Blad 2007-4
OUD SCHERPENZEEL OP BEZOEK BIJ MODERN AGRARISCH BEDRIJF
Op dinsdagavond 13 november waren 70 leden van Oud Scherpenzeel op bezoek bij de familie van Ginkel aan de Brinkkanterweg.
De leden werden welkom geheten in de ontvangstruimte boven de zeer ruime stal.
Voor de pauze gaf Gert van Ginkel een presentatie over de ontwikkeling van zijn bedrijf. Ook de geschiedenis van de familie van Ginkel werd niet vergeten.
Na de pauze werd een professionele documentaire getoond over de verhuizing van Ruwinkel naar de Brinkkanterweg. De verhuizing was ook de aanleiding tot een ingrijpende modernisering van het bedrijf. Er werd een stal gebouwd volgens de laatste inzichten. De melkrobots werden ingevoerd.
Het hele vernieuwingsproces is niet vanzelf gegaan. Talloze problemen moesten worden opgelost, planningen konden met moeite worden gehaald.
De leden kregen vervolgens een film te zien over het gebruik van de melkrobot. Het gebruik van de melkrobot heeft voordelen zoals een hogere melkopbrengst, minder arbeid. De koeien laten zich gemiddeld drie keer per dag melken; in de oude situatie was dat twee keer.
Tijdens de rondleiding door de stal kwamen vele facetten van de bedrijfsvoering aan de orde. De koeien blijven het gehele jaar op stal, besmettelijke ziektes kunnen worden buitengesloten. Minder schommelingen in het voerrantsoen en daardoor een hogere melkopbrengst. Het weiland blijft in betere conditie doordat de zode intact blijft.
De moderne boer moet van vele markten thuis zijn. Om een modern bedrijf te worden en om bij te blijven moet er flink worden geïnvesteerd. Kennis van de modern techniek; het bedrijf is afhankelijk geworden van computers. Kennis van ziektes is eveneens onontbeerlijk. Ook zal de boer over de nodige boekhoudkundige kennis moeten beschikken.
Opvallend was de goede verzorging van het vee.
Het fokken van vee is een specialiteit van de familie van Ginkel; er werden al vele prijzen behaald.
De leden van Oud Scherpenzeel kunnen terugkijken op een zeer geslaagde avond.
Website archief gemeente Scherpenzeel geopend
Zoals bekend is het gemeentearchief van Scherpenzeel sinds 1 januari 2004 ondergebracht bij het Gemeentearchief Ede. Sinds die tijd is de Edese gemeentearchivaris, bijgestaan door zowel beroepsmensen als vrijwilligers, druk bezig geweest met inventariseren, digitaliseren en restaureren van de archiefstukken. Op woensdag 14 november jl. werd de bijbehorende website officieel geopend. Door de Edese wethouder F.A. van Zuilen en zijn Scherpenzeelse collega A.G. Heitink werden een paar toespraakjes gehouden. Peter van Beek, de Edese gemeentearchivaris, gaf daarna een eerste impressie van de website die werd getoond op een groot filmscherm.
U kunt de website vinden via www.edegelderland.nl Via een link komt u terecht bij de ‘’Scherpenzeelse’’ website. Hier kunt u ook de digitale historische krantencollectie van de gemeente Scherpenzeel raadplegen! Deze collectie bevat de regionale nieuwsbladen “De Holevoet” en “De Nieuwe Holevoet” (de voorlopers van de Scherpenzeelse Krant) uit de periode 1918 tot en met 1966 (de eerste gescande krant is van 12 oktober 1918). Deze kranten werden verspreid in de plaatsen Scherpenzeel, Woudenberg, Renswoude, Leusden en Stoutenburg. Ze bevatten ook gegevens over omliggende plaatsen zoals Barneveld, Ede en Veenendaal. Alle bewaard gebleven kranten zijn gescand; in de oudste jaargangen zijn helaas wat hiaten door ontbrekende nummers. De link naar deze krantencollectie is http://ede.courant.nu
Buiten de digitale zoekmogelijkheden zijn in de studiezaal van het gemeentearchief Ede ook de volgende archiefstukken te raadplegen:
– de oude archieven van de Hervormde gemeente Scherpenzeel (met een omvang van acht strekkende meter);
– archiefstukken van de notarissen van Scherpenzeel over de periode 1832 t/m 1886;
– de huwelijksbijlagen vanaf 1812 t/m 1932;
– de zgn retroacta van de burgerlijke stand: de doop-, trouw- en begraafboeken over de periode 1610-1811;
– het oud-rechterlijke archief van Scherpenzeel (1623 t/m 1811)
– het archief van de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand.
Het Gemeentearchief Ede is gevestigd in het gemeentehuis van Ede, Bergstraat 4, 6711 DD Ede. Het is geopend dinsdag t/m vrijdag van 9.00-17.00 uur. Na 16.30 uur worden geen stukken gelicht. De studiezaal is dan wel gewoon geopend.
Postadres: Postbus 9022, 6710 HK Ede.
Telefoon : 0318- 68 03 59
Faxnummer: 0318- 68 05 77
E-mail: Gemeentearchief@ede.nl
RUIGT SNIJDEN
In het verenigingsblad van juni dit jaar stond een artikel over Schuitenvaarders op de Luntersche Beek. De ervaringen van Jan van de Lagemaat uit Woudenberg werden hierin beschreven. Hij is kortgeleden op 99-jarige leeftijd overleden.
Onderaan het artikel was een krantenbericht van het Heemraadschap uit 1927 afgebeeld, waarin melding werd gemaakt van het aanbesteden van het op diepte brengen of maaien van verschillende beken.
Toen ons lid de heer Leeuwdrent uit Scherpenzeel dit krantenbericht las, ontdekte hij de naam van zijn vader, Gerardus Leeuwdrent,, hoewel de naam verkeerd was gespeld als Leeuwenarend. Hij mocht voor 148 gulden perceel 4 maaien.
In de maanden september en oktober werd er ruigt gesneden. Dit was het nog niet afgestorven riet met vele andere planten. Ruigt werd gesneden met een zeis en vaak tot grote bossen gebonden om het te verkopen. In het westen van het land gebruikten bloembollenkwekers het om er de geplante bollen mee af te dekken in de winter.
”Noe eerst effe Proate !”
In de rubriek ”Noe eerst effe Proate !” interviewt Piet Valkenburg jonge en oude, bekende en onbekende, kortom aller-lei Scherpenzelers, die iets leuks of interessants over Scherpenzeel te vertellen hebben.
Het nummer dat voor u ligt wordt bij Oud-Scherpenzeel ook wel het ‘’kerstnummer’’ genoemd. Dat deed me denken aan de kerst van vorig jaar. Het was het laatste jaar dat mevrouw Brand-Kleinveld meedeed met het kerstzingen in Scherpenzeel. Mevrouw Brand-Kleinveld heeft maar liefst meer dan 60 jaar een heel actieve rol gespeeld in het kerstzingen! Zij was op dat gebied de initiator van het kerstochtendzingen en daarom vroeg ik haar voor de 8e aflevering van ‘’Noe eerst effe Proate’’!
Mevrouw Brand-Kleinveld aan het woord : “Ik word 17 februari 91 jaar oud en ik ben geboren in Bodegraven als Cornelia Kleinveld. Mijn grootvader is wel in Woudenberg geboren, maar ik zelf dus niet! Mijn grootvader heette Cornelis Kleinveld, ik ben naar hem vernoemd. Hij is geboren omstreeks 1860 en hij is op 69-jarige leeftijd overleden, in 1929. Mijn grootmoeder heette Gerritje van der Snoek. Ook mijn grootmoeder is niet zo oud geworden, zij werd maar 56 jaar oud. Kleinveld is een naam die ooit nog eens verbonden moet zijn geweest aan een landgoed. Ik heb nog een oude stoel en op de leuning staat het wapen van Kleinveld. Dat is heel mooi houtsnijwerk en ik weet eigenlijk niet hoe oud de stoel is. Mijn grootvader had hem al en zijn vader kwam uit Zwammerdam, dus mogelijk is dat landgoed daar in de buurt geweest.
De meisjesnaam van mijn moeder is Van Zoomeren. Er is nog een tragisch verhaal bekend van deze kant van de familie. De grootvader van mijn moeder kwam uit Boxtel en was kapitein op een schip. Op een gegeven moment lag dat schip voor anker, toen hij een hartaanval kreeg. Hij stierf ter plekke en kwam over de roef te hangen. De enige die nog aan boord was, was zijn zoon, het personeel had vrijaf. Maar zijn vader lag zodanig dat de zoon werd opgesloten, want hij kon zijn vader niet opzij krijgen. De zoon heeft toen een hele tijd opgesloten gezeten in het schip, samen met zijn dode vader. Die werd niet ouder dan 47 jaar.
Mijn vader was ook weer een Cornelis Kleinveld. Hij is geboren in Zwammerdam op 23 mei 1888. Hij stierf in 1947, net na de oorlog. Mijn vader had een eigen zaak, een slagerij in Bodegraven, vandaar dat ik daar geboren ben! Mijn moeder heette Jacoba van Zoomeren, zij was de dochter van de kapitein.
Ik heb lange tijd bij mijn ouders in gewoond. Ik werkte bij mijn vader in de slagerij en dat was hard werken: ik werd om zes uur al m’n bed uitgetrommeld, nog voordat het personeel kwam. Ook heb ik lang voor mijn moeder gezorgd. Mijn moeder was namelijk ziek, zij had ischias en ik stond altijd voor haar klaar, ook na mijn trouwen nog.
Ik ben getrouwd met Jan Brand. Hij is geboren 13 september 1917. Ik heb hem leren kennen doordat ik hem bijna van zijn sokken reed! Dat kwam zo: ik was op visite bij kennissen in Driebergen en ’s avonds was ik op de fiets onderweg naar die mensen. Ik reed via het bos via Rijsenberg en plotseling trapte ik door m’n remmen heen. Net op dat moment reed ik naar beneden, naar de Arnhemse Bovenweg. Ik reed steeds sneller en ik kon niet meer remmen! Net voor de kruising stonden er twee jongens : Jan Buitenhuis en Jan Brand en in het voorbijgaan greep ik allebei die jongens vast en zo kwam ik tot stilstand! Ik was enorm geschrokken en ik heb zelfs gefoeterd tegen die jongens: “Sufferds, wie gaat er dan ook midden op de weg staan!”. Zo ontmoette ik Jan Brand en je kunt je voorstellen dat de ‘Driebergse Bossen’ een speciaal plekje in ons hart kreeg. Ik heb nog een foto dat ik in dat bos sta, ik was daar ongeveer 24 jaar oud, dus in 1941. 14 juni 1944 zijn Jan en ik toen getrouwd. Jan werkte in die tijd in een kindertehuis in Driebergen.
Voordat we gingen trouwen heeft Jan echter nog een slechte tijd meegemaakt. Hij werd namelijk in de oorlog aangehouden door de Duitsers en getransporteerd naar Duitsland om te werken. Eerst in Berlijn en later in een werkkamp in Tsjechoslowakije. Dat kamp werd gerund door SS-ers en het moet er verschrikkelijk geweest zijn. Mijn man heeft er niet vaak over gepraat, dat kon hij niet, maar hij is daar veel mishandeld. Tot aan zijn dood heeft hij hierdoor onder andere last gehad van open wonden aan zijn benen. Jan is bijna twee jaar weggeweest en toen hij terugkwam uit dat werkkamp was hij net een levend gratenhuis, ik herkend hem eerst niet eens! Hij moet er verschrikkelijke dingen hebben gezien. Ook was hij erg veranderd, hij was stiller geworden.
Na ons trouwen kwamen we in Amsterdam terecht. Mijn man ging daar namelijk als livrei aan het werk bij een barones, zij woonde aan de Overtoom. Later heeft hij nog enige tijd als ober in een café aan de Kalverstraat gewerkt. Ik heb zelf in Amsterdam als jeugdleidster gewerkt, dat was op een zondagsschool. Dat was wel even wennen, want het was een echte bende toen ik in die klas kwam. Maar ondanks mijn ‘lengte’ had ik kennelijk gezag, want ik kreeg die klas wel doodstil!
In Amsterdam hebben we de laatste jaren van de 2e Wereldoorlog meegemaakt. Dat was geen prettige tijd, want we hebben ook nog de winterhonger meegemaakt. Er was niks meer te eten, helemaal niks. Op de zwarte markt, op het Waterlooplein, kon je voor veel geld nog wat krijgen. Een ei kostte een gulden en een rauwe aardappel ook. Gekookt kostte die aardappel zelfs één gulden tien. Maar ja, wie had er zoveel geld? Mijn zus had zoveel honger dat ze zelfs alle pillen in huis opat, maar gelukkig werd ze er niet ziek van. Ik heb ook nog eens verplicht moeten toekijken hoe de Duitsers mensen fusilleerden. Er was een hoge Duitse officier vermoord en als represaille werden er twaalf mensen willekeurig opgepakt, op de Weteringschans neergezet en zo doodgeschoten. Er was zelfs een kind bij. Verschrikkelijk toch!
We kwamen in Scherpenzeel terecht doordat ik niet tegen de stadslucht kon. Ik was al verzwakt door de hongerwinter en ik had doorlopend last van chronische hoofdpijn en koorts en toen zei de dokter dat we buiten moesten gaan wonen. Jan ging toen op zoek naar een baantje in de omgeving van Woudenberg en Scherpenzeel en kon eerst beginnen bij de kruiwagenfabriek, de Forta. Al snel kon hij daarna zijn eigen werk weer oppakken en werd hij tapper bij De Tempel, in Woudenberg. Dat resulteerde erin dat we net ná de oorlog, in 1945, naar Scherpenzeel konden gaan verhuizen. Het viel echter niet mee om hier een huisje te krijgen! Wij kwamen natuurlijk ‘’van buiten’’ en de woningnood was toen, door alle vernielingen in de oorlog, erg groot. Het kwam er eigenlijk op neer dat we een huis moesten gaan kopen. De huizen aan de Prinses Marijkelaan waren toen net gebouwd en bedoeld voor ‘’buitenstaanders’’. Maar het waren koophuizen en dit huis was de laatste dat te koop stond. Maar wie had er in die tijd nou geld om een huis te kopen? Daarom moesten we via huurkoop dit huis toen kopen. Het zijn goed gebouwde, stevige huizen en ik ben er nog erg steeds content mee.
Ik was gauw gewend hier in Scherpenzeel. Het beviel me direct erg goed en het wonen in Scherpenzeel is me altijd goed bevallen.
Ik heb na ons trouwen niet meer gewerkt, dat was in die tijd niet gebruikelijk. We kregen geen kinderen, maar ik heb altijd wel veel kinderen over de vloer gehad. Ik gaf namelijk zangles en muziekles aan de kinderen en vaak was dat een drukte van belang. Vaak had ik een heel goede band met mijn leerlingen. Je kunt wel zeggen dat ik met sommigen van hen letterlijk lief en leed hebt gedeeld! Jan en ik beleefden ook altijd veel plezier aan de kinderen.
Je maakte altijd wel leuke dingen mee. Op een gegeven moment kwam er een jongen en die had een appel voor mij meegenomen. Je kon zien dat de appel helemaal glimmend was opgepoetst. Ik bedankte hem voor de appel en toen zei die jongen: ‘’Ja juf, die heb ik eerlijk voor u gestolen op de markt!’’. Met de kerst kwamen de kinderen allemaal altijd even langs. Soms wel 44 en dan zat het hele huis vol, allemaal op krukjes en stoelen. Ik vertelde dan altijd verhalen en iedereen was dan doodstil. Ik vertelde graag verhalen en dat ging mij goed af. Misschien zelfs nog wel beter dan zingen!
Jan was een erg zorgzaam mens. Als er visite was dan zorgde hij altijd voor een hapje en een drankje. Ik werd gewoon naar binnen gestuurd, want dat was zijn taak! Hij was een hele lieve trouwe man en kinderen waren dol op hem! Jan overleed in 1990 op 73-jarige leeftijd. Dat was op de camping De Lucht. Dat was erg tragisch. We kwamen aanrijden, Jan stapte uit en bleef zo dood liggen.
Ja, nu over het kerstzingen. Dat kwam zo: toen wij hier nog maar net woonden, kwam ik al gauw over de vloer bij Brand Valkenburg, van de Driekleur. Op een gegeven moment vroeg hij: ‘’ga je mee, naar het kerstzingen?” Ik wist wat de bedoeling was, want dat had ik in Amsterdam ook al gedaan. Het kerstochtendzingen werd in die tijd georganiseerd door zuster Smit,de wijk-verpleegster,(zie foto hiernaast uit 1965). Maar na een jaar, net voordat zuster Smit met pensioen zou gaan zei zij plotseling tegen mij: ‘’en nou doet u het maar, punt uit”. Ik had dus weinig keus! Ik nam dus voortaan het voortouw voor de kerstochtendzang.
Maar het eerst-volgende jaar dacht eigenlijk iedereen dat het afgelopen was met kerstzingen, want zuster Smit deed niet meer mee! We zijn toen met z’n drieën doorgegaan, mevrouw Bom, mijn man en ik. Gelukkig groeide en groeide de groep maar door. Op een gegeven moment hadden we zelfs 117 mensen voor het kerstzingen! Dat was echt een groot succes. Vanaf 1945 heb ik elk jaar meegedaan. Eerst ging mijn man altijd mee, later viel m’n man weg, toen kwam Teus Valkenburg mij altijd helpen en momenteel mevrouw Jongeneel met haar vriendin die me weer helpt. Het was al die tijd wel steeds vroeg opstaan en ik ben eigenlijk nooit zo’n ochtendmens geweest!
Helaas kan ik niet meer mee de straat op met de kerstochtendzang. Dat vond iedereen wel erg hoor! Maar ik heb afgesproken dat als ze uitgezongen zijn, dat ik ze zal ontvangen in het bejaardenhuis en dan ga ik meezingen voor de oudjes daar. Na het kerstzingen worden we altijd ontvangen in ‘Huis in de Wei’. Dan zingen we daar de bejaarden toe, na het zingen worden we even toegesproken en krijgen we koffie. Ik ben wel benieuwd hoeveel mensen er dit jaar meegaan met het kerstzingen. Het is de eerste keer zonder mij, maar gelukkig zit er een goede vaste kern in de groep en ik heb het volste vertrouwen dat zij de groep bij elkaar zullen houden.
Wat ik het leukste vond aan het kerstzingen waren de kinderen: die waren vaak zo trots dat ze mee mochten! Er gingen ook vaak veel jongelui mee, van de opgroeiende leeftijd en dat was erg leuk, want dat zou je niet echt verwachten. Iedereen verbaast zich erover, maar mijn stem is wat dat betreft nog prima hoor! Ik hou m’n stem ook goed bij en ik ga nog steeds naar zangles!
Ik ben dan nu wel op leeftijd, maar ik kan in huis nog alles goed doen hoor! Ik word ook goed geholpen door iedereen en daar ben ik erg blij mee. Als ik naar zangles ga, dan haalt mevrouw Brons me op. Mevrouw Vlastuin komt me altijd helpen met de lakens vouwen en ze neemt vaak de boodschappen mee. Als ik eens naar het bejaardenhuis moet dan wordt ik weggebracht en opgehaald door mevrouw Rieberg en de buurman zet altijd de vuilnisbak aan de weg. Nee, ik zit hier in een goede buurt en ik blijf hier graag nog even zitten!
SABRINA VAN DE WETERING WINT PRIJSVRAAG
Tijdens Scherpenzeel Uniek op 1 september hield onze vereniging een prijsvraag voor kinderen. Zij moesten raden waarvoor op tafel uitgestalde voorwerpen vroeger werden gebruikt. Ook kregen zij de opdracht een verhaal te schrijven over Scherpenzeel in vroegere tijden. Bij een prijsvraag hoort natuurlijk een winnaar of winnares. Deze eer viel te beurt aan de 11-jarige Sabrina v.d. Wetering. Als prijs heeft zij enkele cadeaubonnen gekregen, die ze naar eigen idee kan besteden. Ook de 9-jarige Iris Heller heeft een mooi verhaal geschreven waarvoor zij is beloond met een cadeaubon.
Sabrina is de kleindochter van Barend van de Wetering, die bij velen van ons beter bekend is als Broer v.d. Wetering. Sabrina woont op de Stationsweg en zit in groep 7 van Chr.Basisschool “De Glashorst”. In haar vrije tijd turnt ze bij Gymnastiekvereniging D.O.T.O.
De informatie voor het schrijven van het verhaal kreeg zij van haar opa. Hieronder staat het winnende verhaal van Sabrina.
M’n opa
Dit verhaaltje gaat over mijn opa die in 1935 in Scherpenzeel is geboren op de Glashorsterdijk. Het heet daar nu Glashorst en er staat een appartementencomplex “Groot Wallenburg”. Daar woont mijn opa.
De buren van mijn opa, de familie Kuiper, hadden een grote kalkput in de tuin en in de oorlog is daar een schuilkelder van gemaakt. Als het alarm afging, konden de buren en de buurtbewoners daar naar toe om te schuilen.
De vader van mijn opa (mijn overgrootvader) had een noodslachtplaats in de Knopstraat en als er een noodslachting was, ging Jan Boom, de dorpsomroeper, het hele dorp door om te vertellen dat er voor iedereen vlees was in de Eierhal.
Tijdens de oorlog waren de soldaten overal bij de mensen in het dorp. Bij Koster, de bakker in het dorp, waren soldaten en hun paarden in de meelschuur.
Toch was het vroeger een fijne tijd en buitenspelen kon veel beter dan nu.
Mijn opa woont nu weer op de plaats waar hij geboren is.
Sabrina van de Wetering.
BEGRAAFPLAATS DE GLASHORST OP GRAFTOMBE.NL
Onze plaatsgenoot Henk van der Hoeff is momenteel enthousiast bezig met het fotograferen van de grafstenen op begraafplaats De Glashorst. Misschien vraagt u zich af ‘’Hoe kom je op het idee?’’. Henk gaf ons daar zelf antwoord op. Hij is bezig met onderzoek naar de stamboom van de familie Van der Hoeff. Deze naam is afkomstig uit Friesland en dat is natuurlijk soms wel even reizen, dus werd de familienaam ook maar eens ingetikt als zoekvraag op Internet. Op deze manier kwam hij bij toeval terecht op de site www.graftombe.nl . Henk kon vervolgens veel en dankbaar gebruik maken van deze site voor zijn onderzoek. Hierdoor kwam hij op het idee om ook de grafstenen van Scherpenzeel voor een breder publiek beschikbaar te stellen. Henk nam hierop eerst eens contact op met Jan Osnabrugge, die immers al eens publicaties over onze begraafplaatsen het licht heeft doen zien en het idee viel ook bij Jan in goede aarde. Men besloot tot een samenwerking. De vereniging Oud-Scherpenzeel stelde de boeken over de begraafplaatsen aan Henk ter beschikking en er werd begonnen met het fotograferen van de grafstenen op het oude gedeelte van De Glashorst. Wat bleek echter, ook een zekere Willem ter Haar uit Barneveld was op hetzelfde idee gekomen: Willem bleek gelukkig te zijn begonnen met het fotograferen van de grafstenen op het nieuwe gedeelte en zo kon een positieve samenwerking ontstaan!
Ondertussen heeft Henk al 650 grafstenen gefotografeerd en is hij bezig deze te verwerken om de foto’s inclusief de bijbehorende tekst te kunnen laten plaatsen op de site. In de toekomst komt zeker ook begraafplaats Lambalgen aan de beurt.
Bent u geïnteresseerd ? Kijk op: www.graftombe.nl !
BELASTINGEN ANNO 1627
De boerderij Dashorst ligt aan het eind van de Dashorsterweg en ligt grotendeels onder Woudenberg. Een grote boerderij in de tijd van ons verhaal. Er lag ca. 38 hectare grond in Woudenberg en ruim 11 hectare onder Scherpenzeel. Het Scherpenzeelse deel lag ten noorden van het huidige kruispunt Kolschoterdijk – Dashorsterweg en heette Het Goor. De boer op Dashorst was geen eigenaar. Hij pachtte de boerderij van het Mariënhofklooster in Amersfoort. In zo´n pachtcontract stonden afspraken over wie welke belasting moest betalen. Meestal was de boer het haasje.
Hoe het balletje is gaan rollen is niet bekend, maar men komt er achter dat de boer van Dashorst geen belasting betaalde over het Scherpenzeelse deel van de grond. Het woord belasting drukt al heel mooi uit hoe men het ervoer, als een belasting. Het oude woord is zo mogelijk nog treffender: ongeld. Prachtig woord, maar nu terug naar Dashorst.
In Scherpenzeel worden drie krasse knarren gezocht, tussen de 60 en 70 jaar. Het zijn Cornelis Jansz Wildeman, Gerrit Gijsbertsz (de boer van Groot Schaik) en Jan Cornelisz. Allemaal verklaren zij Het Goor te kennen en nog nooit gehoord te hebben dat er ongelden voor werden betaald, ook niet van hun vader. Jan Petersz wordt er bij geroepen. Hij heeft als knecht Het Goor meerdere keren moeten ploegen. Op een keer had de boer van Dashorst, Thonis Geurtsz, gezegd dat hij daar een boerderij wilde bouwen, want dan hoefde hij geen belasting te betalen. Thonis kon niet weten dat er later inderdaad een boerderij is gebouwd. Omstreeks 1820 werd de boerderij Het Goor gebouwd, later en nu nog bekend onder de naam Oud Siberiën (Dashorsterweg 12).
Nadat duidelijk is geworden dat Thonis Geurtsz en zijn vader nooit betaalden en dat nu zijn zoon en opvolger Jacob Thonisz ook niet van plan is te betalen kijkt men rond in de omgeving. Zijn er andere boerderijen met grond zowel in Utrecht als in Gelderland? En betalen zij? Er worden drie voorbeelden gevonden: Snorrenhoef, Droffelaar en Hardeveld in de buurtschap Snorrenhoef (aan de Postweg bij Achterveld) en de boerderij Glinthorst op De Glind. Het blijkt dat de boeren netjes hun ongelden afdragen, zowel aan Gelderland als aan Utrecht.
Er zit niets anders op: Jacob Thonisz moet er ook aan geloven. Het hele onderzoek duurt zes jaar en in 1627 komt de uitspraak: hij moet jaarlijks 9 gulden ongeld betalen. Zodra hij dat doet krijgt hij zijn paard terug. Dit had men hem alvast afgenomen als onderpand.
Bron: Archief Eemland; Toegang 0001.02; Superintendenten belast met het beheer van de voormalige kloostergoederen, nr. 3498.
Het Goor lag op de Kadastrale Atlas Scherpenzeel 1832 op sectie A nr. 1-13, grootte 11.23.70 ha.