HET ZIJN DE BUSSEN, DIE DE MENSEN HET REIZEN HEBBEN GELEERD

Het is in dit jaar precies 80  jaar geleden, dat Co ten Broek een autobusbedrijf  tussen Scherpenzeel en Amersfoort startte.

Personenvervoer rond 1900

Er is een tijd geweest, dat er geen bussen door Scherpenzeel reden. Aan het einde van de achttiende en in het begin van de negentiende eeuw reed “de glazen wagen” (een janplezier) vanaf “De Holevoet” naar Utrecht en dat alleen op de marktdagen: elke zaterdag en maandag. Om halfzes in de morgen  vertrok deze en om acht uur kwam men in Utrecht aan. ‘s Avonds om half acht ving de terugreis weer aan.

Omnibus bij de Holevoet. Vanaf  het station Woudenberg-Scherpenzeel vertrokken stoomtreinen in de richting van Amersfoort  of Kesteren. Vanaf de “Holevoet” reed de omnibus (een kleinere koets) een viertal keren per dag op en neer om passagiers naar en van de trein te halen. Zowel de glazen wagen als de omnibus waren afhankelijk van paardenkracht. Om verder te reizen, wandelden mensen ook naar de Heuvelse Steeg, waar men op de trein naar Utrecht of Arnhem kon stappen.

Stoomtrein Amersfoort - Kesteren Stationskoffiehuis Woudenberg. Meermalen is er de gedachte geweest om, aanvankelijk een paarden- en later een elektrische, tram te laten rijden tussen Amersfoort en Veenendaal, via Leusden, Woudenberg, Scherpenzeel en Renswoude om deze vervolgens aan te laten sluiten op de verbinding tussen Ede – Station  en Wageningen. Heel wat ideeën over de aanleg van tramlijnen in dit gedeelte van de Gelderse Vallei zijn in de kiem gesmoord. De komst van de buslijnen na de Eerste Wereldoorlog zal in belangrijke mate daaraan debet zijn geweest. Toen de bus kwam, werd er vaak stevig met de tram geconcurreerd. Buskaartjes werden goedkoper aangeboden; bovendien ontstond er op vele plaatsen “een autobusziekte” t.o.v. de tram.

Het summum van het moderne reizen werd de autobus.

De “Rode Weduwe”

1933: Volvo van De Haas. De heer Albertus Willem de Haas begon op 3 september 1897 een logement met  stalhouderij. Met paard en wagen vervoerde hij de hotelgasten van Veenendaal naar De Klomp v.v.

In 1903 overleed hij. Zijn vrouw Janna Maria de Haas – Van Ommeren zette het bedrijf met haar vier zonen voort. In 1921 kocht men een luxe tienpersoons T-Ford, en snel daarna nog een. De autobuslijn van Veenendaal  –  De Klomp was geboren.

In het begin van de jaren twintig ontstonden vele “wilde” busdiensten, die elkaar hevig beconcurreerden. De provincies probeerden daar een einde aan te maken door op bepaalde trajecten vergunningen te verstrekken en de gemeentes wezen eind- en beginpunten aan. Daaraan trachtte men soms te ontkomen door een bus dan vanaf privé-grond te laten vertrekken en op een andere plaats werd wel een bevriend iemand gevonden om op zijn grond de rit te beëindigen.

De Fa Wed. A.W. de Haas verwierf in 1929 de vergunning voor de lijn Veenendaal  –  De Klomp  –  Renswoude  –  Scherpenzeel  –  Woudenberg  –  Austerlitz ( Pyramide)  –  Zeist  – Utrecht.

Om de gevestigde diensten te beschermen, werd in 1937 het Reglement Autovervoer Personen (RAP) vastgesteld. De Commissie Vergunningen Personenvervoer (CVP) werd ingesteld om de wetgeving aan te scherpen tegen nog altijd “wilde ondernemers”. Deze CVP poogde onder grote politieke invloed ook te bewerkstelligen, dat busondernemers  met elkaar zouden gaan samenwerken of ook om overnames te bewerkstelligen. Met name de Nederlandsche Buurtspoorweg Maatschappij  vertoonde een enorme expansiedrift en kreeg als dochteronderneming van de Nederlandse Spoorwegen ook veel steun.

 Vroeger reed de bus van Weduwe de Haas door de Dorpsstraat.

Uiteindelijk lukte het de “Rooie Weduwe”, om meerdere redenen, ook niet om aan een overname door de NBM te ontkomen. Op 1 maart 1971 werd de Fa. Wed. A.W. de Haas door de Nederlandse Buurtvervoer Maatschappij (NBM) overgenomen. De rode kleur van de bussen (vandaar in de volksmond “de Rooie Weduwe”) werd vervangen door de groene van de al gevestigde maatschappij.

Het autobusbedrijf Gebr. Ten Broek

In dit artikel gaat het over een Scherpenzeels bedrijf: het Autobusbedrijf Gebr. Ten Broek. Eigenlijk klopt  “Scherpenzeels” niet helemaal, want de vestiging was aan de Stationsweg, voorbij De Molen aan de Woudenbergse kant. De nummers van de autobussen dragen dan ook de letter L, die behoorde aan de provincie Utrecht. Daaronder was overigens een heel laag nummer: L 907, dat door Co ten Broek werd overgenomen van de motorfiets van zijn schoonvader.

Op de kaartjes en in de advertentie werd Scherpenzeel als standplaats genoemd.

Sinds 1750 woonden er ononderbroken  families Ten Broek in het dorp, waarmee zij zich verbonden voelden.

Hoe het begon….

Opa Ten Broek  20-02-1866 - 02-06-1939 Opoe Ten Broek   09-06-1865  -  22-09-1908 Jacobus ten Broek ( roepnaam Co of ook wel Jac.) werd geboren op 12 maart 1901 te Scherpenzeel. Hij was het zesde kind van zeven uit het gezin van opa Gerardus ten Broek en opoe Wijntje ten Broek-Veldhuizen. 

 

Het gezin telde drie meisjes en vier jongens. Helaas moesten die al vroeg hun moeder missen. Co was toen zeven jaar en de jongste in het gezin pas vier.

Het gezin werd toen overgenomen door zijn zus, (tante) Jannetje, die dat altijd met veel liefde en zorg gedaan heeft. Co kon altijd met heel veel liefde hierover vertellen. Hij is ook altijd heel trots op zijn zus geweest, want ga er maar eens aan staan om zo’n gezin te verzorgen. Eens kwam zijn broer, (ome ) Bart, uit school en vroeg om een snee brood, omdat hij zo’n honger had. Die kreeg hij niet, want hij moest maar wachten tot het etenstijd was. Toen heeft hij stiekem een snee gepikt. Daarvoor werd hij die avond op het matje geroepen bij opa. ,,Waarom heb je dat gedaan jong?‘’, vroeg opa. “Als moeder nog geleefd had, had ik hem wel gekregen”, zei hij. Opa zei niets meer, draaide zich om en de tranen rolden over zijn wangen.

Ook was Co een grote dierenvriend, de poes lag ‘s avonds dan ook graag in zijn nek te slapen of te spinnen. Soms liep hij met hem mee naar school en kwam hem ook regelmatig weer ophalen. Ook was hij eens in het bezit van een tamme kraai, die ook nog al eens op zijn schouder meeging naar school en dan in de boom op hem zat te wachten tot de school weer uit ging. Dat gebeurde ook eens toe het vrij heet was, waardoor de ramen en deuren open stonden. Begint me die kraai daar toch te krassen in de boom! Alle aandacht voor de lessen was natuurlijk weg en dat vond de meester niet zo leuk. Comoest tijdens de les de kraai naar huis brengen en in zijn hokje stoppen. Leuke afleiding voor hem.

Zijn broer, (ome) Henk,  kon op school nog wel eens kattenkwaad uithalen. Met de winterdag hadden ze bij donker weer de gaslampen aan. Ome Henk hield die stiekem onder zijn pet en daar zaten ze lekker in het donker. Voor straf werd hij op de gang gezet, maar daar verveelde hij zich en vond weer een leuk spelletje. Alle klompen zette hij door elkaar. Of de meester dat leuk vond, heeft hij maar niet afgewacht. Hij is hem gauw gesmeerd. Toen de school uit ging was het een heel gepas om weer allemaal de eigen klompen bij elkaar te krijgen.

Ook was (ome) Henk bijzonder goed in slaapwandelen. Eens presteerde hij het om al slapende een stoel op de tafel te zetten en daar bovenop een stoof. Hij ging er zelf bovenop staan en zette daarna alles weer netjes op zijn plaats. Kroop weer in bed en sliep gewoon verder, zonder zich ergens van bewust te zijn geweest .Van zulke verhalen genoten wij als kinderen natuurlijk heel erg.

Na de lagere schooltijd heeft Co op verschillende plaatsen als smidsgezel gewerkt en kwam vervolgens in de fabriek van Cortus te werken. Maar ook dat werk kon hem niet bekoren, hij wilde iets anders en ging daarom in mei 1922 naar Rotterdam, waar hij bij zijn oudste broer Bart, die bij de Spoorwegen werkte, logeerde.

Een aantal weken ging hij naar de  Chauffeursschool  “Eilers”, Eerste klas onderwijsinrichting ter bevordering van de kennis der automobiel – en motorentechniek, waar hij “den geheelen cursus ter opleiding tot Chauffeur” volgde en op 1 juni 1922 het Diploma kreeg, omdat hij “aan de gestelde eischen voldaan heeft”.

Daarna reed hij al eens een T-Ford vrachtwagentje bij de Gebroeders Van Tol. Op 1 januari 1923  kochten zij er een vierkant T-Ford busje van 20 pk bij (zie foto voorpagina) en begon men een busdienst tussen Scherpenzeel en Amersfoort. Op 15 januari werd Co als vaste chauffeur in dienst genomen.

Als hij ‘s avonds de bus naar de garage had gebracht ging hij vaak nog even bij opa ten Broek langs. Die probeerde hem dan zo lang mogelijk bij zich te houden en of Co al zei dat hij nodig naar huis moest, dan had opa een slim truckje om hem nog wat langer te laten blijven. Co was namelijk gek op aangebrande griesmeelpap. Dus had opa altijd wel een bord voor hem klaarstaan, wat hij wel expres had laten aanbranden. Dit truckje werkte altijd.

Per dag werd er zo’n tien keren op en neer gereden. In de begintijd nam men het niet altijd even nauw met op tijd rijden.

 “Als de bus niet kwam opdagen, wist iedereen, dat Manus van Tol wellicht op zijn gemak thuis een kop koffie zat te drinken”. Co probeerde zich vanaf het begin wel aan de dienstregeling te houden. Ook in andere opzichten ging het allemaal wel eens even anders dan nu. Zo kon Co eens door pech niet verder. Van Tol stuurde toen een ander busje, dat echter kort daarvoor was gebruikt voor het vervoer van biggen en varkens. De passagiers moesten zich met de chauffeur eerst bezighouden stro en uitwerpselen uit de bus te verwijderen.

In het busje konden naast de chauffeur 10 personen meerijden. Je zat er niet altijd even gerieflijk in, want de bus reed op massieve wielen en de wegen waren niet altijd even glad. De verlichting bestond uit lampen met carbid. Als het al te nat weer was, vielen deze nogal eens uit. Co had een keer een goede daad verricht door de Opperwachtmeester van de Rijkspolitie te Leusden op tijd bij de trein in Amersfoort te brengen, toen deze heel veel haast had en de tijd nog heel krap was. Vandaar dat hij en zijn collega’s mild waren, als het busje met te weinig of geen licht onder bepaalde weersomstandigheden in het donker reed. In zulke gevallen werd soms een fietser gevraagd voorop te gaan om niet van de weg te geraken. Richtingaanwijzers werden met een touwtje bediend. Als het vroor, moest regelmatig uitgestapt worden om  ruimte te creëren op de ruit. Datzelfde moest ook gebeuren, als de motor wel eens uitviel. Alle passagiers hielpen dan duwen.

Met ingang van 1 augustus 1924  houden de Gebrs. Van Tol op en verkopen het bedrijf.

Co ten Broek begint voor zichzelf

Het rijden op de bus beviel Co dermate goed, dat hij met steun van zijn vader Gerardus ten Broek Azn. een modern nieuw busje in de kleuren beige en wijnrood aanschafte.

Op 11 augustus reed hij, nu als zelfstandige, zijn ritten al weer tussen Scherpenzeel en Amersfoort. Dat was wel nodig, want ook een zekere heer Van de Weerd was inmiddels een bedrijf begonnen. 

In het Nieuws- en Advertentieblad voor Amersfoort uit 1924 staat het volgende:

SCHERPENZEEL

“Naast de autobusdienst  “De Gelderse Vallei” is thans een dienst ingesteld door den heer K. ten Broek. De door den laatstgenoemden ondernemer in het verkeer gebrachte auto is op moderne wijze ingericht en ziet er vrij aantrekkelijk uit. De eerste ondernemer laat thans eerst een voorbus lopen waarna de tweede ondernemer volgt en tenslotte is weer een bus van No. 1; wel een bewijs, dat onderling geconcurreerd wordt”.

Een voorbeeld van twee “wilde ondernemers”

1925: Feest in Scherpenzeel met de versierde Chevrolet. Een van de bussen van Van de Weerd belandde een keer tegen een boom, voor zover bekend, zonder dat de passagiers letsel opliepen. Dat was duidelijk in zijn nadeel. De passagiers kozen duidelijk voor het busje van Co. Als op de Varkensmarkt in Amersfoort de bussen klaar stonden voor vertrek, koos men duidelijk voor de middelste. Zelfs de zoon van Van de Weerd riep de mensen op dat te doen. Dus Co vertrok met een volle bus en liet de andere twee met een enkele passagier erin of leeg achter zich.

Regelmatig dook in de jaren daarna een opzegversje op, dat kinderen uit hun hoofd kenden:

Ga je mee naar Amersfoort, met de autobus.

Dan rij je met Co ten Broek mee, dan rij je heel gerust

Ga je met Van de Weerd mee, met die lelijke vent.

Die rijdt je tegen een boom aan, voor 45 cent.

(De concurrentie met Van de Weerd was dus snel afgelopen.) 

Het bedrijf groeit: Autobusbedrijf Gebrs. ten Broek

Chevrolet Het gaat erg goed met het initiatief van Co. Na ruim een half jaar wordt in overleg met hun vader broer Jan, die werkeloos thuis zit, compagnon in het bedrijf. Dat betekent, dat zij de dienstverlening kunnen uitbreiden onder de naam Autobusbedrijf Gebrs. Ten Broek. Naast de T-Ford wordt een Chevrolet aangeschaft. Voortaan gaat op dinsdagen de bus ook naar Veenendaal, als daar de markt gehouden wordt.

Als burgemeester Mr. A. Royaards van Scherpenzeel in 1925 zijn 25-jarig ambtsjubileum heeft, blijkt hoe de autobus zijn plek in de gemeenschap heeft ingenomen. De geheel versierde bus wordt volledig ingezet tijdens de feestelijkheden.  

Jan bij de Latil (1927) Vanaf de start heeft Co duidelijk gestreefd naar op tijd rijden. Er komt dan ook een dienstregeling. In de eerste jaren zijn er geen bushaltes. Je hoefde de hand maar op te steken en de bus stopte. Onlangs vertelde de hoogbejaarde Mien Kok – ten Broek, hoe zij als scholier voor de deur instapte. Ongeveer twintig meter daarvoor woonde een buurmeisje, waar ook voor de deur werd gestopt, zoals voor iedereen afzonderlijk werd gestopt. De service ging zo ver, dat als iemand niet direct verscheen er getoeterd werd. Later kwamen er wel halteplaatsen, maar daar werd heel soepel mee omgesprongen.

Broer Jan diende ook een bewijs van rijvaardigheid te bezitten. Hij moest dat in Den Haag gaan ophalen. Hij pakte een van de bussen en reed daarnaar toe. Eigenlijk had hij een proeve van bekwaamheid moeten afleggen, maar de functionaris constateerde: “Als u helemaal naar Den Haag hebt kunnen rijden, dan zit het wel goed met u.” Dus kreeg hij het bewijs zonder de proef te doen.

 In de eerste jaren gaan vele scholieren met de bus mee naar Amersfoort. Een van de eersten is de later bekend geworden fabrikant Rijk van Ginkel. Hij is altijd een enorme fan van Co gebleven. Op verjaardagen werd er gezongen en kreeg Co allerlei attenties van zijn jeugdige passagiers, vooral in de sfeer van sigaren. Hij zorgde altijd voor zakken snoep om uit te delen.

Tussen hen heeft Co ook vele romances zien opbloeien. Hij wist al heel snel wie elkaar aardig vonden. Ook zelf vond hij “ het meisje van zijn leven” onder de passagiers. Regelmatig ging Rijkje van Putten als passagier op en neer van Amersfoort naar Leusden naar haar zus. Toen de liefde mee ging spelen, zal ze wel eens vaker naar haar zus gegaan zijn dan ze gewoonlijk van plan was. Dat ontging Co niet en het duurde niet lang, of hij maakte een afspraak.

Als hij voor zijn afspraakje naar Amersfoort ging op zaterdagavond dan was het fietsen geblazen. Meestal ging hij samen met een groep kornuiten, die in de stad hun vertier zochten. Ze beleefden dan ook de nodige avonturen onderweg. Co vertelde ons dat er eens een persoon meefietste die graag een pilsje te veel dronk. Hij fietste slingerend voor hen en was  druk aan het vertellen over een haasje dat steeds aan de kool zat Maar daar had hij wat op gevonden, hij had een afscheiding gemaakt. Op dat moment kukelde hij met fiets en al ondersteboven en de hele groep rolde over hem heen. Of er  niets gebeurd was, vertelde hij vrolijk verder dat het haasje van toen af aan niet meer aan de kool kwam. De uitspraak ” Het haasje komt niet meer aan de kool”  is nog lang bij ons blijven bestaan.

Maar de week daarop lieten ze de knaap maar liever niet meer voorop rijden. Hij moest achteraan fietsen.. Ook dat was geen succes, want hij reed steeds zo kort op de fiets voor hem, dat zijn voorganger maar iets harder ging rijden. Maar ook dat hielp niet,  want hij ging net zo hard mee. Nog maar een schepje er boven op dus. Ze zijn nog nooit zo goed op tijd thuis geweest als die zaterdagavond.

Krantenfoto uit 1930: Een zware autobus uit Scherpenzeel schijn pech te hebben.

Wat ook nog aardig is om te vertellen, toen Ca verliefd werd, had hij niet eens gezien dat zijn meisje kort haar had. Dat kon toch helemaal niet, dus moest ze het eerst laten groeien voor ze mee naar huis mocht om kennis te maken met zijn vader.

Maar ook was hij nu een goede klant kwijt, want ze mocht nu  gratis meerijden. En zo kwam dus moeder in beeld.

De T-Ford en de Chevrolet worden in 1927 en 1929 vervangen door bussen van het merk Latil, waarvan er een in een luxe uitvoering met o.a. gordijntjes om voor toerritten gebruikt te worden. De luchtbanden doen daarmee ook hun intrede. Vanaf die jaren beginnen de gezelschapsreizen op te bloeien. Verenigingen en later ook de scholen ontdekken de mogelijkheden van deze vervoersvorm. In de kranten verschijnen  de advertenties voor dagtochten, zoals bijvoorbeeld naar de TT in Assen.

“De Holevoet” brengt in december 1931 het volgende bericht:

Autobus

Co bij de (grote) Latil 1929 Door een ondernemer te Amersfoort is vergunning aangevraagd een autobusdienst te openen tusschen Amersfoort en Veenendaal. Waar den ondernemers Gebr. Ten Broek pas vergunning is verleend naar “De Klomp”  – vandaar naar Veenendaal zijn reeds twee afzonderlijke diensten – , zal deze aanvrage wel geweigerd worden. Wanneer de            dienstregeling officieel is goedgekeurd, wordt de dienst  door           Gebr. Ten Broek op De Klomp geopend. Waarschijnlijk  wordt het aantal ritten op Amersfoort met twee vermeerderd.

In januari 1932 schrijft dezelfde krant: 

Scherpenzeel     Dienstregeling Autobus

 De lezers vinden in de advertentierubriek een Dienstregeling van den Autobusdienst, Gebrs. ten Broek, alhier, ingaande Maandag 25 januari 1932. Zoals men zien zal, heeft de regeling een belangrijke uitbreiding ondergaan.

Een verbinding is aangebracht met Station De Klomp. Van hieruit kan men dus  – de dienst heeft aansluiting op de treinen –  gemakkelijk te Arnhem komen.

Zoo onze lezers weten, rijdt er een autobus van De Klomp naar Veenendaal,  zoodat ook daar  de reis per bus heen gemaakt kan worden.
De diensten op Veenendaal (marktdag) blijven bestaan. Men leze de betreffende  regeling, waarvan afdrukken gratis  verkrijgbaar zijn bij de Ondernemers. 

Chauffeur Sander van Aalten. Op zondagen reden de Gebroeders niet. Zij hebben dat uit principiële overwegingen nooit gedaan. Toen in de mobilisatietijd bussen werden gevorderd voor het vervoer van soldaten en burgemeester C.P. Hoytema van Konijnenburg hen maande dat ook op een zondag te doen, weigerden zij zeer beslist, hetgeen tot een fikse ruzie leidde met de burgervader. Co ging zo ver, dat hij op een zaterdagavond, toen hij zijn reisgezelschap reeds had afgeleverd, om twaalf uur ’s nachts stopte, omdat hij niet op tijd in de garage kon zijn. Hij zette de bus aan de kant en ging verder lopen. Op maandagmorgen ging hij wandelend de bus weer ophalen.

De uitbreiding van de diensten leidde er ook toe, dat er mensen in dienst genomen dienden te worden. Henk van Diermen en Sander van Aalten werden vaste gezichten. Jan Bloemendal was een vaste invaller.

Daarnaast stonden  er regelmatig mensen klaar, die bij ziekte e.d. wilden invallen, omdat zij gek waren op auto’s en bussen, zoals de aankomend dominee Buitenbos en de domineeszoon Willem van Loon, die later orgelfabrikant werd in Zuid – Afrika.

Toen alles veranderde

 

 

  De dertiger jaren vormden een bloeiperiode voor het bedrijf. De mensen kregen de smaak van het reizen te pakken. Het wagenpark werd na verloop van tijd weer vernieuwd met een kleine en een grote International en later twee Volvo’s, waaronder de eerste die een dieselmotor had. De bussen werden betrokken van de bekende carrosseriefabriek “den Oudsten & Domburg” te Woerden. De kleuren werden groen met crème.

Regelmatig moesten voor toerritten bussen geleend worden van bevriende bedrijven uit de buurt, zoals de firma W.C. Tensen te Soest en de firma J. Dijkhuizen (ook wel genoemd de Eerste Bunschoter Autobus Dienst) te Bunschoten. Het laatste bedrijf gaat in 1959 op in Tensen,  dat zelf  in 1980 verdeeld wordt onder Centraal Nederland en de VAD.

De Gebroeders Co en Jan International 1932

 

In 1939, het jaar van de mobilisatie, kwam zijn vader, opa ten Broek, te overlijden. Daar was Co heel verdrietig over. Kort daarna volgden in 1940 de oorlogsjaren.

Brandstof is dan al moeilijk te verkrijgen. Men zoekt naar alternatieve vormen om de bussen draaiende te houden, zoals lichtgas. In deze tijd krijgt de Commissie Vergunningen en Personenvervoer (CVP) als maar meer bevoegdheden. Steeds sterker probeert men ondernemingen te dwingen samen te werken. Ook verstrekt men soms de vergunning niet meer aan de oorspronkelijke ondernemer maar aan een bedrijf, dat in de ogen van deze Commissie de exploitatie beter in een grotere samenhang van lijnen kan verzorgen. De Nederlandsche Buurtspoorweg Maatschappij (NBM) is sterk bezig zijn lijndienstenstelsel uit te breiden. Om te overleven zoekt ook de Fa. Wed. A.W. de Haas zich te versterken door te werken aan het uitbreiden van buslijnen

Volvo 1937 Scherpenzeel ligt in de brandhaard van de Grebbelinie. De évacuatie naar Lutjewinkel bracht heel wat teweeg. Er heerste grote spanning in de gezinnen.

De bussen mogen niet gebruikt worden voor het vervoer. Zij dienen ter beschikking  te blijven van het leger.

Na terugkomst uit Noord-Holland blijken twee bussen totaal kapot geschoten te zijn. Een is er meegenomen door de Duitsers. Scherpenzeelse ooggetuigen zagen hem nog in Schagen rijden, toen zij daar waren geëvacueerd. De kleine International kon alleen nog rijklaar gemaakt worden. Deze heeft tot 1942 nog dienst gedaan met een ingebouwde lichtgasballon.

Volvo 1939: eerste diesel In 1942  dienden de vergunningen opnieuw bezien te worden. De CVP weigerde op dat moment aan de Gebroeders Ten Broek opnieuw de vergunning te verstrekken. De concessie diende naar de NBM te gaan. Nu had de NBM ook nog andere belangen en ondernam een onderhandelingsinitiatief in de richting van De Haas. Daarin zouden de Gebroeders bij De Haas gekomen zijn. De Haas liet na om op het aanbod in te gaan, waardoor de NBM toch de koper werd van het Autobusbedrijf Gebroeders Ten Broek en ook de Fa. Wed. A.W. de Haas zijn lijnen drastisch zag inkrimpen. Deze min of meer gedwongen verkoop heeft veel pijn opgeleverd bij de ondernemer. Co kreeg in 14 dagen tijd totaal grijs haar.

De gebroeders Co en Jan traden als chauffeur in dienst van de NBM. Een brief van G. Palstra uit Grouw laat duidelijk weten dat velen  zich gepakt voelen.

L.S.

De kleine International aan het begin van de oorlog. In de achterliggende jaren zijn tientallen particuliere    busondernemers – behalve een enkeling die  geheel zelfstandig en vrijwillig heeft verkocht – gedwongen geworden hun concessies over te dragen aan N.S. (A.T.O. of andere dochterondernemingen en aan      bestaande  of later opgerichte streekvervoermaatschappijen).

De dwangmiddelen waren van verschillende aard, maar uiteindelijk stond voor allen het spook der concessie-intrekking achter de deur. De particulier moest sneuvelen voor het machtsmisbruik van de Cie van Breen en haar trawanten, omdat hij alleen stond.

Geen beroep, geen advocaat, zelfs geen ondernemersbond was in staat iets uit te richten  tegen dit in de latere jaren met steun van de Duitsers toegepaste systeem. Het gemis aan eenheid  heeft zich toen sterk doen gevoelen, want een voor een vielen de particuliere concessies ten offer aan NS en andere grootbedrijven.

Met de gedachte: beter een half ei dan een lege dop, werd de koopsom overeengekomen en werd noodgedwongen de even eenzijdige- als onzedelijke – overeenkomst aanvaard plus de nodige beloften. Er bestond geen andere keus! Wij stonden allen als een eenling!!!. Er was van enige mogelijkheid tot verzet tegen deze super-plutocratische maatregelen van de Cie van Breen – gecoördineerd op N.S. belang – geen sprake!! Er bestond geen recht en er werd van deze omstandigheid misbruik gemaakt. In verband met het feit, dat er volop aanleiding is terug te komen op de noodgedwongen afgesloten overeenkomsten welke meerdere onzer ook zware financiële offers kostten aan den fiscus, nodigen wij U uit tot een landelijke bespreking voor alle ex-particuliere autobusondernemers, om te komen tot een eenhoofdige en centrale behandeling van onze zaken ter verkrijging van onze rechten.Deze bijeenkomst zal worden gehouden op 10 October a.s. te Veenendaal in Hotel de Haas (busondernemers). Wij rekenen op uw aanwezigheid.

Deze uitnodiging geldt als toegangsbewijs en moet daarom worden meegebracht.

Aangezien het in de bedoeling ligt, vooraf een eenvoudige maaltijd  te gebruiken, verzoeken wij u ons omgaand mede te delen aan het adres: G. Palstra, Grouw, of op uw komst gerekend moet worden.

Aanvang lunch         12 uur.          Aanvang vergadering : 13 uur

Namens de autobusondernemers in Friesland

            HET BESTUUR

Co in uniform. Deze brief tekent een sfeer, die een sterke doorwerking in ons gezin had. (Bart ten Broek)

 

Na 18 jaar zelfstandig te zijn geweest, reed Co nu in dienst van de NMB. Hij reed bijna dezelfde route als voorheen. De naam “het busje van Co”  bleef op die manier toch voortbestaan.

Voor ons had het een prettige bijkomstigheid. Wij kregen allemaal een vrijkaart, zodat wij als kinderen heel wat ritjes gratis hebben mee gereden. In de vakantie reden we soms de hele dag mee en hielpen we aan het eind van die dag de bus uitvegen. De volgende dag moest pa er immers weer netjes mee voor de dag kunnen komen.

 

 

Het jaar 1948

 In januari 1948 werd gevierd, dat het 25 jaar geleden is, dat Co op de bus stapte.

Op dat moment toont de gemeenschap van Scherpenzeel een grote betrokkenheid.

Uit alles blijkt een groot medeleven en wordt de erkenning uitgesproken voor zijn functie als pionier. Dat wordt schriftelijk uitgedrukt door de president-directeur van de NBM Ir. J.W. Hupkes, ook door het College van B en W van Scherpenzeel en alle onderwijsgevenden van De School met de Bijbel op de Glashorst. Daarnaast zijn er vele individuele felicitaties en “alle abonné’s” van de vooroorlogse jaren doen hem een enveloppe met inhoud toekomen.

Van de twee broers is Co altijd wat meer het gezicht van het bedrijf geweest. In aanvang was Jan dikwijls meer in de garage te vinden dan op de weg. Er was ook een verschil in karakter. Co wordt als vriendelijk en Jan meer afstandelijk ervaren. In krantenartikelen in Co ten Broek. de loop van jaren komt dat ook steeds naar voren. Co stond bekend als beminnelijk, goedmoedig en behulpzaam. In het Eeuwboek van Woudenberg schrijft

J. Versteeg: “Co was een heel brave man, die de passagiers bij de haltes waarschuwde met de woorden: Hier is het einde van het kwartje”.

Hij rookte graag zijn pijpje, hij was er zelfs aan verslaafd. Waar je hem ook zag, de pijp was er bij. Het was zelfs zo erg, dat hij eens tegen moe zei; “Ik snap niet waar mijn pijp is gebleven. Overal heb ik al lopen zoeken. Moe schoot in de lach en zei:  “Wat heb je dan in je mond?” Kun je nagaan hoe hij er aan gewend was (zie foto hiernaast).

Het is eens gebeurd dat hij bijna de pijp van een andere man heeft ingepikt. De goede man bracht zijn familie naar de bus en zwaaide ze nog even uit. Hij stond iets te dicht bij de deur en wat denk je: de pijp zat klem tussen de deur. Gelukkig kon hij er wel om lachen.

Met zon- en feestdagen rookte hij trouwens ook graag een sigaar. We wisten dus altijd wat we hem op zijn verjaardag of op vaderdag moesten geven.

Onlangs vertelde een oude Scherpenzeelse aan mijn zuster: “Er waren in die tijd twee Scherpenzelers aan wie je in vertrouwen een verhaal kon vertellen, dat waren Bart Roest ( de voorganger van de Gereformeerde Gemeente) en Co ten Broek. Het drukt wel uit, hoe de chauffeur in die tijd een plek kreeg toebedeeld.

Toch is er van Co nog wel een minpuntje te melden. De medeweggebruikers in het verkeer vonden het niet zo leuk als hij eens met zijn auto op pad ging. Hij was zo aan de breedte van de bus gewend, dat hij ook met de auto het midden van de weg aan- hield. Dan werd er regelmatig getoeterd dat hij wat aan de kant zou gaan. Ze wilden hem passeren. Helaas, dat was hem volgens moeder niet af te leren.


En verder………..  

Co en Jan zijn de bus trouw gebleven. Het was zoeken om bij de NBM hun plek in te nemen. Dat leverde ook nog wel eens problemen op. Met name Co wilde gezien blijven als ex-ondernemer. Op zich is daar door de leiding van de NBM voortdurend rekening mee gehouden.

Zij hoefden nooit op zondag te werken. Voor hen werden de diensten dusdanig ingericht, dat deze iets oorspronkelijks kregen binnen het bedrijf. Je kunt zeggen, zij functioneerden volstrekt anders in het dienstenrooster dan andere chauffeurs.

Ook maakten ze op een volstrekt unieke manier een carrièretraject door. Ze werden hoofdchauffeur, controleur en tenslotte hoofdcontroleur, zonder deze functies daadwerkelijk uit te voeren. Zij bleven achter het stuur zitten. Aan de uniformen zag men wel, dat zij die rangen bezaten.

Bij bijzondere gebeurtenissen kwam de directie van de NBM vaak hoogstpersoonlijk op bezoek.

Een mooie periode beleefden zij in de beginjaren van 1950. Zij kregen samen een lijndienst toegewezen tussen Doorn – Maarn – Maarsbergen – Woudenberg – Leusden – Amersfoort. Met een Fordje wisten zij daar het vertrouwen van de mensen te winnen. Op 3 januari 1955 komt er door reorganisatie een einde aan deze lijn. Diverse ingezonden brieven verschijnen er in de regionale kranten, waarin mensen hun teleurstelling uitspreken over het verdwijnen van deze lijn met de gebroeders, die voor hen het toonbeeld van service en inzet zijn geweest.

(Toen Bart als kind op de lagere school was, ging hij tijden lang dagelijks na schooltijd naar Woudenberg, waar hij bij zijn vader instapte en in ieder geval voor de abonnementshouders de conducteur was en de kaartjes knipte).

Co is jarenlang steeds weer benaderd door journalisten van bijv. de Holevoet. Het Amersfoorts Dagblad, de Utrechtse Courant, het dagblad Trouw, e.a. om zijn verhaal te doen.

Vaak  vond hij al de aandacht, die op hem gericht was vervelend, mede voor zijn broer en vooral ook als er fotografen bij te pas kwamen. Als hij 30 jaren chauffeur is, zet een journalist hem op de foto, voor de Scania, als iemand vraagt of er iets met de voorlamp aan de hand is. Het zijn de trouwe abonnees, die bij elk lustrum er zorg voor dragen, dat dit  in de krant komt.

In deze tijden wordt hij ook geïnterviewd  door Mia Smelt in het bekende  ochtendradioprogramma van de KRO:” Moeders wil is wet”.

Daarnaast heeft de NBM een manier gevonden om haar chauffeurs te eren, als zij geen schade maakten door eigen schuld. Na 1 jaar was dat een diploma, na 3 jaren een zilveren ster, na 5 jaren een gouden. Na 8 jaren schadevrij werd dat goud met zilver en na 10 jaren goud met goud. Na 12 jaren krijgt Co de gouden lauwertak  met daarbij 9 extra verlofdagen. De insignes werden op de mouw genaaid en wanneer deze uitgereikt werden, vond er een diner met alle gehuldigde chauffeurs plaats, in aanwezigheid van de directie. Ook die gebeurtenissen stonden steeds weer in de krant. Zo bleef het dorp op de hoogte. Ook Jan maakte heel veel van soortgelijke huldigingen mee.

Op 12 februari 1959 wordt Co door de afdeling Scherpenzeel van de Vereniging voor Veilig Verkeer gehuldigd als “de Chauffeur van het Jaar”. De burgemeester reikte in o.a. de aanwezigheid van de heer van Randwijk, adjunct-directeur van de NBM een oorkonde uit, nadat hij vertelde over het grote aantal kilometers, dat Co inde loop der jaren vanaf 1923 gereden had. Een geschat aantal van ongeveer 1.500.000 km. Vanaf dit moment wordt hij ook voortdurend de “kilometermiljonair genoemd. Ook wordt het schadevrij rijden benoemd, m.n. door de heer Van Randwijk. De al eerder genoemde oud-abonnee en een van de eerste passagiers, Rijk van Ginkel, verlevendigt de avond door onder het motto “Weet-je-nog-wel, Co” allerlei herinneringen op te halen.

(De schrijver zou het zeer op prijs stellen, als hij de originele tekst daarvan of een uitgebreid inhoudelijk verslag van de avond in zijn bezit zou kunnen krijgen)

Op dinsdag 15 januari 1965 wordt het feit gevierd, dat hij 40 jaar buschauffeur is. Burgemeester, mr. C.P. Hoytema van

Konijnenburg, speldt hem dan de zilveren ere-medaille, verschijnen vele krantenartikelen. Pikant detail is, dat de burgemeester woorden citeert van de president-directeur van de NBM, de heer E.D. Klinkert, waarin de laatste spreekt  over een “moeilijke” daad  met betrekking tot de verbonden aan de Orde van Oranje Nassau, op! Opnieuw overdracht van het busbedrijf en de burgemeester leest “een moedige daad”.

Het Amersfoorts Dagblad kopt:

“Co” ten Broek:  veertig jaar langs de weg

Van eigenaar “Broekenbusje” tot trouwe NBM-chauffeur

Hij begon met de T  – Ford, waarin met hem zelf elf personen in konden. Bij de NBM eindigde hij na de Crossley-periode met de halve automaat van Leyland.

Velen komen hem op die dag gelukwensen. Bloemstukken, stapels brieven en telegrammen worden er thuis bezorgd. Burgemeesters van naburige gemeenten drukken in brieven ook waardering uit. Burgemeester Hosang van Woudenberg schreef o.a.: “Gij waart de zo echte goede oude  vertrouwde “gezagvoerder” van uw bus en toen ik dus door het bezit van een eigen auto, niet meer met de bus meereed heb ik werkelijk die zo gemoedelijke begroeting iedere morgen van U gemist”.

En hij schreef erbij, dat niet alleen hij zo benaderd werd, maar ook alle andere passagiers.

Met deze NBM bussen (de Leyland en de beide Crossley's) rijden Co en Jan de laatste jaren.

Wout van Hussel, ook een Scherpenzeelse chauffeur, verving Co toen hij ziek werd. Dit is de laatste bus waarmee Co gereden heeft.

 Na zijn vijfenzestigste verjaardag op 12 maart gaat hij op De heer J.F. ten Broek. 1 april 1966 met pensioen. Die rit heeft hij niet tot het einde toe uitgereden. Op 64-jarige leeftijd werd hij kort na het uitrijden van een dienst getroffen door, zoals dat toen heette, een beroerte. Daarna heeft hij toch nog een keer gereden. Toen het wat beter ging en hij met de bus naar Amersfoort voor controle reisde, vroeg een collega aan hem: “Zou je het nog kunnen, Co?” Het antwoord was: “Jawel hoor!” Vervolgens stapte hij achter het stuur en de chauffeur van dienst speelde de conducteur. Hij heeft dit verhaal nooit thuis verteld.

Op 20 maart 1969 is hij in het ziekenhuis van Amersfoort overleden.

Ook Jan werd Chauffeur van het Jaar. Helaas overkwam hem in de laatste jaren voor zijn pensioen geheel onschuldig nog een ernstig ongeluk.

Op 20 november 1964 viert hij zijn veertigjarig jubileum, waarvoor hij een dag later de medaille in zilver, verbonden aan de Orde van Oranje Nassau door burgemeester C.P. Hoytema van Konijnen-burg, in aanwezigheid van de wethouders P. de Jonge en J. ten Ham, krijgt uitgereikt.

De directeur van de NBM sprak woorden van dank: “U bracht als pionier een goede naam mee en daar heeft de NBM als bedrijf veel voordeel aan gehad.”

Op 1 december 1968 is zijn pensioen aangebroken. Hij heeft daarvan veel langer kunnen genieten dan Co. Hij overleed op 14 juli 1986.

Nawoord

Co in zijn jonge jaren. Co voor de Scania. Het voorgaande verhaal is ontstaan uit herinneringen binnen het gezin. Daarnaast werd geput uit talloze krantenartikelen, een hoofdstuk uit een gedenkboek De eeuw van de NBM. Ook werd informatie via internet ingewonnen.

Bart schrijft: “De bus heeft als symbool en metafoor ontegenzeglijk ook een rol in mijn persoonlijke bestaan gespeeld. Toen ik jaren geleden op een Parijse rommelmarkt een prachtig Dinky-Toy busje vond, zei ik tegen mijzelf: “Ik ga mijn eigen busbedrijf beginnen.”

Inmiddels is deze verzameling door mijzelf en ook met de hulp van anderen flink uitgebreid. Elke bus, die voorbij rijdt roept even de herinnering aan “thuis” (in een flits) op!

Bovenstaand artikel is samengesteld uit een bijdrage van Wijntje van Poelgeest – ten Broek en Bart ten Broek (Red.).

  De Parijse bus.

Uitbreiding van het wagenpark.