De bloemisterij en kwekerij van Pluijgers
De bloemisterij en kwekerij van Jac. Pluijgers.
Het is vandaag de dag gebruikelijk een bloemetje mee te nemen bij een bezoekje aan familie of bekenden. Daarvoor kun je in Scherpenzeel te kust en te keur terecht bij verschillende winkeliers. Dat is weleens anders geweest, voor 1931 moesten Scherpenzelers hun bloemen echter zelfs buiten het dorp kopen. Maar daar kwam verandering in toen Jan Weenink zich hier als bloemist vestigde. Oud-Scherpenzeel vertelt over de geschiedenis van de ‘ bloemenkweekerij ’ van Jan Weenink en later Jac. Pluijgers.
In 1923 behaalde de 16-jarige Jan Weenink als jongste cursist van de landbouwcursus een diploma. Om zich verder te bekwamen als bloemist volgde Jan in Frederiksoord een opleiding Bloementeelt die hij in 1929 succesvol afrondde. In 1931 kocht Weenink een stuk grond aan de Achterstraat, genaamd Tabaksland, om daar een bloemenkwekerij te gaan exploiteren. Het was kennelijk aanleiding voor de VVV om al in hetzelfde jaar een bloemententoonstelling te organiseren waar ruim honderd kinderen hun zelf opgekweekte
plantjes exposeerden. Daarnaast waren er inzendingen van Jan Weenink en van tuinbaas Bolink van Huiz e Scherpenzeel, terwijl ook W. Harthoorn als amateur-bloemist met meerdere fraaie bloemsierwerken was vertegenwoordigd. De jury riep in 1931 bij de meisjes Elizabeth Oskam uit tot winnares en bij de jongens viel deze eer te beurt aan Anton Koudijs. Toen een aantal jaren later de oorlog uitbrak, was Jan Weenink actief in het verzet, reden voor de Duitsers om in 1944 als represaillemaatregel zijn woonhuis aan de Vlieterweg in brand te steken. In het wederopgebouwde pand is een gedenksteen ingemetseld met de inscriptie Post 3 R.V.V. (Raad Van Verzet). Nadien heeft de Staat Israël Jan Weenink en zijn echtgenote geëerd met de Yad Vashem onderscheiding. Toen Jan Weenink zijn zaak in 1953 verkocht, is hij in Ermelo tuinbaas van ’s Heeren Loo geworden, waar hij in 2008 op 100-jarige leeftijd is overleden.
Jacobus Pluijgers (1911-1993) was afkomstig uit Amerongen, waar hij op 13-jarige leeftijd als bloemistenjongen bij kwekerij Van Tellingen ging werken. Hij volgde een avondopleiding waarvoor hij gedurende vier achtereenvolgende winters drie keer per week op de fiets naar Doorn moest. In 1937 vertrok hij naar Vleuten om daar in dienst te treden bij Handelskwekerij G. Lodder. In die periode ontwikkelde Jac. Pluijgers zich tot een vakbekwaam bloemist en kweker, hij behaalde diploma’s voor bloemschikken en de bloemisterij, terwijl Jac. bovendien slaagde voor zijn middenstands- en hoveniersdiploma. Handelskwekerij Lodder leverde ook aan Weenink en zo hoorde Jac. Pluijgers dat hij de bloemisterij en kwekerij kon overnemen. Omdat Jac. de tijd rijp achtte om zelfstandig een eigen zaak te exploiteren, heeft hij het bedrijf van Weenink gekocht en zich samen met zijn echtgenote en de kinderen Wil en Paul in 1953 aan de Vlieterweg gevestigd. Weenink stelde als voorwaarde bij de overname dat werknemer Wim Vonk in dienst moest worden gehouden. Daarvan heeft Pluijgers nooit spijt gehad, want Vonk was bekend in Scherpenzeel en hij stond Jac. met raad en daad terzijde, terwijl hij zich voor de volle honderd procent inzette voor het bedrijf. De bloemisterij en kwekerij bestond uit drie kassen, één grote en twee kleinere kassen. Deze werden ’s winters met twee grote kolenkachels verwarmd, waarvoor een speciaal ketelhuis was. Later werd een ketel geschikt gemaakt voor oliestook en daarna werden de kassen door een gasketel op temperatuur gehouden. Vanuit de grote kas, die vol stond met allerlei soorten kamerplanten en snijbloemen, vond de verkoop aan particulieren plaats. Om de kwaliteit van de bloemen te waarborgen, werden deze in een speciale koelruimte achter de kas bewaard. In de winkel aan Dorpsstraat 281, die Pluijgers ook van Jan Weenink had overgenomen, kon je eveneens bloemen en kamerplanten kopen. De exploitatie van de winkel was in goede handen bij Grietje Bakker en Miep den Daas. Vanuit de kwekerij werd de winkel voortdurend bevoorraad met verse snijbloemen en kamerplanten. Overigens ging Jac. Pluijgers niet zelf naar de veiling om inkopen te doen, maar betrok hij zijn bloemen en planten van de groothandel. Jac. was een specialist in het kweken van cyclamen, waarvoor hij een kleinere kas gebruikte. In de andere kleine kas werden ook kamerplanten gekweekt, terwijl de platte glazen broeibakken die op een ander gedeelte van het terrein stonden, bestemd waren voor het kweken van zomergoed als afrikaantjes, begonia’s en salvia’s. Samen verzorgden Pluijgers en Vonk de aanleg en het onderhoud van tuinen. Daarvan werd toentertijd uiteraard alleen door de welgestelden van ons dorp gebruik gemaakt. De tuinen van de klanten lagen er altijd op en top bij en waren een lust voor het oog van de voorbijgangers. Regelmatig kwamen jongens die op de Rudolph Stichting woonden voor een kortere of langere periode in het bedrijf helpen. Mevrouw Pluijgers droeg haar steentje bij in de zaak door telefonische bestellingen op te nemen en uiteraard had zij de zorg voor het huishouden en de kinderen waardoor haar echtgenoot zich volledig kon wijden aan het bedrijf. Naast de verkoop aan particulieren verzorgde Pluijgers ook het tafelwerk voor o.a. Restaurant Hotel De Witte Holevoet, terwijl hij ook de kunst van het bloem binden goed verstond en de mooiste bruidsboeketten kon maken. Bestellingen werden met de Solex bezorgd en Wim Vonk had zelfs zo’n fiets met hulpmotor met daarachter een karretje waarin hij plantgoed vervoerde. Tot 1958 werd de jaarlijkse bloemententoonstelling Floralia in ons dorp georganiseerd door de VVV. Toen werd de Floraliavereniging opgericht die vanaf dat moment verantwoordelijk was voor de organisatie. Boswachter Jan Koudijs was de eerste voorzitter, maar ook Jac. Pluijgers was als bloemist en kweker nauw betrokken bij deze vereniging. De tentoonstelling met een educatief en opvoedkundig karakter was jaarlijks drie dagen in september te bezoeken in de Eierhal die dan was omgetoverd in een bloemen- en plantenparadijs. Leerlingen van de lagere scholen konden voor een gering bedrag één of meerdere stekjes kopen die bij Pluijgers waren gekweekt, door vrijwilligers opgepot en op de scholen werden afgeleverd. In de zomermaanden moesten de kinderen de plantjes verzorgen en opkweken, tijdens de Floraliatentoonstelling kon iedereen het resultaat bekijken en vond een keuring door een onafhankelijke jury plaats die ook de prijswinnaars bekend maakte. Niet alle planten en hun verzorgers vielen in de prijzen, maar met een Eervolle Vermelding waren velen ook tevreden. Tijdens de Floralia werden diverse stands bemand door plaatselijke kwekers, terwijl volwassenen ook hun vrije inzendingen konden tentoonstellen. Er waren o.a. stands van kwekerij Bakker, Konijn en natuurlijk van Pluijgers. Ze lieten zien wat ze in hun mars hadden door hun producten op fraaie wijze te etaleren en de bezoekers te informeren over hun diensten. De Floralia mocht niet klagen over belangstelling, want in 1958 bezochten maar liefst 1250 dorpsgenoten de bloemententoonstelling. Aan het eind van de tentoonstelling op zaterdagavond werden veel bloemen en bloemstukjes geveild. Helaas is eind jaren zeventig een eind gekomen aan de Foraliatentoonstellingen. In de beginperiode had Pluijgers het monopolie voor de verkoop van bloemen in ons dorp, maar de concurrentie werd gaandeweg groter, omdat collega-bloemisten bloemenwinkels in het dorp openden, terwijl anderen met bloemen langs de deur ventten. In 1978 doet Jac. Pluijgers zijn bloemisterij over aan zoon Paul (1947) die na zijn schooltijd al in het bedrijf was gaan werken. De zaak werd omgedoopt tot Bloemisterij “Jacco”, genoemd naar vader Jac. en de oudste zoon van Paul. De platte kweekbakken moesten plaatsmaken voor een nieuwe kas die werd gebruikt voor de verkoop van producten. Ten behoeve van woningbouw aan de Broekerlaan had Jac. Pluijgers al een gedeelte van de grond van de kwekerij die voorheen werd gebruikt voor de kweek van kerstbomen en coniferen verkocht. Daarmee kwam tevens een eind aan de verkoop van kerstbomen. Paul Pluijgers was gespecialiseerd bloembinder, maar had geen affiniteit met het kweken van planten. Wegens een allergie voor bloemen en planten die zich in de loop der jaren ontwikkelde, moest Paul noodgedwongen in 1982 zijn werkzaamheden als bloemist staken waarmee tegelijkertijd het bedrijf moest worden beëindigd.