De tijden zijn VERANDERD:  1939 – 2004

De brandweervereniging van de Scherpenzeelse Brandweer bestaat dit jaar 65 jaar.  

Tegenwoordig is alles (goed) geregeld bij de Scherpenzeelse brandweer, men beschikt over de modernste apparatuur en werkt volgens nauwkeurig voorbereide procedures. Ons wagenpark bestaat uit een personenbusje en een hulpverleningsvoertuig met daarachter de motorspuit, en natuurlijk het blusvoertuig dat plaats biedt aan 9 manschappen en volledig is ingericht volgens het bestek van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

Het korps bestaat uit 29 mannen en 1 vrouw en er wordt elke dinsdagavond serieus en intensief geoefend. De opkomst op de oefenavonden is meer dan 90%. Daarnaast volgt een groot aantal leden diverse cursussen.

Er wordt jaarlijks deelgenomen aan wedstrijden en eindigt men regelmatig op het podium. De brandweerkazerne aan het Zwarte Land wordt momenteel aangepast aan de steeds strenger worden “Arbo’ eisen.

Korte geschiedenis van Brandweer Nederland  (1450 –1900)

Dit is een periode van grote stads- en dorpsbranden als gevolg van houtbouw, rieten daken en het ontbreken van effectieve blusmiddelen en brandpreventieve maatregelen. In deze periode worden wel brandpreventieve maatregelen ingevoerd, maar aan de toepassing hiervan wordt pas na 1600 voldoende aandacht besteed. Deze maatregelen omvatten onder andere het gebruik van stenen in plaats van hout voor muren en wanden; dakbedekking met pannen in plaats van riet en stro, alsmede regels voor het gebruik en toepassen van vuur. Haardvuren moeten ’s nachts gedoofd zijn en hete as dient in stenen potten te worden bewaard. Na 1600 komt ook de ontwikkeling van de blusmiddelen op gang, zodat naast de bekende brandemmer ook primitieve brandspuiten ontstaan waarmee het water in de brand kon worden gespoten. De ontwikkeling van de brandspuit in al zijn vormen komt dan ook pas na 1600 op gang. Ieder land had zo zijn eigen ontwikkelingen en modellen. Nagenoeg alle brandspuiten in die tijd beschikten over één of meer zuig-/perscilinders met een aan of op de spuit gemonteerde straalpijp. Het water werd door middel van emmers aangevoerd en de brandspuit moest altijd heel dicht bij de brand worden opgesteld om effectief te kunnen blussen. Er vonden dan ook veel ongelukken plaats waarbij brandspuit en de bedienings-mensen werden getroffen door bijvoorbeeld een omvallende muur of een instortende gevel.

Jan van der Heijden bracht hier echter verandering in. Hij ontwikkelde een veel handzamer brandspuit die – en dit was nu écht een uitvinding – voorzien was van brandslangen! Zijn brandspuit was gemakkelijker te vervoeren en kon op veilige afstand van de brand worden opgesteld. Door middel van de brandslang met straalpijp was het van nu af mogelijk het bluswater vanaf elke gewenste plek in de brand te spuiten!

Geschiedenis van Brandweer Scherpenzeel

De oudste gegevens over de Scherpenzeelse brandweer, die tot nu toe gevonden zijn, dateren van 1901. De vrijwillige brandweer bestond nog niet en in die tijd beschikte men over de “aangewezen brandweer’. In 1916 is een verordening vastgesteld door de toenmalige burgemeester A. Royaards.

De leden van de Scherpenzeelse vrijwillige brandweer  in actie tijdens een historische optocht in Putten(1954).  


Groepsfoto voor de kerk in Putten (1954). Rijer Westerning met aangeplakte baard (staande 3e van links).  

Het oude vergeelde boekje dat in ons bezit is, heeft toebehoord aan G. Methorst (does), die eerst als “Brandmeester – plaatsvervanger” van de aanjager dienst heeft gedaan en later samen met Cees Valkenburg (Sr) tot 1961 het commando voerde.

In een 21 artikelen tellende verordening staan vele zaken genoemd die heden ten dage als lachwekkend kunnen worden beschouwd. Het is door deze verordening echter wel vastgelegd dat er “iets” geregeld is. Het ontbrak tot dat moment aan organisatie en discipline.

Men beschikte over een aanjager, vermoedelijk een kleine Van der Heijden handpomp op een kar, die met paarden of middels mankracht vervoerd kon worden.  

Inventaris aanjager:

4          slangen  (3 van 22 m., 1 van 25 m

1          putslang met mand en kurk

2          pompstokken

2          stel draag (trek) bomen

1          riem bevestiging putslang

1          ijzeren -pen bevestiging

1          dekkleed

1          aanjager op wagen

In wagen:

1          dubbel mondstuk

5          lekbanden

3          sleutels

1          linnen waterzak

 

Schuifkist op zijde:

2          puthaken

2          putsleutels

3          spuitmondstukken

1          spuitstuk en 1 sleutel

 

  Borstschildje met daarop de afkorting “Sdr

Verordening 1901

De burgemeester en wethouders van Scherpenzeel doen te weten, dat door den Raad dier gemeente in zijne vergadering van 26 juni 1916 is vastgesteld de volgende verordening:

Verordening op het brandwezen in de gemeente Scherpenzeel:

Art. 1.

De blusmiddelen met bijbehoren zullen in de daartoe door het gemeentebestuur aangewezen lokalen bewaard worden.  

Van die bewaarplaats zullen steeds sleutels aanwezig zijn bij den Burgemeester, den nachtwacht en ter secretarie der gemeente.

Art. 2.

De personen dienstdoende bij de brandweer volgens de verordening

op persoonlijke diensten, worden verdeeld als volgt:

  2   brandmeesters;                              2     brandmeester – plaatsvervangers;

10   ploegbazen;                                 10     ploegbaas – plaatsvervangers;

  2  controleurs;                                 12      lantaarndragers;  

45  slangendragers;                            2     blusgasten.

  Gart Methorst met de brandmeesterstok op de schouder  en Johannes Veldhuizen met het schildje P.W. op de borst met de betekenis “Pomper Waterdrager”.

Art. 7.

Alle krachtens Art. 3. ingedeelde personen worden van een onderscheidingsteken voorzien, hetwelk bestaat voor de brandmeester uit een geschilderde stok met een ijzeren punt, en voor de ploegbazen en manschappen der brandspuiten uit een plaatje met nummer, waaraan een koord aan den hals bevestigd te worden, terwijl aan de lantaarndragers ene lantaarn met stok benevens kaarsen zullen worden verstrekt.

De onderscheidingstekenen en lantaarns moeten door brandmeesters, ploegbazen en manschappen bij hunnen dienstverrichtingen gedragen worden verder in goede orde bewaard, en bij opvordering of ontslag den Burgemeester vertoond of ingeleverd worden.

Een deelnemer.  

De dochter van Jan Renes, Ans Woldringh-Renes, vertelde onlangs over haar herinneringen aan deze periode.

Haar vader was in die periode bij de plichtbrandweer van Scherpenzeel.

Er hing in de hal van de boerderij aan het Holevoetplein een halsketting met de tekst “lantaarndrager”. Zodra er een brand was, vertrok mijn vader met de ketting om zijn nek om ter plaatse hulp te bieden.

Waar de ketting met onderscheidingsteken is gebleven is onbekend, waarschijnlijk is deze in de oorlog verloren gegaan. Helaas!!

Art. 10.

Bij het ontstaan of ontdekken van brand wordt de dorpsklok, na aanleiding van artikel 9 der verordening op de persoonlijke diensten, slechts geluid, wanneer en voor zolang als dit den klokkenluider door den Burgemeester of een der brandmeesters wordt bevolen.

Art. 15.

Het is verboden bij brand of oefening aan personeel der brandweer sterken drank te verschaffen zonder toestemming van den Burgemeester.

Een deel van Woudenberg dat aan de zuidkant van de Holevoetplein ligt, de zogenoemde “Zelfkant”, beschikte over een eigen pomp. Deze materialen stonden in het brandspuithuisje tegenover de molen nabij de stalhouderij van de familie Schimmel. Tot begin 60er jaren heeft dat geduurd en is later opgegaan in  … !

Voor de Scherpenzeelse kant stonden deze materialen waarschijnlijk nabij de grote kerk (?).

In 1939 heeft de groep “vrijwilligers” die in de meeste gevallen vóór die tijd als “aangewezen”  brandweermannen dienst deden, op verzoek van de Gemeente Scherpenzeel de handen ineen geslagen en hebben de brandweervereniging opgericht.

De toenmalige leden waren bijna allen middenstanders / kleine zelfstandigen of knechten van hen. Omdat men veel minder mobiel was dan tegenwoordig, was de beschikbaarheid groot.

Het korps heeft dan ook vele jaren maar 20 manschappen geteld; tegenwoordig zijn dat er 30.

De gemeente bekostigde het materieel en verstrekte een kleine onkostenvergoeding voor de uren die de manschappen aanwezig waren bij branden, meestal veroorzaakt door hooibroei.

De gemeente kon door de boeren van Scherpenzeel worden verzocht om de temperatuur van de hooiopslag te komen meten. De opzichter toog dan met de fiets, gewapend met een demontabele lans van ongeveer 4 meter, naar de melder en temperatuurde het hooi in de kern. Constateerde hij “broei”, dan moesten de brandweer en de buren van de eigenaar eraan te pas komen om de “tas” voorzichtig uit te pakken.

De Scherpenzeelse Brandweer rond de jaren 50

Op de foto op de volgende bladzijde staat een aantal vrijwillige brandweermannen. Deze foto is begin 50er jaren genomen voor het oude gemeentehuis op de Chevrolet.

Tijdens en net na de oorlog gebruikte men een karretje met fietswielen met daarop een aantal slangen en een standpijp die op de waterleiding kon worden aangesloten. Volgens oud- commandant D.J. van Ekris is er nimmer een brand geblust met dat spul.

Vanaf 1941 beschikte men over een motorspuit en pas veel later over een Chevrolet die in 1952 van de dump is aangekocht. In de oorlog had het voertuig dienst gedaan bij de Canadezen.  

Hij is door Teus Vlastuin (gemeentewerker) en Dirk van Ekris (garagehouder) voor 60.000 guldens geheel gereviseerd. (De huidige Daf kostte 450.000 guldens).

 

Zittend op de wagen van links naar rechts: Henk Methorst (jonge does – wagenmaker); Cees Valkenburg (jong Cees Turf – kolenboer); Job Vonk (melkboer) .

Staand van links naar rechts: Job Harskamp (knecht bij Veldhuizen); Bart Boom (klompenmaker); Johannes Veldhuizen (Hannisje Rot – garagehouder); Jan Vonk (bouwvakker); Henk Vlaanderen (ouwe bans – knecht bij Cees Valkenburg); Rijer Westerning (gemeentewerker); Teus du Pree (marktmeester); Gart Methorst, ondercommandant (ouwe does – wagenmaker); Cees Valkenburg commandant (ouwe Cees Turf – k olenboer).

Dirk van Ekris, in dienst vanaf 1938 en commandant van 1962 – 1972 was van huis uit goed in onderhandelen en dat kwam hem als commandant goed van pas. Als hij iets voor elkaar wilde krijgen voor de brandweer ging hij dat overleggen met de Burgemeester Hoytema van Konijnenburg. En wanneer de burgemeester zich niet kon vinden in de plannen van Dirk, dan ging Dirk de volgende dag weer praten met de burgemeester. Hij  hield dat net zolang vol tot hij zijn zin had.  

Voor de motorspuitaanhanger bestond oorspronkelijk geen transportmiddel; Cees Valkenburg had in die tijd een vrachtauto om de kolen uit te venten en het sprak voor zich dat de vrachtwagen van Cees de motorspuit vervoerde. Dat kwam natuurlijk niet altijd even goed uit, en het gebeurde wel dat Cees (turf) en Henk (bans) bij het station Woudenberg/ Scherpenzeel kolen stonden te scheppen en de sirene in het dorp loeide.

Bij het station beschikte met gelukkig over een telefoon en kon Cees gewaarschuwd worden  en moest men als de “brandweer” naar de Marktstraat om de motorspuitaanhanger op te halen en vervolgens richting het brandadres te rijden.

Als het regende moesten er oliejassen over de motorspuit worden gehouden, omdat deze anders niet meer wilde lopen.

Het kwam regelmatig voor dat Cees en zijn vrachtauto moesten worden opgespoord.. Eind jaren 60 trok men de motorspuit- aanhanger met een oude legerjeep, dat werd in die tijd als een enorme verbetering beschouwd. Deze is in 1971 vervangen door een 4-wiel aangedreven (tropen)Landrover 109.

Jan van Schaik met Dick Broertjes bij de motorspuit tijdens de brand bij Henny Renes.


De Scherpenzeelse Brandweer rond de jaren 60

Vanaf 1955 zijn alle verslagen van de vergaderingen in ons bezit.

Vergaderingen vonden plaats in de kroeg. De eerste jaren gebeurde dat in de Prins, daarna in de Hertog en later in Boschzicht. De reden dat er gerouleerd werd, is omdat de kroegbazen donateur waren van de brandweer. (ƒ 25,= per jaar).

Dat was waarschijnlijk ook de reden dat er een aantal uitstapjes naar brouwerijen plaatsvond.

Problemen die in die tijd iedere keer terugkwamen gingen meestal over de vergoedingen en de slechte opkomst tijdens de oefenavonden.

Het geld dat de Gemeente Scherpenzeel betaalde als vergoeding verdween in de verenigingskas en werd gebruikt om het jaarlijkse uitstapje van te betalen. Alle leden betaalden daar overheen 50 cent per jaar contributie, die door de penningmeester thuis werd opgehaald.

Ook de bluswatervoorziening kwam steeds weer terug op de agenda. In die tijd stonden er nog geen brandkraanbordjes langs de straten en dat zorgde veelal voor frustraties. De komst van geboorde putten heeft erg lang op zich laten wachten en is uiteindelijk in de jaren 70 gerealiseerd.

Waterleiding in het buitengebied stond al sinds 1950 op het verlanglijstje van de brandweer en wordt nu (2004) uiteindelijk aangelegd.

Foto gemaakt tijdens het jaarlijkse uitstapje van de brandweervereniging.  

De brandweervereniging vergadert 2 maal per jaar en wordt voorgezeten door de gemeentesecretaris. Vanaf de oprichting tot 1972 was dat Barend van de Brink en vanaf 1972 heeft Pieter van Vollenhoven de vergaderingen voorgezeten.

Toentertijd werden ook alle personele en brandweertechnische zaken in de vergadering besproken, tegenwoordig is dat niet meer zo.

Het volgende verslag is genotuleerd op donderdag 12 februari 1959:

Het aantal leden was op 31 december 1958: 20 man

Het bestuur werd gevormd door:

Voorzitter: de heer B. van de Brink

Secretaris:  de heer W.Wagensveld

Penningmeester:  Jop Vonk,

En de beide commandanten, de heren C.Valkenburg en J. Methorst.

Het uitstapje was dit jaar gesteld op 4 juni de reis ’s-Hertogenbosch.

Vertrek uit Scherpenzeel om 8.00 uur van Hotel de Prins.

De reis had een vlot verloop en kwamen om 10 uur in Den Bosch aan waar een kop koffie werd aangeboden.

Daarna kwam de bezichtiging van de kerk St.Jan hier moesten wij enige tijd wachten omdat de gids maar steeds niet op kwam zetten maar eindelijk was het dan zover en kon met de bezichtiging worden begonnen

Dat wij de gids niet konden missen werd echter toen pas duidelijk want als je alles ziet en niets bij verteld werd wat het eigenlijk betekend begrijpen wij er toch niets van.

Daarna werd de koffietafel aangeboden in “de Postzegel’, dus boterhammen meenemen was er dit jaar niet bij.

Om 1.30 vertrokken wij weer naar Kaatsheuvel waar de thee werd gebruikt en toen het sprookjesbos en kanovijver, roeivijver, siertuin, speeltuin en zwembad werd bezocht.

Het zwembad was nogal in trek want verschillende die hier gebruik van maakte.

Wij vertrokken om 17.30 naar Den Bosch omdat wij om 18.00 uur zouden eten in “de Postzegel”, nou dit was prima.

Na nog enige tijd nageblust te hebben vertrokken wij om 20.45 naar

Scherpenzeel waar wij om ongeveer 22.00 uur aankwamen en iedereen was dan ook over dit reisje goed voldaan.

Wij hebben dit jaar de huldiging gehad van G. Methorst als 45 jarige trouwe dienst bij de brandweer ook was de heer Methorst 55 jaar lid van de schietvereniging.

De heer de voorzitter herinnerde aan het feit dat de heer Methorst verschillende fases in de brandbestrijding heeft meegemaakt nl. de handpomp de motorspuit waarmee ook tijdens stormramp een polder bij ‘s-Gravendeel (1953) werd drooggepompt onder de leiding van de heer Methorst, en tenslotte de tankwagen.

De heer C. Valkenburg spelde de heer Methorst een medaille op zijn borst voor zijn 45 jaar trouwe dienst.

De heer van de Velde bracht namens de kring Barneveld van brandweerkorpsen en namens de afdeling Gelderland en Overijssel van Nederlandse brandweercommandanten zijn gelukwensen over.

Hij benoemde de heer Methorst tot ere lid van de kring Barneveld.

De heer Methorst ontving een rookstoel en mevr. Methorst bloemen.

Methorst bedankte de leden van de brandweer en de schietvereniging.

Hierna bleven de brandweerlieden en de leden van de schietvereniging nog geruime tijd bijeen.

Het aantal branden was 6, namelijk bij:        

weduwe De Bruin;  Van Essen, Helweg;  Snippenberg; Lokhorst, Woudenberg;  Veldhuizen, Breeschoten; Van de Vliert, Lagenweidseweg.

Dat er bij deze branden weer verschillende fouten gemaakt zijn is nog zo erg niet, maar dat had helemaal niet nodig geweest.

Namelijk bij de heer Lokhorst werd uitgerukt, toen men bij de brand aankwam kon men niets uitrichten omdat er geen personeel aanwezig was.

Toen de sirene maar weer laten gaan, waarom dit niet direct gedaan.

Bij weduwe de Bruin, ook zoiets, een brandweerman in garage en toch wegrijden.

Het zelfde ook zoiets bij de heer van de Vliert, eerst naar de brand en dan de sirene ik vraag me af waar dat voor nodig is.

Dat wij met de onderlinge oefening die wij gehouden hebben met Woudenberg en Renswoude wat geleerd hebben, kwam weer goed te pas bij de brand op Breeschoten waar dan ook alle drie de korpsen aan mee gewerkt hebben  om deze brand onder de knie te krijgen.

Scherpenzeel was hier als eerste aanwezig toen deze de tank leeg had was Renswoude aanwezig en nam het spuiten over, Scherpenzeel en Woudenberg bleven toen water aanrijden, want dat moest bij de “Eierhal” gehaald worden.

Er zijn dit jaar 10 nieuwe uniformen bij gekomen ook de heer van de Haar is in het bezit gekomen van zijn pet en helm.

Nu nog enkele nieuwe pakken en is het hele korps in het bezit van goede pakken.

Op één van onze besprekingen waar ook de heer van de Berg aanwezig was werd nog besproken om één wedstrijd deel te nemen, dit werd met algemene stemmen aangenomen en nog wel met twee ploegen maar hier is niets van terecht gekomen want er kwam nog niet één ploeg opzetten en werd dit maar van de baan geschoven het zijn altijd dezelfde leden die onze oefenavonden niet bezoeken en dit is toch wel nodig.

Ik hoop tenminste dat dit in 1960 beter wordt  want als wij toch 20 leden hebben moet je toch iedere week één ploeg kunnen opstellen.

Alzo mijn verslag over het jaar 1959

Secretaris W. Wagensveld                                      voorzitter, B. van de Brink

 

Materieel en personeel

Bij de meeste brandweermannen hing de helm en de bluskleding bij hen thuis in de woning. De dochter van Rijer Westering weet zich nog goed te herinneren dat ze haar vader moest helpen om die stijve jas aan te trekken, vooral als het koud was viel dat niet mee.

De echte problemen moesten dan  nog komen! Eerst op de fiets naar de kazerne en daar op het bord kijken waar de brand is., Vaak was de brandweerauto dan al weg en moest er ook nog in dat taaie pak naar de brand gereden worden. Met een beetje geluk was er één van de nieuwsgierigen, die op de loeiende sirene was afgekomen, met een auto en bracht dan een manschap naar de brand.

In 1964 kreeg het korps de beschikking over een splinternieuwe Commer, die dienst heeft gedaan tot 1978.  

In de Commer zat een benzinemotor en was ook nog eens geproduceerd in Engeland, dat waren nog eens spannende tijden!

Automobiel bedrijf Van Ekris (1965).

De Commer stond eerst net als de Chevrolet in de voormalige klompenwerkplaats van Bart Boom. Later is het gebouwtje in gebruik genomen als leslokaal voor de brandweer en verhuisde het materieel naar de oude werkplaats van Garage van Ekris aan de overkant naast “Hotel de Prins”.

In 1978 heeft de toenmalige Burgemeester Jan Heij het nieuwe blusvoertuig, een oer-Hollandse Daf,  in gebruik genomen. Om hier soelaas aan te geven werd de woning van Cees Veenvliet met schuim ondergespoten en leverde een prachtig schouwspel op. Alleen de wormen in de tuin waren er niet blij mee.

De sirene loeide tot begin jaren 70 en werd handmatig (elektrisch) bediend. Vanaf 1973 was het gedaan met de sirene die bij nacht en ontij de Scherpenzeelse bevolking op de been bracht en werd het “stilalarm” aangeschaft.

De branden werden meestal telefonisch gemeld, lang niet iedereen had in die jaren de beschikking over een telefoontoestel. Op bepaalde plaatsen in en buiten het dorp kon men woningen aantreffen met een metalen schildje naast de voordeur met de tekst “HIER BRAND MELDEN”. Op 3 plaatsen kon het alarmnummer 03497-2442 worden opgenomen. Dat was bij garage Van Ekris, bij “smederij Geefshuizen” en bij de brandweergarage aan de Marktstraat waar Gert en Coby Vonk geruime tijd boven hebben gewoond.

Onderling werd geregeld dat er ten alle tijde iemand aanwezig was om de meldingen aan te nemen.

Dineke van Ekris ging op de woensdagmiddag bij twijfelgevallen meestal eerst snel bij de telefooncel op het pleintje een blik werpen of er geen kwajongens een valse melding van daaruit doorgebeld hadden.

Gert Vonk, een brandweerman in hart en nieren, sloot zich in 1963 als vrijwilliger aan bij het korps en was Commandant van 1977 – 1996. Hij heeft als kroon op zijn werk zijn manschappen in 1984 Landskampioen zien worden bij de hoge-drukwedstrijden in ‘s-Hertogenbosch.

De gevleugelde woorden van Gert waren “laten branden, we komen eraan”. En voor aanvang van de oefeningen zei hij altijd om de mannen in de benen te krijgen: ”Kom mannen, we gaan de wei in!”.

Huldiging van de verse landskampioenen in de kazerne aan de Marktstraat.

Velen kunnen zich de hectische taferelen vast nog wel herinneren: het schouwspel van aanstormende fietsers met het bluspak onder de arm, en vertrekkende voertuigen uit de kazerne aan de Marktstraat. Naar een brand toe rijden viel lang niet altijd mee, door de luide sirene kwam een groot deel van de bevolking op de been. Zo gebeurde het ook bij de boerderijbrand op “Groot Romselaar” (oktober 1971) dat door de brandweer enkele geparkeerde auto’s door middel van de bumper van de brandweerauto aan de kant gezet zijn.

Herinneringen aan de brand bij boerderij Groot Romselaar

( Door: Henk van Woudenberg). 

Ik denk dat vele mensen zich deze brand herinneren. Er zijn er duizenden wezen kijken. Hieronder het verhaal.

Het was ´s avonds, een om uur of 8. Het was al donker. Mijn moeder ging op deel kijken wat er voor lawaai was. De koeien stonden nog niet op stal. Toen zij op deel kwam, keek zij naar boven, recht in de vlammen die zichtbaar waren in het trapgat naar de hooizolder. Direct belde zij de Scherpenzeelse brandweer.

Zelf was ik aan de overkant van de weg in het huis van de knecht. (Nu zouden we agrarisch medewerker zeggen, toen deden we nog niet zo moeilijk). Een voorbijganger kwam waarschuwen dat Romselaar in brand stond. Ik rende er heen. Toen ik langs het achterhuis kwam rende ik door een zee van vonken naar het woongedeelte. De dakpannen knapten van de hitte. Ik schreeuwde natuurlijk “Brand, Brand !” Nogal overbodig, want dat was wel  duidelijk.

In huis bleef iedereen kalm en er werd kort overlegd wat we moesten doen. We probeerden zoveel mogelijk spullen uit het voorhuis te redden en begonnen te slepen. Ik weet nog wel dat het heel lang duurde voor de brandweer er was. Voor mijn gevoel dan. In werkelijkheid werd er volgens mij een nieuw record gebroken. Binnen tien minuten was iedereen met alle materialen aanwezig.

In één oogopslag was duidelijk dat de Scherpenzeelse brandweer het niet alleen af kon. Bovendien stond de boerderij op Leusdens grondgebied. Leusden en ook Woudenberg werden opgeroepen.

Ondertussen stroomden de mensen toe. Vanuit het dorp was de vuurgloed duidelijk te zien. In Scherpenzeel stoof iedereen achter de brandweer aan. Dat deed men toen nog. Er was nog geen stil alarm zoals nu en als de sirene ging sprongen veel mensen op de fiets of in de auto. De brandweer uit Leusden en Woudenberg kon er nauwelijks doorkomen. Wim Schimmel heeft achteraf vele schademeldingen gehad van auto´s die door de brandweer gewoon met de blusauto aan de kant waren geduwd.

Leusden was erg kwaad dat zij niet als eerste gebeld waren, maar Scherpenzeel lag nu eenmaal dichter bij. Leusden nam het commando over. Het bluswater moest bij het zwembad vandaan komen. dat wilde niet vlotten. Vervolgens werden alle slangen gekoppeld en dwars door het land naar de Viskom gelegd. Zo´n 500 meter slang met een pomp. Dat was achteraf de redding van de boerderij. De brand kon net voor het overslaan over de brandmuur gestopt worden. Ik zat zelf op de balk in de schuur die er naast stond om te kijken of die ook in brand raakte. Hij werd goed natgehouden, maar de damp sloeg er af. Spannende momenten. Het huisraad was naar buiten gebracht en werd bewaakt door Jan Koudijs, de boswachter (met pistool).

Toen de brand meester was werd er nog lang nageblust. Het dak van de hooizolder en de twee kamertjes en het hooi waren verbrand.

Mijn zus Evelien was alles kwijt en wij ons speelgoed en de herinneringen aan de lagere school.

De volgende dag kwam de buurt helpen opruimen. Iedereen was er. Alles werd op vrachtwagens van Methorst gegooid en in het land op een hoop gereden. Deze hoop heeft nog dagenlang gesmeuld. Tegen de middag was alles opgeruimd. Daar waren de taxateurs van de verzekering niet blij mee. Zij konden geen onderzoek naar de oorzaak meer doen. Zelf denken we dat er kortsluiting is geweest. De oude elektriciteitsleidingen van de bouw in 1940 zaten er nog. Hooibroei komt in oktober niet voor en het hooi dat er lag was prima.

Enkele weken later had Osnabrugge er een nieuwe kap op gemaakt en binnen alles weer netjes afgetimmerd.

Nog wekenlang heeft de brandlucht in huis gehangen. En nog maandenlang werd ik met harde regen wakker. Ik zat van schrik steil overeind in bed. Het gekletter van de regen klonk net als het knappen van de dakpannen bij brand. Brand maakt diepe indruk op mensen.

Om het water bij de brand te krijgen werden vroeger emmers gebruikt. Iedereen was in het verre verleden dan ook verplicht een emmer in huis te hebben en zijn hulp aan te bieden zodra de alarmklokken geluid werden. Later werkte men met een haler en een blusser. De haler stond bij het water en de blusser bij de brand met daartussen de 3-duims slangen.

De slangen die in die tijd in gebruik waren, bestonden uit geweven vlas en waren erg zwaar en lekten altijd, totdat ze doorweekt waren met bluswater.

Ten slotte trok Willem Vlaanderen zijn kleren uit en ging in de sloot staan waaruit de twee pompen water trachtten te zuigen. Hij maakte telkens de zuigmond vrij van modder en andere rommel.

Na een inzet moesten de slangen met schoon water worden doorgespoeld zodat de zware blubber eruit was en werden ze door de mannen van gemeentewerken in de nok van de Eierhal gehesen totdat ze droog (en te tillen) waren. Als ze nat werden opgeborgen, gingen de slangen rotten en werden zo hard als een plank. 

Tegenwoordig zijn de brandweerslangen gemaakt van kunststof en met rubber of plastic gevoerd. Tevens zitten er lichtmetalen koppelingen aan de uiteinden in plaats van het zware messing dat men vroeger toepaste. 

Op 15 juni 1969 brak door hooibroei brand uit in de hooiberg van familie van de Pol op boerderij “Klein Orel”.

Er was voldoende materieel om de brand te kunnen bestrijden. Het ontbrak de vrijwilligers van Scherpenzeel, Renswoude en Woudenberg aan water. Telkens raakten de pompen verstopt, uit de straalpijpen kwam dan ook vaker modder dan water.

Dick Leenders  en wethouder Jan van de Ham. Aan de straalpijp staat Cornelis Veenvliet.  

Het woongedeelte werd gespaard, maar liep wel ernstige water-/modderschade op.

Na afloop van deze brand werd op commando van Gert Vonk op gepaste wijze afscheid genomen van de laatste vlasgeweven brandslangen en werden ze in de blubberpoel achtergelaten.

Op deze bloedhete zondagmiddag 26 juni 1969 werd “artikel: 15” van de in 1901 opgestelde verordening op grote schaal overtreden.

Als we terugkijken zijn er erg veel boerderijen de dupe geworden van branden soms door blikseminslag vaak door broei of uit de hand gelopen schoorsteenbrandjes.

Enkele branden binnen de bebouwde kom die grote impact hebben gehad, zijn de industriebranden in de jaren 90 en de brand in het gas -verdeelstation (1971) aan de Gaslaan.

Brand in gasverdeelstation in Scherpenzeel

(Door: Henk van der Hoeff)

Henk van der Hoeff heeft van deze brand een fotoreportage weten te maken, die zelfs op het NOS journaal is vertoond.

 

Hoewel het al 33 jaar geleden is, staat de spectaculaire gasbrand aan de Gaslaan op 6 maart 1971 nog diep in mijn geheugen gegrift. Als freelance persfotograaf herinner ik mij die bewuste zaterdagavond nog van minuut tot minuut. Als enige maakte ik de foto’s van de imposante 15 meter hoge gasvlam en zo kon ik later op de avond twee foto’s aanleveren voor het late NOS journaal.

Het was een drukke week geweest. Op donderdag was er in alle vroegte brand uitgebroken in het noodkantoor van de EBM aan de Stationsweg en die zaterdag was ik de gehele dag op pad geweest voor de BDU om sportfoto’s te maken in de regio.

Het is rond half zes wanneer een knal en een enorm gefluit iedereen in de buurt opschrikt. Buiten op de Eikenlaan lopen mensen met verschrikte gezichten richting Gaslaan.

 Ik begrijp onmiddellijk, dat er iets ernstigs aan de hand is. Terwijl mijn moeder de veters in mijn schoenen vastmaakt, stop ik snel een filmrolletje in mijn camera. Dan sprint ik richting geluid en zie al snel dat het gasstation in brand staat. Een enorme gasvlam blaast brullend als een straaljager recht omhoog.

De brandweer komt ook net aan en begint met blussen. Het publiek blijft angstvallig op afstand, maar zolang het gas brand, kan er weinig gebeuren. Van alle kanten maak ik opnamen van de brand en schiet een film vol. Plotseling heeft de brandweer de vlam gedoofd en wordt het angstig stil. Dan blijkt, dat het gas nog niet afgesloten is en met een knal ontsteekt het gas weer. De vlam blaast weer meters de lucht in.

Inmiddels is het hele dorp en de omgeving gealarmeerd en ook burgemeester Heij komt poolshoogte nemen.

Het is ruim een uur later wanneer medewerkers van het gasbedrijf de hoge druk van 8 atm. hebben afgesloten en de vlam is gedoofd. Terwijl de brandweer begint aan het nablussen, verschijnen ook fotografen van diverse kranten. Helaas voor hen, de vlam is er niet meer. Verkleumd, want er ligt sneeuw, ga ik naar huis om de film te ontwikkelen. In het ANP nieuws van 7 uur wordt melding gemaakt van de gasbrand in Scherpenzeel. Wanneer de film ontwikkeld is, zie ik dat er spectaculaire opnamen bij zitten.

Ik bel op naar het NOS journaal in Hilversum en meld, dat ik foto’s heb van de brand. Na vijf minuten word ik teruggebeld en zij willen twee foto’s voor het late journaal. De deadline is half elf in Hilversum.

 Als een speer wil ik de foto’s afdrukken, maar dan valt de stroom uit.  Deze komt gelukkig na een kwartier weer terug en om 9 uur heb ik de foto’s klaar en ga op weg naar Hilversum.

De brandweerlieden zitten na te blussen in de Snackbar van Wagensveld en ik vertel, dat ik naar het journaal moet.

Precies op tijd lever ik de foto’s af op de redactie. Met nieuwslezer Rien Huizing praat ik nog even over de brand. Hij vertrekt direct daarna naar de journaalstudio.

Op de redactie wacht ik het journaal af, want het is toch wel erg leuk als je je eigen foto’s op de televisie ziet.

Ik krijg een kopie van het draaiboek mee en rij voldaan terug naar Scherpenzeel. Tenslotte ben ik de enige die foto’s heeft van de vlam.

De volgende dag was het weer hectisch. Om 8 uur ’s morgens staan er mensen op de stoep van het gasbedrijf. Zij willen mijn negatieven. Ik help ze aan afdrukken en ik ga mee om nog eens 36 foto’s te maken van de restanten van het gasstation. Alles moet dezelfde dag nog klaar. Ook diverse kranten hangen aan de telefoon. Ook zij willen de vlam op de voorpagina.  

En zo werd dit een weekend, waarover nog veel gepraat is en waaraan ik een unieke fotoserie en een bijzondere ervaring heb overgehouden .

Beelden van diverse branden uit de afgelopen jaren

Burgemeester Heij was altijd nauw betrokken bij het brandweerkorps en de Scherpenzeelse bevolking. Zo kwam hij persoonlijk poolshoogte nemen tijdens de grote loodsbrand bij Bakker, de mulder.  

Op de dag dat burgemeester De Korte zijn ambt aanvaardde, ontstond vroeg in de avond brand op de hooizolder boven de koestal van Peter Haanschoten.

 

Door watergebrek werd bij Haanschoten ‘water’ uit de gierkelder gepompt. Een blussing met een luchtje!

Oud en nieuw vieringen op Plein 1940 liepen midden jaren ‘70 regelmatig uit de hand en moest zelfs de Mobile Eenheid ter plaatse komen om de brandweer de gelegenheid te bieden de autowrakken af te blussen.

Op donderdag-ochtend 7 juli 1966 werden Scherpenzeel en Renswoude opgeschrikt door de brandweersirene. Door hooibroei was brand uitgebroken in de boerderij bij de familie Jochemsen aan de  Utrechtseweg. Door doeltreffend optreden konden de bijgebouwen en het woongedeelte door de brandweer behouden blijven. De oorzaak is hooibroei. Dit was al de tweede brand binnen 5 dagen die was ontstaan door hooibroei. Men is tot ver in de middag bezig geweest met nabluswerkzaamheden.

 

Brand in de dierenspeciaalzaak aan de Dorpsstraat. Hier ziet u een paar “acrobaten” aan het werk.

Op 4 maart 1971 verbrandde het grootste deel van de administratie en een groot aantal ontwerp- tekeningen. Door een felle uitslaande brand in het noodgebouw van de EBM.

In de Dorpsstraat zijn verschillende panden gedeeltelijk of geheel uitgebrand, zoals de bakkerij van Dijkstra in 1970.  (Nu Ritmeester, red.)

Dirk van Ekris en Cornelis Veenvliet aan de straalpijp. (1 februrai 1970)

 

Brand aan de Druivenkamp in opslagplaats van rietdekker Piet van Schaik. Als de foto ons niet bedriegt, had men toen aan de Druivenkamp nog niet van parkeerproblemen gehoord.

Zondagsmorgen 1 februari 1970 werd Scherpenzeel opgeschrikt door de brandweersirene. De werkplaats en het magazijn van de rijwielhersteller Henny Renes stonden in lichter laaie.

Een groot deel van de nieuwe fietsen kon door de brandweer in veiligheid worden gebracht. 

Zondags 4 mei 1969 om 12.30 uur stond de opslagplaats van rietdekker Piet van Schaik aan de Druivenkamp in de brand. De naastgelegen stallen konden door de brandweer worden behouden. De brand is vermoedelijk ontstaan door met vuur spelende kinderen.  

Op 31 juli 1969, op een zondagmorgen om 6 uur, brak er brand uit in de hooiopslag bij familie van Duinkerken (boerderij de Pol) aan de Brinkkanterweg In de vroege ochtend ontdekte de overbuurman de heer Bos dat één van de hooitassen in brand stond. Terwijl mevrouw Bos de brandweer belde, rukte de heer Bos zelf uit met zijn 1500 liter watertank en ving aan met het bluswerk. Vermoedelijk is de brand door hooibroei ontstaan. Volgens een krantenbericht is op deze zomerse vakantiedag het korps onderbezet en is de hulp van onze buurgemeente Woudenberg aangevraagd.

Dit was een greep uit de geschiedenis en een aantal branden van de afgelopen 65 jaar. Er zijn natuurlijk nog veel meer verhalen en materiaal in omloop; wij houden ons natuurlijk aanbevolen als u nog iets weet te melden.


Uitgebrande boerderij aan de Hoefweg (tussen Scherpenzeel en Barneveld (19 oktober 1970).

Alle mensen die aan deze presentatie een steentje hebben bijgedragen, met name Henk van der Hoeff voor het beschikbaar stellen van een groot aantal unieke foto’s, worden daarvoor hartelijk bedankt namens de vrijwillige brandweer van Scherpenzeel.

Frans van de Wetering