Blad 2003-2
”Noe eerst effe Proate !”
In de rubriek ”Noe eerst effe Proate !” interviewt Piet Valkenburg jonge en oude, bekende en onbekende, kortom allerlei Scherpenzelers, die iets leuks of interessants over Scherpenzeel te vertellen hebben.
In deze 4e aflevering van ”Noe eerst effe Proate !” is het de beurt aan mevrouw De Wijs.
Dirkje De Wijs-Vermeulen woont de laatste tien jaar aan het Plein 1940, met uitzicht op de Kerk, dus midden in het dorp. Afkomstig uit echte Scherpenzeelse families, weet ze vast wel bijzonderheden over Scherpenzeel te vertellen!
Mevrouw De Wijs aan het woord: “Ik ben hier in Scherpenzeel geboren als Dirkje Vermeulen op 10 april 1917. Mijn vader was Pieter Vermeulen, de klompenmaker. Hij is geboren op 8 april 1869 in Scherpenzeel en ook zijn vader, Jacob Vermeulen, was klompenmaker. Mijn moeder was een Osnabrugge, zij heette ook Dirkje, ik ben naar haar vernoemd. Moeder is in Scherpenzeel geboren op 17 februari 1872 en zij was een dochter van Barend Osnabrugge en Maria van Essen. Barend Osnabrugge was dus mijn grootvader en hij stond bekend als de Koepelboer, want hij woonde in de Koepel op het landgoed Scherpenzeel. Er is wel eens een artikel over Barend de Koepelboer verschenen in het blad van Oud-Scherpenzeel.
Een zus van mijn moeder was Betje Osnabrugge en zij trouwde met Gerrit van Laar. Deze Gerrit woonde in Wageningen en had een bodedienst van Wageningen op Arnhem. Mogelijk is deze foto dus bij de woning van Gerrit van Laar gemaakt. Bovenaan bij de deur hangt een bordje, alleen kun je niet lezen wat er op staat ! Het is een heel oude foto, want opa Barend staat erop en hij is geboren in 1829 ! De foto moet zeker van vóór 1900 zijn. De man die op het hekje zit is Gerrit van Laar en daarnaast staat zijn vrouw, Betje Osnabrugge. Dat is dus mijn tante ! De drie mannen die ernaast staan zijn bodes in Wageningen en van de jongen die daarvoor staat weet ik niet wie dat is. Het zou echter een broertje van Betje kunnen zijn. Op de trap staan dan Maria van Essen en Barend de Koepelboer.
Over Betje is nog een aardig verhaal bekend in de familie.
Betje diende bij de familie Jan Renes die aan de Holevoet woonden. Zondags ging de boer met zijn familie naar de Hervormde Kerk en dienstmeid Betje kookte dan het eten.
De meid mocht ’s middags naar de kerk om twee uur en als ze terug kwam mocht zij het kliekje eten wat over was opwarmen en opeten. Als de familie zondags konijn aten, dan was er voor Betje de kop over. Na enkele keren niet de hond in de pot maar de kop in de pan gevonden te hebben, heeft Betje er vriendelijk voor bedankt. Boerin Renes zei nog ”Daar snap ik niks van, ’t is toch een lekker vleesje”, maar het antwoord van Betje was ”Dan eet je die zelf maar op !”.
Mijn vader was dus Pieter Vermeulen, de klompenmaker. Hij had zijn nering eerst aan het Oosteinde en later op de Lange Kamp, aan de Utrechtseweg. Ik ben in de woning aan het Oosteinde geboren, zeg maar tegenover Mandersloot. In die tijd kende mijn vader wel iedereen in het dorp. Het was natuurlijk nog een klein dorp, ik denk dat er misschien maar 800 inwoners waren!
Mijn man was Jacobus Johannes De Wijs, geboren op 6 juli 1911 te Leerdam. Hij was een zoon van Jacobus Johannes de Wijs en Sophia Elisabeth Simons. Mijn man kwam uit Amsterdam en ik heb hem leren kennen tijdens de mobilisatie in 1939. Mijn man was luitenant-infanterist bij de Verbindingstroepen en zijn groep was ondergebracht in de werkplaats van mijn broer Barend Vermeulen aan het Oosteinde. Mijn broer Barend was timmerman en aannemer.
Natuurlijk kwam toen eerst de oorlog. Ik weet nog goed dat de vliegtuigen aan kwamen vliegen, heel laag kwamen ze over. Ik stond ernaar te kijken op het platje bij ons achter, in pyama en mijn broer zei nog ”Ga je maar aankleden, want het is oorlog hoor!”. We zijn toen geëvacueerd, naar Alkmaar. We gingen met de trein, maar pas heel laat in de avond. We hebben dus ’s nachts gereisd en die reis duurde uren. Af en toe reed de trein heel langzaam, omdat er dan luchtalarm was en in de verte zag je de lichtflitsen en hoorde je het gebulder van het afweergeschut. Het was een vreselijke tocht. We kwamen pas ’s morgens vroeg in Alkmaar aan. Pas na een aantal dagen kwamen we terug in Scherpenzeel en daar was veel vernield.
Er kwamen wel gelukkige tijden aan. Mijn man en ik trouwden op 19 juni 1941 in Huize Scherpenzeel. Er is nog een heel fraaie foto van, genomen vanaf de trappen van het Huis.
Na ons trouwen verhuisden we naar Roosendaal aan de Belgische grens. Dat kwam zo: mijn man was als reservist opgeroepen in het leger, maar in zijn gewone doen was hij procuratiehouder te Amsterdam voor de handel op Indië. Door de oorlog was er echter een einde gekomen aan de handel en in de eerste oorlogsjaren kwam hij als controleur aan het werk bij het Centrale Crisis Comité, het C.C.C.
We woonden dus van 1941 tot en met 1944 in Roosendaal. In september 1944 waren we net op vakantie hier in Scherpenzeel toen Operatie Market Garden, de slag bij Arnhem plaatsvond en het zuiden van Nederland voor ons onbereikbaar werd. Hierdoor konden we dus niet meer terug naar onze woning in Roosendaal ! We zijn toen zo lang bij mijn vader en moeder in gaan wonen. Ik was op dat moment in verwachting van mijn oudste, Jaap, die geboren zou worden op 30 maart 1945. Natuurlijk kregen we toen eerst nog de winter van ’44 – ’45, maar gelukkig kwam toen snel de bevrijding. Dat was feest!
Ik heb echter ook wel gezien dat een meisje die tegenover ons woonde, werd kaalgeschoren. Ze had omgang gehad met een Duitser en daar een kind van. Dat vond ik geen fijn gezicht, te zien hoe dat meisje werd kaalgeschoren. Ik heb dat toen ook gezegd tegen die mannen die dat deden: ik kon dat niet rijmen met het feest en de blijdschap van de bevrijding.
Na de oorlog werd mijn man trouwens weer opgeroepen in actieve dienst en toen kwam hij in de staf van Prins Bernard in Den Haag. Dat hield in dat we ook in Den Haag gingen wonen. Op een gegeven moment kwam echter zijn oude bedrijf er weer bovenop en toen werd Jacobus weer procuratiehouder en verhuisden we naar Amsterdam. Die baan vlotte echter niet zo erg. Mijn schoonvader, ook een Jacobus de Wijs, was een hoge militair en na zijn overlijden werd hij met militaire eer begraven. Tijdens deze begrafenis ontmoette mijn man verschillende oud collega’s uit het leger en het eind van het liedje was dat hij weer in militaire dienst ging, nu als beroeps bij de Luchtmacht. We verhuisden toen in 1956 naar Nijmegen, maar ik kon daar niet aarden, ik had heimwee naar Scherpenzeel. In 1960 kochten we toen een huis hier aan de Stationsweg 302 (nu 407).
We woonden toen naast Adrie en Thijs van de Wetering. Mijn man werkte eerst in Schaarsbergen en later in Delen als Groot-Majoor bij de Koninklijke Luchtmacht.
We kregen drie kinderen : Jaap, die ik al genoemd heb. Hij is arts geworden en getrouwd met Pia Molenaar. Ze hebben 1 dochter: Mariska. Mijn tweede kind is een dochter: Loes. Zij is geboren op 24 mei 1946 en getrouwd met Wim Peeters. Zij kregen maar liefst vier kinderen. Louise is doctorandus in de letterkunde. Mijn laatste kind Dolf is geboren op 10 oktober 1953 en getrouwd met Mirjam Koning. Dolf is manager en zij hebben twee kinderen, Jacco en Jonathan.
Op 12 mei 1974 overleed mijn man en kwam ik alleen te wonen in dat grote huis aan de Stationsweg. In 1996 kocht ik dit huis aan het Plein 1940, dichtbij de winkels.
Ik heb Scherpenzeel in al die jaren erg zien veranderen. Vroeger vond ik het leuker, Scherpenzeel was toen dorpser en ook gezelliger. Het dorp is heel erg uitgebreid. Dat is wel goed en we wonen nog steeds in een mooie omgeving, maar het dorp van toen, dat mis ik best wel een beetje. Kent u dat liedje van Wim Sonneveld: ”het Dorp”? Precies zoals in dat liedje, zo was Scherpenzeel vroeger “
Historisch onderzoek van het oude gedeelte
Door J. Osnabrugge
In navolging van de twee delen over de begraafplaats Glashorst is er nu ook een inventarisatie gemaakt van de graven op het oude gedeelte van begraafplaats Lambalgen.
Door nader onderzoek naar de familierelaties van de overledenen is het veel meer geworden dan een register. Naast historisch onderzoek kan er ook genealogisch onderzoek mee worden verricht.
Tot 1960 lag begraafplaats Lambalgen op Woudenbergs grondgebied. Daarom liggen er op het oude gedeelte vooral Woudenbergers begraven. Inmiddels hoort het bij Scherpenzeel en worden er uit beide gemeentes overledenen begraven.
Voor in het boek staat een plattegrond en wordt de opzet van het boek en de grafuitvoeringen beschreven. Dan volgt een kort onderzoek naar de kindersterfte, vervolgd door de beschrijving van de geschiedenis van de begraafplaats.
Het boek bestaat uit twee indexen: één op familienaam en één op grafnummer.
Jan Osnabrugge heeft het onderzoek verricht. Jan Penning heeft de vormgeving verzorgd en Chris Sangers zorgde voor de tekening en foto’s.
Het is een goed verzorgde uitgave met 61 pagina’ s en is te koop voor € 12,50 bij de Vereniging Oud-Scherpenzeel.
Leuke en minder gezellige trouwerijen zijn er altijd geweest en dit is ook terug te vinden in de huwelijksakten vanaf 1812 die we onder de loep hebben genomen. Het mag de “aanstaande” trouwlustigen niet beletten om die belangrijke stap in een mensenleven te nemen. Maar bezint eer gij begint!
Hier volgt een “bloemlezing” uit de akten:
Een Koninklijk besluit
Op 9 mei 1874 zijn in Scherpenzeel getrouwd: Hendrik Berendse en Willemina van Wolfswinkel, hij was eerst weduwnaar van Elisabeth Cloos en daarna van Jannigje van Wolfswinkel.
Er moest bij dit huwelijk een afschrift worden overlegd: een Koninklijk besluit, waarin toestemming werd gegeven dat Hendrik mocht trouwen met de zus van zijn overleden vrouw.
Zo blijft alles in de familie!
Het kan zomaar voorkomen dat je in het buitenland in het huwelijksbootje stapt en verzuimt de huwelijkse afkondigingen” volgens artikel 138 van het Burgerlijk Wetboek hier ten lande, te doen plaats hebben. Daardoor bestaat zo’n huwelijk eigenlijk niet. Dit overkwam het jonge paar Bernardus Goedkoop en Bertha Kok. Zij waren op 30 oktober 1878 te Linz in Pruisen getrouwd. Uit dit huwelijk was in Linz al een dochter geboren in 1880. Met het oog op een spoedig verwacht wordende bevalling van de comparante, werd aan hen dispensatie verleend van de 2e huwelijksafkondiging in Scherpenzeel. Zo kon het “echtpaar” alsnog op 18 oktober 1882 ”en nu helemaal echt”, ten hunne huize Wijk A nummer 12 in de echt worden verbonden.
Op 15 juni 1889 trouwt Evert Steinmann met Dina Inkenhaag. In deze akte staat vermeld dat Evert’s moeder “een verlaten echtgenoot” is. Dat haar man Christiaan Friedrich Steinmann er vandoor was gegaan, was dus zelfs bij de Kantonrechter bekend. De vader van Evert maakte het huwelijksfeest van zijn zoon en schoondochter niet mee.
Trouwen “met de handschoen”
Scherpenzeelse bruiden trouwden nogal eens met bruidegommen over de grens:
Op 4 augustus 1898 verleende hare Majesteit de Koningin Weduwe, Regentes van het koninkrijk vergunning aan Bernardus Visser, officier van gezondheid, om de plaats in te nemen van de bruidegom Lambertus Koops, die op dat moment in Johannesburg verbeef, te trouwen met Johanna Wernink en is aldus geschied.
Ook in latere jaren werd met “de handschoen” getrouwd. Vooral door Nederlands Indië-gangers onder andere in Tegal en Tangerang.
Eén huwelijk vonden we wel heel erg triest. Er werd getrouwd, maar doordat de toenmalige communicatie niet zo snel was als die van heden ten dage, is het hier voorgekomen dat op “de huwelijksdag” de bruidegom al was overleden. Het huwelijk heeft dus nooit bestaan en de akte is doorgehaald.
We kwamen één Translaat (vertaald) huwelijk tegen, dat gesloten was in Barmen (Duitsland) in 1899.
Dit huwelijk heeft niet lang stand gehouden. Zeker niet voor die periode. Een aantekening op de akte vermeldt dat in 1916 dit huwelijk te ’s-Gravenhage ontbonden is.
Een reden voor scheiding
Tussen de Huwelijksakten vinden we ook akten van Echtscheidingen. Veelal verschenen de gedaagden niet. Eén gedaagde maakte het wel helemaal bont, zo verteld ons de akte:
Na veertien dagen huwelijk je gemalin te veronachtzamen en kortaf te behandelen, dat gedaagde van lieverlede niet meer tegen eischeresse sprak en des avonds, wanneer hij thuis kwam, haar het gemeenschappelijk bed uitjoeg, zodat eischeresse den nacht in een stoel slapende moest doorbrengen, dat eischeresse gedurende den korte tijd dat zij met gedaagde gehuwd is, heeft moeten ondervinden, dat hij zich schuldig maakt aan overspel, door het hebben van vleeschelijke gemeenschap met een andere vrouw dan eischeres.
De rechtbank verklaart op 5 juli 1909 dat het huwelijk is ontbonden, op grond van overspel.
Haar droom was van korte duur, Een droom van slechts 14 dagen. Na 7 maanden vernedering was de scheiding uitgesproken.
Helaas, we zijn door alle akten heen. Met veel genoegen hebben we ze doorgenomen voor u en voor ons zelf.
Moraal van dit verhaal: Blijf trouw in voor en tegenspoed, u heeft tenslotte JA! gezegd!
M.G.de Wijs-Koning en H.S.H.Koning-van Dalen
De taken binnen de vereniging Oud-Scherpenzeel zijn verdeeld over verschillende werkgroepen. Zo is er een aantal mensen die een computerwerkgroep vormt en wordt het documentatiecentrum weer gerund door een andere groep mensen. Zo is er een groep die oude voorwerpen en gereedschappen verzamelen en documenteren.
De mensen van de heemkundige werkgroep zijn veelal te vinden op Hoeve De Beek van de fam. Ploeg-van Manen. Het woord heemkunde of heemkennis betekent: kennis van de eigen omgeving in al haar aspecten zowel in heden als verleden. De werkgroep is drie jaar geleden begonnen met het thema ‘ Archeologie en bodemvondsten uit de omgeving’. Vorig jaar heeft ze het thema ‘ Van graan tot brood’ uitgewerkt. Dit jaar heeft de werkgroep zich ingezet om het thema ‘ Huisvlijt in miniaturen’ voor het voetlicht te brengen op Hoeve De Beek.
Daar was het op zaterdagochtend 10 mei een hele bedrijvigheid. Om acht uur al waren leden van de werkgroep in de weer om de zaken op orde te brengen. Dit alles ter gelegenheid van de opening van de Knapzakroute. Martin Seijdell van de heemkundige werkgroep van Oud-Scherpenzeel heette de bezoekers welkom, in het bijzonder de burgemeester van Woudenberg, A.B.L de Jonge, en van Scherpenzeel mevrouw J.J.H. Colijn – de Raat.
Op de deel is door de mannen van de heemkundige werkgroep Martin Seijdell, Chris Sangers en Johan Lagerweij een expositie ingericht in het kader van het jaarthema ‘Huisvlijt in miniatuur’.
De heer Van Ginkel uit Renswoude heeft uit zijn grote assortiment in miniatuur uitgevoerde boerenwagens en rijtuigen een deel geheel belangeloos ter beschikking gesteld voor deze expositie.
Van Barend van de Wetering staan er de Ned. Herv. kerk en Huize Scherpenzeel, beide op schaal nagebouwd. Chris Sangers heeft er ter informatie foto’s en tekeningen van beide objecten bij gehangen.
Op de deel zitten ook elke dinsdagmorgen in de maanden mei t/m september dames te quilten. Zij hebben er ook quiltstukken ten toon gesteld die ook te koop zijn.
Verder heeft de werkgroep een groep ‘kunstenaars’ bereid gevonden om op bepaalde dinsdagen hun vaardigheden en handwerkstukken te tonen aan de bezoekers. Zo tonen Jelle Feddema en Dirk van de Glind hun houtsnijkunst. Roel Westendorp is erg bedreven in het maken van speelgoed en andere kleine voorwerpen. Henk Obbink beeldhouwt met natuursteen, hij is daarin een ware kunstenaar. Jos van Doleweerd toont zijn vaardigheid in het boekbinden en mevrouw Van Leeuwen laat de bezoekers de kunst van het kantklossen zien.
Op de deel is een bescheiden stand ingericht waar de bezoeker folders en boekwerkjes over de omgeving aantreft. Hier is ook een beschrijving van de Knapzakroute te verkrijgen.
Het is zeker de moeite waard om een bezoek te brengen aan Hoeve ‘De Beek’ en er uw heemkundige kennis te vergroten en u te verbazen over al het moois dat ontstaat door huisvlijt.
Johan Lagerweij
De spaarbank van Scherpenzeel, opgericht in 1862
Gemeenteverslag 1862
“Op den 16 junij werd aan het voornemen tot het oprigten eener spaarbank gevolg gegeven en vereenigde zich hiertoe de heeren Mr. H. Royaards, O.P. Bennewitz, W.G. Renes, A. Frederikse en J. van Ree hiertoe als commissarissen met toevoeging van de heer J. Meijer Drees als secretaris en penningmeester[1].
Het doel dat de oprigters zich voorstelden was, om de mindere man en vooral de dienstbare stand, de gelegenheid te geven om hunne dikwerf zuurverdiende spaarpenningen op eene zekere wijze te beleggen, waarom het streven van de commissarissen was, om door kleine inlagen aan te nemen, maar vooral door spoedige teruggave van opgevraagde gelden (dat elders dikwerf te lang vooruit moet worden opgezegd) het den deelnemers gemakkelijk te maken.
Dit doel werd boven verwachting bereikt. Vele dienstbaren, vooral van landbouwers[2], bragten betrekkelijk belangrijke sommen, de vrucht van vele jaren arbeids in, zoo dat op het einde van het jaar de spaarbank een bedrag van ƒ 11.004,79 schuldig was aan 85 deelnemers.
De rente bedraagt 3 % en vervalt om de vier maanden, terwijl van tusschentijds ingebragte gelden de rente eerst op den eerst volgende verschijndag ingaat en de spaarbank hare werking niet enkel over Scherpenzeel maar ook over de aangrenzenden gemeenten uitstrekt”.[3]
Gemeenteverslag 1864
“De spaarbank voldoet aan de verwachting en breidt zijn werkkring meer en meer uit. Het getal der deelnemers was op den 31 december 1863 149 voor een bedrag van ƒ 22.929,85, was volgens de rekening over het jaar 1864 geklommen tot 172 personen voor een bedrag van ƒ 28.880,15 terwijl in den loop van het gehele jaar door de deelnemers werd opgevraagd en aan hun uitbetaald eene som van f 9.033,19”.
Gemeente verslag 1881
Kapitaal f 92.083,87
Inleg van 441 deelnemers f 83.120,95
Reserve f 8.962,92[4]
Gemeenteverslag 1895
Kapitaal f 112.731,31
Inleg van 665 deelnemers f 94.343,25
Reserve f 18.388,06
Gemeenteverslag 1902
Kapitaal f 147.178,73
Inleg van 827 deelnemers f 125.700,92
Reserve f 1.447,81
Dit is de laatste keer dat de spaarbank in de gemeenteverslagen wordt genoemd.
Een ander verhaal duikt in 1886 op. Op aandringen van de Gedeputeerde Staten van Gelderland moet de gemeente omzien naar een gemeentehuis. Tot die tijd kwam men bijeen in De Prins en later in het huidige Huis der Heelmeesters. Mr. Royaards stelt een huis ter beschikking voor gemeentehuis. Het bestuur van de spaarbank betaalt een jaarlijkse huur van ƒ 50,– om daar zitting te kunnen houden. Verder dragen zij ƒ 500,– bij aan de meubilering van het gebouw. In zijn openingstoespraak zegt burgemeester Pool o.a.: “In staat gesteld door de milde schenking van het Bestuur der Spaarbank alhier, waarvan de Heer Royaards de stichter en voorzitter is, zijn de lokalen, secretarie, burgemeesterskamer en raadzaal (vooral de laatste) op zeer nette doelmatige wijze gemeubileerd en verder naar de behoeften ingericht kunnen worden.”
Voor het vervolg van de spaarbank gebruiken we twee krantenverslagen. Eén uit de Holevoet van 2 juli 1937 (ter gelegenheid van het 75-jarige bestaan) en uit de Scherpenzeelse Krant van 8 juli 1952 (ter gelegenheid van het 90-jarig bestaan).
Er wordt tweemaal per maand zitting gehouden, de tweede en de laatste zaterdag van de maand van 19.00-20.00 uur in de Commissiekamer. Als dit verzet moeten worden i.v.m. Kerst of Oudejaarsdag maakt men dat bekend in een advertentie. Door de invoering van het schoolsparen neemt het aantal deelnemers enorm toe. De Openbare school te Scherpenzeel en later ook die aan de Holevoet beginnen er mee. Er was nog geen School met den Bijbel. Vreemd genoeg wordt er meer gespaard in slechte tijden.
Eén van de redenen voor de kinderen om te sparen was: “te voorkomen, dat de kinderen hun centen versnoepen, door ze iedere week op veilige wijze te beleggen”. De Spaarbank is niet gericht op winst maken. De reserve moet worden gebruikt voor het algemeen belang van de gemeente Scherpenzeel. Het bestuur bestaat uit zes commissarissen, met de burgemeester als voorzitter. De eerste secretaris is J.H.J. Meijer Drees. In 1892 opgevolgd door N.M. IJperlaan, hoofd van de Openbare school. In 1937 is het nog steeds zo dat het hoofd van school secretaris is. Vanaf 1916 krijgen de heren commissarissen een kop koffie geserveerd, die uit de kas betaald wordt. Vanaf 1934 kan er ook nog voor ieder een sigaar af.
Vanwege het 75-jarig jubileum heeft het bestuur besloten om:
1. 1 % rente extra bij te schrijven (“de boekjes behoeven niet aangeboden te worden”)
2. De kinderen die in 1937 gaan sparen krijgen ƒ 1,= extra op hun boekje (de kleinste inlage is ƒ 0,25). Let wel, dit geldt niet voor de kinderen die na deze kennisgeving hun boekje geheel opzeggen en weer opnieuw beginnen te sparen!
Een spaarbankboekje mag niet opgezegd worden vóór de eigenaar 21 jaar is geworden. Er moet altijd minstens een gulden op blijven staan.
In 1950 zijn er 10.519 spaarders met een reserve van ƒ 70.000,=. Er wordt een safe gehuurd, er komt een grote effectentrommel en elke commissaris krijgt presentiegeld. Men sluit zich aan bij de Ned. Spaarbankbond en gaat reclame maken. In 1952 bestaat het bestuur uit de heren mr. C.P. Hoytema van Konijnenburg, voorzitter; A. Dijkstra, secreatris; G.H. Stotijn, penningmeester; G.C. Key, vice-voorzitter; M.J.T. Hefting, oud-schoolhoofd en H. Verkerk.
De zittingen worden op het gemeentehuis gehouden totdat de Bondsspaarbank verhuist naar het Hoge Huys aan de Dorpsstraat. Een man die daar jaren heeft gewerkt is Jan van der Burg. Wij hebben gevraagd om wat te schrijven over deze tijd.
Jan van der Burg vertelt
Mijn naam is Jan van der Burg samen met mijn vrouw en dochter woon ik in Veenendaal. Ik ben sinds juni 1969 werkzaam bij de SNS bank ( wat vroeger Bondsspaarbank voor Midden- Noord- en Oost-Nederland heette).
Op moment van indiensttreding ben ik begonnen op het Rijdend Bijkantoor wat inhield dat ik samen met een collega telkens in verschillende plaatsen kantoor had. Bij die plaatsen zat o.a. ook Woudenberg.
Via Rijdend Bijkantoor ben ik op het kantoor Neptunusplein in Amersfoort geplaatst. Daar heb ik tien jaar gewerkt. Toen er een vacature vrij kwam in Scherpenzeel werd mij gevraagd of ik daar niet zou willen werken.
In 1980 ben ik dan ook in Scherpenzeel begonnen in t’ Hoge Huys (zie foto voorpagina) samen met Bea Spaargaren.
Het was een klein kantoor waar amper plaats was voor onszelf. Naast ons kantoor was het Politiebureau zodat wij een gezamenlijke ingang hadden wat nogal eens voor verwarring zorgde. De klanten die er kwamen moesten een trapje op en dan stonden ze voor het loket.
Het was wel altijd zo dat als er iemand bij het loket stond te wachten, een tweede cliënt altijd netjes onder aan de trap moest wachten.
Vanaf het moment dat ik in Scherpenzeel begon was er al bekend dat wij een nieuw kantoor zouden krijgen. Alleen moest dat nog geheel verbouwd worden.
Zodra bekend werd dat er een nieuwe kantoormanager was kwamen de mensen voor het raam kijken om te zien wat voor een persoon er nu bij “de Bank” was komen werken. In het begin werd je dan ook met argusogen bekeken maar naarmate we meer en meer aan elkaar gewend raakten accepteerden de mensen mij. Maar door de kleine ruimte was het soms moeilijk om een goed contact te krijgen, dus ging ik op een bepaald moment mensen uitnodigen voor een gesprek.
Vooral het eerste gesprek is mij nog altijd bij gebleven, dit was met een mevrouw met haar twee dochtertjes. Tijdens het gesprek werd er door mijn collega even limonade gehaald, en toen de jongedames een glas limonade kregen, was de ban gebroken.
Als ik deze jongedames nu nog tegenkom, hebben ze het er nog altijd over.
Ik merkte vooral na verloop van tijd dat ik door de mensen geaccepteerd werd vanwege de manier waarop ik mensen benaderde. Het ging dan ook steeds beter met ons kantoor en dat werd ook door mijn directeur zeer gewaardeerd.
Tijdens activiteiten (zoals de jaarmarkt) probeerden wij aandacht te trekken voor onze bank en dat lukte. De bekendheid werd hoe langer hoe groter.
Na twee jaar in t’ Hoge Huys gewerkt te hebben, konden we eindelijk verhuizen (1982) naar ons nieuwe pand aan de
17-02-1982: Prijsuitreiking tekenwedstrijd door Jan van der Burg(midden met bril). Verder van rechts naar links: mevrouw De Vries met dochter Melanie en zoon Johan – winnaar van draagbare radio, wijlen mevrouw Starrenburg en de heer De Vries achter de fiets ( = hoofdprijs). De overige personen op de foto zijn ons onbekend.
Dorpsstraat (het was het oude kantoor van de heer Valkenburg) naast sigarenzaak Verwoerd. In dat zelfde jaar kwam achter ons kantoor het nieuwe postkantoor. Maar ja, er moest iets speciaals gebeuren om de mensen kennis te laten maken met ons nieuwe kantoor. Daar hadden we het volgende op bedacht; er zouden door een aantal collega’s orchideeën in een vaasje huis aan huis bezorgd worden. Dit werd goedgekeurd door de directie en we konden aan de slag. Alleen de dag van opening had het ‘s avonds behoorlijk gevroren, maar ja wij hadden zo’n 1000 orchideeën dus die moesten bezorgd worden en dat is dan ook gebeurd. Ze werden huis aan huis bezorgd.
‘s Avonds was er open huis en ook daar werd goed gebruik van gemaakt. Het was zelfs zo erg dat op een bepaald moment iedereen zat opgesloten want er was iemand geweest die de automatische deuren had dicht gedaan en vanuit het kantoor waren de deuren op dat moment niet te openen. Gelukkig konden we het duidelijk maken aan een bezoeker en toen gingen de deuren weer open.
De groei van het kantoor ging nog steeds door en volgens ons kwam dat vooral door de manier van aanpak, openstaan voor je klanten en vooral correct de mensen te woord staan en de zaken netjes afhandelen. En persoonlijk contact met de mensen werd dan ook erg gewaardeerd. Als ik nu nog klanten tegenkom, is het altijd even een praatje maken over hoe het toen was. Daardoor moest er op een bepaald moment iemand bijkomen en dat werd Ineke Schuur uit Scherpenzeel.
In totaal heb ik 16 jaar in Scherpenzeel gewerkt en ik kan wel zeggen met heel veel plezier. Dit is mede te danken aan de manier waarop ik door de mensen uit Scherpenzeel werd geaccepteerd. Het was voor mij dan ook een behoorlijke domper toen ik te horen kreeg dat ik weg moest uit Scherpenzeel en naar kantoor Wekerom overgeplaatst werd. Daar heb ik twee jaar gewerkt en van 1998 tot 2002 was mijn standplaats Wageningen. Nu geniet ik van de VUT.
De werkdag op kantoor in Scherpenzeel begon ‘s morgens rond half negen. Eerst koffie zetten, de kluis openen en dan de circulaires lezen. Om negen uur werd de deur opengedaan en kwamen de eerste klanten binnen. Vooral toen eenmaal de salarissen via de bank kwamen konden wij dat gelijk merken aan de drukte op kantoor.
Toen werd er gelijktijdig gekeken of er niet wat geld bespaard kon worden en daar werd dan advies in gegeven. Ook vertelden we de mensen dat ze automatisch konden sparen, indien nodig werd dat gelijk ook in orde gemaakt.
Ik heb in het begin wel een keer meegemaakt dat er een meisje aan het loket kwam dat niet helemaal helder was. Volgens mij zat ze behoorlijk onder de drugs, maar de politie kon niets uitrichten en moest haar laten gaan, want ze kwam alleen maar telkens vragen of ze niet even mocht telefoneren. Ik vertelde haar dat ze dat in de telefooncel kon doen en daar liep ze dan ook naar toe, maar kwam even later toch weer binnen vragen of ze niet bij ons mocht telefoneren. Dat duurde zo een hele morgen en toen was ze opeens verdwenen.
Ja en omdat ik toen ook nog scheidsrechter van het voetbal was, werd er vaak met klanten over het voetbal gesproken en het gebeurde ook nog wel eens dat ik zelf in Scherpenzeel moest fluiten, nou als ik het niet goed had gedaan kwam de week erna wel commentaar. Maar altijd op een leuke manier.
Één keer moest ik de Valleivogels fluiten tegen DOVO uit Veenendaal nou dat ging prima tot ik op een bepaald moment DOVO een vrije trap gaf. Ik wilde weglopen maar ineens werd alles zwart voor mijn ogen en lag ik op de grasmat. De speler had de vrije trap zo snel genomen dat de bal precies in mijn nek kwam. Nou dat was wat die week erna. Ik heb dat nog jaren moeten horen.
Het was voor ons altijd een verrassing wat de dag zou brengen, nooit was de dag gelijk aan een vorige dag. Zeker toen we op onze nieuwe stek zaten, hadden we ook de ruimte voor goede gesprekken. We hadden een ruime spreekkamer en daar werd ook veelvuldig gebruik van gemaakt. Het werd toen hoe langer hoe drukker en we moesten zelfs van tevoren afspraken maken, zodat de spreekkamer vrij was voor een gesprek.
Ook gebeurde het vaak dat ik ‘s avonds bij de klanten aan huis kwam voor spaarrekeningen of om beleggingen door te nemen. Het beleggen kwam toen opzetten en werd uitvoerig in de gesprekken meegenomen. Het was toen vooral belastingtechnisch interessant. De gesprekken over beleggen waren vooral in het begin moeizaam omdat er toen ook al behoorlijk voorzichtig met het geld werd gedaan, maar vaak werden er na duidelijke uitleg toch bedragen in de beleggingsfondsen gedaan.
Op vrijdag hadden we altijd een avondzitting. Dan werd om vijf uur de deur dicht gedaan en gingen we met z’n allen even lekker uit eten. Om halfzeven waren we weer terug en gingen we weer aan het werk.
Doordat we zowel kleine als grote spaarders hadden, was het erg leuk om de gesprekken te doen. Of het nu om een klein of om een groot bedrag ging, ik maakte nooit onderscheid tussen de mensen. Het belangrijkste was dat de klant zelf ook achter het product stond wat afgenomen werd. Ook zakelijk werd er ondertussen goed aan de weg getimmerd.
In oktober hadden we vroeger een Wereld-Spaarweek. Dan werden er aan de kinderen leuke presentjes meegegeven en die kwamen dan ook trouw met hun spaarbusje naar het bankkantoor. Dat was echt gezellig met het geroezemoes van al die kinderen. De kinderen vonden het niet altijd even leuk dat die meneer of mevrouw de centjes meenam en ze geen centjes terugkregen, maar een presentje maakte dan alles weer goed.
‘s Avonds was je dan wel moe van zo’n drukke dag maar het gaf een geweldige voldoening.
Ook was er tijdens de spaarweek (het werd later een spaardag) de mogelijkheid om je spaargeld tegen een aantrekkelijke rente vast te zetten. Daar werd ook gretig gebruik van gemaakt. Vooral weer door goede voorlichting.
Op een bepaald moment kwam er een klant binnen en voordat ik het in de gaten had schreef ik het rekeningnummer en het bedrag op wat de klant mee wou nemen. Zonder dat de klant ook maar iets gezegd had vroeg ik hem om een handtekening, waarna deze mij aanstaarde van: hoe weet jij nou, welk bedrag ik nodig heb en wat mijn rekeningnummer is?
Dit gebeurde dus vaker met klanten die regelmatig geld kwamen opnemen. Mijn vrouw vertelde toentertijd: “Ik kan je wel opgeven voor ‘Wedden Dat’. Maar dat kon helaas niet want dan zou ik de rekeningnummers vrij moeten geven.
Vervolgens kwam in 1991 de fusie tussen de Bondsspaarbank voor Midden-, Noord- en Oost-Nederland en de SNS bank tot stand. Dat werd gevierd met een groot feest voor al het personeel bij Joop van der Ende in Aalsmeer. Uit alle windstreken werden de mensen met bussen opgehaald en later ook weer teruggebracht.
Over het totale spaartegoed mag ik helaas niets vertellen, maar ik kan wel zeggen dat de spaarbank elk jaar alleen maar groter en groter werd. Dan begrijpt u waarschijnlijk ook wel dat ik ook over de huidig stand van zaken niets kan vertellen ik weet daar trouwens ook niets meer van, want er is bijna geen contact met de huidige kantoormanager en als we elkaar tegenkomen wordt er natuurlijk wel geïnformeerd hoe het gaat in Scherpenzeel. Maar ja, ik ben er toch alweer zo’n zeven jaar weg.
Jan van der Burg, Veenendaal.
[1] De eerste is Heer van Scherpenzeel, de tweede burgemeester, de derde wethouder, de vierde hoofdonderwijzer, doodgraver, aflezer en aanplakker en de laatste wagenmaker. Wat J. Meijer Drees doet is onduidelijk. Hij heeft geen beroep; waarschijnlijk renteniert hij. [2] Bedoeld worden knechten en meiden die op de boerderij werkten. [3] R.A.G.; Archief Gedeputeerde Staten van Gelderland inv. nr. 1504. [4] Idem inv. nr. 1505.