dit heeft hij langer dan twintig jaar volgehouden. In 1978 besluiten Gerrit en Jenny het wat rustiger aan te gaan doen en ze verkopen de zaak aan Evert Jan Bos uit Ederveen. Gerrit repareert daarna nog tot 1996 schoenen voor Bos en hij blijft tot hetzelfde jaar actief in zijn pedicurepraktijk. Wanneer hij ziek wordt moet hij echter noodgedwongen zijn werkzaamheden beëindigen. Gerrit Geytenbeek overlijdt in 1999 op 71-jarige leeftijd. Zijn dochter Wilma, die ook pedicure is, zet de praktijk van haar vader ook nu nog voort in de salon achter de schoenenwinkel. Evert Jan Bos heeft dit jaar de schoenenzaak na dertig jaar overgedaan aan Seino Pas, die de winkel nog steeds onder de naam Bos Schoenenmode laat voortbestaan. Als schoenen al gerepareerd worden, dan gebeurt dat tegenwoordig vaak door gespecialiseerde bedrijven. Het aantal schoenlappers in Nederland is de afgelopen twintig jaar gedaald van enkele duizenden naar een paar honderd. Naast Bos Schoenenmode kunnen we in ons dorp voor schoeisel ook terecht bij klompenmaker Boom.