Blad 1998-3
KLEIN SCHAIK
GESCHIEDENIS VAN EEN HOFSTEDE EN ZIJN BEWONERS
De oude hoeve “Klein Schaik” was tot 1914 gelegen pal achter “Groot Schaik”, oppervlakte ruim 30 ha.
Verbinding met het dorp Scherpenzeel was met paard en wagen via een landweg over “Groot Schaik”, te voet over een kerkenpad vanaf “Veenschoten” richting “Klein Orel”.
In de Middeleeuwen tot ongeveer 1740 was de hofstede tiendplichtig aan de Abdij van Sint Paulus te Utrecht en heeft diverse bewoners gehad.
In 1741 werd “Klein Schaik” aangekocht en bewoond door Helmert Willemzn Lockorst geb. 1692 te Langbroek en afkomstig van Ringelpoel onder Woudenberg.
Hij was gehuwd met Maria Jansz van Ginkel. Hun zoon,Helmert Helmertszn was nog in 1740 op “Ringelpoel” geboren. Deze trouwde 19 oktober 1773 met Aaltje Dirks van Voorthuizen en was schepen in Woudenberg.
Ze kregen dochters en 1 zoon Dirk geb. 1780 en overleden 1866.
Hij trouwde met Jannigje van Ginkel en koopt uit de familie de hofstede voor ƒ 3.600.-
Er werden dochters en 3 zoons geboren:
Helmert geb. 1804 en overleden 1882. Gehuwd 23 april 1832 met Jannigje Jochemse Evert uit Ede, geb. 1810 en overleden 1890.
Deze is boer geworden op “Bruinhorst” gem. Woudenberg. Hier zijn 8 kinderen opgegroeid.
Anthonie geb. 1806 en overleden 1884. Deze werd boer op “Vincelaar” Terschuur.
Albertus geb. 1816 en overleden 1881 bleef op “Klein Schaik”.Hij is gehuwd met Aartje van Ginkel, geb. 1821 en overleden 1890. Zij hadden 4 kinderen:
1. Dirk, geb. 1853 x Maria Peelen
2. Gijsbert, geb. 1855, ongehuwd overleden op dorp Scherpenzeel
3. Jannigje, geb. 15-8-1856, ongehuwd overleden op 19-8-1908 in Scherpenzeel
4. Grietje, geb. 70-5-1858, gehuwd 1e keer met Hendrik Peelen, voor de 2e keer gehuwd met Gijsbert Schimmel en overleden op 17-1-1918.
Dirk geb. 1853 gehuwd met Maria Peelen is boer geworden op “Groot Davelaar” thans “Pelens Hoeve” te Woudenberg. Na overlijden van Dirk is Maria Peelen, wier huwelijk met Dirk kinderloos was, op dorp Scherpenzeel gaan wonen. De hofstede heeft zij aan haar zwager Albert van Egdom die met Rijkje Peelen was getrouwd verkocht.
Grietje Lokhorst geb. 1858 is 1e keer gehuwd met Hendrik Peelen. Deze is boer op “Klein Schaik” geworden en verongelukt met een paard. De pas geboren dochter is later gehuwd met Teunis van Wessel, boer te Lambalgen, gem. Woudenberg.
Grietje is de 2e keer gehuwd met Gijsbert Schimmel afkomstig van “Groot Kolfschoten” en boer geworden op “Ebbenhorst”. Gijsbert is ook jong overleden.
Grietje is met haar dochter en inmiddels een zoon uit het 2e huwelijk op dorp Scherpenzeel gaan wonen in de helft van dubbel huis naast broer Gijsbert. (Is nu Dorpsstraat-Lindenlaan)
Door de erven Lokhorst is de hofstede “Klein Schaik” in 1897 bij publieke veiling verkocht voor ƒ 14.000.- aan C. Wolswinkel, boer op “Klein Kolfschoten”.
C. Wolswinkel verkoopt in 1910 “Klein Schaik” aan G.H. Reym, bouwman te Zevenhuizen bij Rotterdam voor ƒ 29.000.-
G.H.Reym verkoopt in 1913 “Klein Schaik” voor ƒf.31.000,- aan W.J.A. de Wit-Huberts te Arnhem.
In 1914 koopt W.J.A. de Wit-Huberts een perceel weiland en heide, het ” Haarseveld” 20 ha voor ongeveer ƒ 8.000,-.
Voorjaar 1914 werd door landheer de Wit-Huberts een nieuwe hofstede aanbesteed. Deze werd gebouwd aan de Barneveldseweg. Deze weg is ongeveer in 1933 verhard.
Van de afbraak werd de schuur gemaakt, de 6 roeden hooiberg werd overgeplaatst. Het hoofdgebouw werd nieuw, totale kosten ongeveer ƒ 10.000,-.
De pachter werd de heer Kok, die echter begin 1915 stopte met boeren en een zuivelzaak in Den Haag begon.
Nieuwe pachter voor 20 jaar werd mijn vader, Jan van Ommering geb.1885 te Hazerswoude, overleden 1980 en gehuwd met Betje van der Vis, geb.1891 en overleden 1960.
De pacht bedroeg voor de hofstede “Klein Schaik” met 30 ha en het “Haarseveld” 20 ha ƒ 1.750,- per jaar.
De inventaris van de vorige pachter werd overgenomen en bestond uit 2 paarden, 27 melkkoeien, jongvee en varkens, wagens, karren en kaasmaakgereedschap voor ƒ 8.000,-.
In 1923 verkoopt de landheer de hofstede en het Haarseveld aan zijn pachter voor ƒ 48.000,-.
Het Haarseveld is door vader Van Ommering in percelen verkocht. “Klein Schaik” met 19 ha is door ons in 1957 gepacht voor ƒ 2.500,- per jaar en in 1958 aangekocht voor ƒ 80.000,-.
De oppervlakte is door verkoop aanmerkelijk afgenomen. Wij zijn in 1987 naar dorp Scherpenzeel verhuisd. “Klein Schaik” wordt thans bewoond door Gert en Henny van Dijk-van Ommering en hun kinderen Corinne en Alice.
Dirk van Ommering
Archief “Lokhorst” – M. de Ridder
Archief Van Ommering.
DE MOLEN ’S BANKET 70 JAAR (1928-1998)
De Molen ’s Banket bestaat dit jaar 70 jaar. Het is het oudste familiebedrijf op industrieel gebied in Scherpenzeel. Reden voor onze vereniging om eens een kijkje in de keuken, of liever gezegd in de bakkerij te nemen. De kantine van het bedrijf zat op 16 april jl. vol met belangstellenden. De gebroeders Anthony, Jan-Willem en Maarten van Snippenberg, de derde generatie, vertelden ieder een aspect van het bedrijf.
Op 17 juni 1926 traden Jacobus van Snippenberg en Clara Valkenburg in Scherpenzeel in het huwelijk. Datzelfde jaar vertrokken zij naar Renkum waar zij de bakkerij van Jan van Snippenberg, een broer van Jacobus, overnamen. Clara stond in de winkel en deed de administratie en Jacobus werkte in de bakkerij. Op ene dag was er een vrij grote klant die brood op zondag geleverd wilde hebben. Dat wilde het echtpaar Van Snippenberg niet en men zei: “Neen!”. Dat kostte hun een klant. Maar, o wonder boven wonder, een paar dagen later kregen zij er een veel grotere klant voor terug, nl. Oranje Nassau Oord te Renkum.
Het tweede jaar kreeg Jacobus veel last van uitslag op zijn gezicht. De dokter zei dat het door de Renkumse lucht kwam in combinatie met de uitstoot van de papierindustrie. Zij verkochten de zaak en vertrokken naar Scherpenzeel. Daar moesten ze helemaal opnieuw beginnen.
Het begon allemaal in oktober 1928 in een schuur, een oude weverij, achter een huis bij de Holevoet. De schuur moest omgebouwd worden. In de oorlog werden de schuur en het huis verwoest. Nu staat er het huis in de bocht waarvan nogal eens het muurtje kapot werd gereden. De oprichters, Jacobus van Snippenberg en zijn zwager Jan Jacob Valkenburg, bakten in eerste instantie vooral kleine koekjes.
Schuin achter de bakkerij stond de Scherpenzeelse molen.
Jansje Valkenburg, de zuster van Jan Jacob, bedacht toen de naam “De Molen”. In 1935 werd de bakkerij te klein en verhuisde men naar de Stationsweg. Daar werd een huis aange- kocht met 1 ha grond.
Dit huis staat er nog steeds. Erachter werd de nieuwe bakkerij gebouwd.
In de mobilisatietijd van 1939 werden er Nederlandse soldaten ingekwartierd, tijdens de oorlog de Duitsers en na de bevrijding de Canadezen. In de eerste jaren van de oorlog kon de bakkerij nog produceren. Toen dat niet meer mogelijk was werden de machines opgeslagen achter het huis van Jan Jacob Valkenburg, een eindje verderop aan de Stationsweg. In 1945 stierf Jan Jacob en zetten Jacobus van Snippenberg en zijn vrouw Clara Valkenburg, eigenlijk de handelsvrouw, het bedrijf voort.
Hun zoon Ko kwam in 1951 in de zaak en zoon Jan in 1959. Zij vormen nog steeds de directie. Ko deed het werk binnen en Jan behartigde de commerciële zaken. Er werden nieuwe ovens geplaatst.
Doordat het bedrijf groeide, begon men met eigen vrachtwagens te werken. Nu kon men een betere service leveren. In 1968 stierf de andere oprichter: Jacobus van Snippenberg. Zijn zoons namen het over.
Jan van Snippenberg en zijn vrouw Toos stonden vaak op beurzen, o.a. de bekende Zoetwarenbeurs in Utrecht. Het kantoor werd te klein en werd in 1973 vernieuwd. Ook kwamen er nieuwe productie- en magazijnruimten.
In 1980 werd de kippenfokkerij van Mandersloot, gedreven door Wim van de Berg aangekocht. Door de schadelijke stoffen uit dit bedrijf had men herhaaldelijk last van schimmel. Dat was nu voorbij. Ko ging in het huis, gebouwd door Willem Renes, wonen. U weet wel, dat witte huis met rieten dak. Van de drie kippenhokken werd er één afgebroken; de twee anderen werden nog enkele jaren gebruikt voor opslag.
Een tweede kippenhok werd vervangen door een nieuwe opslagloods, gebouwd door de fa. B. Osnabrugge. Omdat de kwaliteitseisen steeds groter werden, is in 1993 het laatste kippenhok afgebroken en is er een nieuwe fabriek met een moderne, 50 meter lange oven gebouwd. In 1986 kwam de eerste zoon van Ko, Anthony van Snippenberg, in het bedrijf. Hij doet de planning, de inkoop, de expeditie en de logistiek. In 1993 gevolgd door zijn broer Maarten, voor kwaliteitszorg, inkoop van machines en door Jan-Willem, voor productie-ontwikkeling, offertevoorbereiding, calculatie en verkoop. De derde generatie werkt zich in.
De leden van onze vereniging kregen daarna een uitleg over de huidige bedrijfsvoering. Wist u bijvoorbeeld dat er nog 135 dergelijke bakkerijen in Nederland zijn? En dat de Nederlander 18 kg koek eet per jaar? De Molen exporteert 15 – 20 % van haar producten naar het buitenland, tot in Australië toe.
Voordat de rondleiding begon werd uitgelegd wat er allemaal voor komt kijken voordat er een koek gebakken is. Overal speelt hygiëne een grote rol. Daarom kreeg ook iedereen een plastic jas aan en een muts op. Als maanmannetjes en
-vrouwtjes verkleed ging iedereen de bakkerij bekijken. Men kwam onder de indruk van de grootte van de fabriek; + 8000 m². In de oude productieruimte worden + 37.000 koeken per uur gebakken. Speciaal voor deze gelegenheid was de gloednieuwe oven in werking. Deze oven haalt een productie van 6500 speculaasbrokken per uur. Daarna zag men de inpakruimte en de opslaghal.
Aan het eind van de avond ging iedereen voldaan naar huis met een doos ‘Snips’, het allernieuwste product van dit bloeiende familiebedrijf.
WITTENBERG
Met grote stappen gaan we even door de geschiedenis van de oude hofstede ” Wittenberg “, in het besef dat we hele stukken overslaan en lang niet volledig zijn.
De datumankers in de voorgevel vertellen ons dat het huidige bouwwerk uit 1747 stamt maar deze boerenplaats is al veel ouder en je vraagt je onwillekeurig af hoeveel boerderijen hebben hier voordien al gestaan.
De oudste datum 25-11-1372 kom je tegen in het Archief Hackfort 288, want op die dag gaat het goed over van Gode van Wittenborch en zijn vrouw Lobborch naar de nieuwe eigenaar Rutgher Jacobsz en zijn vrouw Margryte.
Verder zijn er stukken bewaard gebleven uit 1467 en 1578.
Daarna komen we de naam van de hofstede veelvuldig tegen in betalingen en beleningen.
Ook de bouwdatum 1747 wordt in de analen genoemd, want op 2-1-1747 beleende Jan Jansen van Vlastuin de Wittenberg. Je vraagt je af, of Jan Jansen geld nodig had voor de nieuwbouw.
Jammer dat het er niet bij staat.
Een aardig notarieel stuk uit 1839 vertelt ons dat Cornelis van Wittenberg en Marritje van Egdom drie kinderen hadden waarvan de oudste, Johannes van Wittenberg, bouwman was op Wittenberg, zijn broer Jan op Ekrist en hun zuster Maria van Wittenberg, getrouwd met Gerrit ter Maaten, bouwman op Sniddelaar.
De bouwmanshofstede “Wittenberg” wordt dan als volgt omschreven: de bouwmanshofstede genaamd ” Wittenberg ” met bouwmanswoning nr. 135, bakhuis, twee korenbergen, schuur, schapenhok, erf, tuin, boomgaard en het land onder Glashorst, samen groot 23 bunder 70 ellen voor ƒ 4500, –
In 1882 wordt de Wittenberg met dezelfde grootte geschat op ƒ10.000 en heel lang hebben de familie’s van Wittenberg ook nog ruim 2 bunder weiland gehad onder Bunschoten aan de Greenenweg.
Er is nog altijd een familie Wittenberg in Woudenberg op Ekris, wellicht zijn dit afstammelingen van vader Jan, die daar in het begin van de vorige eeuw al naar toe ging.
Dwalend door de tijd en de hoeve verbaast het mij dat er in de woning bouwkundig zo weinig herinnerd wordt aan het jaar 1747. De voormalige vuurplaats(schouw) is verdwenen maar de huidige eigenaar en bewoner vertelde dat de brandgevel (tussenmuur woongedeelte en bedrijf) er tijdens de watersnoodramp van 1855 uitgespoeld of uitgeslagen is.
Na de familie Wittenberg kwam de boerderij in bezit van de familie Van Leersum van “De Stulp” in Woudenberg en de familie Van Beek was toen pachter. Frans van Beek, een broer van Bart van Beek aan de Moorsterweg, bleef tot 1933 hier boeren, maar op St. Peter, 22 februari 1933, ging de pacht over op J. Bieshaar, de vader van de huidige eigenaar. Op 1 november 1985 verkocht mevr. Bos van Leersum de hofstede aan Jan Bieshaar.
Korte tijd hierna vonden er renovaties en restauraties plaats en kreeg het geheel een geweldige opknapbeurt.
De rondweg heeft heel wat grond van het oorspronkelijke bedrijf afgenomen. Maar lang hiervoor waren er ook al heidevelden in bos overgegaan.
Wie vandaag via de rondweg van oost naar west rijdt ziet rechts de oude hoeve liggen. De witte voorgevel met de datumankers licht fel op tegen de donkere bosrand.
Na een regenbui dampt soms het rieten dak en wanneer men wandelend of op de fiets voorbij komt is alles in rust en horen we soms wat geluid van de koeien op de deel of de heemhond naast het oude bakhuis.
Onwillekeurig gaan mijn gedachten langs al die geslachten die hier geboren zijn, werkten en weer stierven.
Gode van Wittenborch en zijn Lobborch woonden en werkten hier in 1372 en dan 625 jaar later Jan Bieshaar en Gerrie Legemaat.
Misschien hebben hier wel 25 geslachten gewoond en gewerkt, geploeterd en gezongen en heel zacht zeg ik in mezelf: “Waar blijft de tijd !”.
Joh. Lagerweij
WIE NIET STERK IS, MOET SLIM ZIJN
Onlangs kwam mij ter ore dat de Gemeente Scherpenzeel overwoog het vroegere gemeentehuis in zuidelijke richting uit te breiden en aan te passen aan de nu geldende eisen. Huize Scherpenzeel, het huidige gemeentehuis, leent zich daar niet toe.
Ik herinnerde mij een voorval uit de dertiger jaren dat wellicht de moeite waard is om aan de vergetelheid ontrukt te worden. De lezer zal met mij tot de conclusie komen dat er in die ruim zestig jaren wel heel veel veranderd is.
In de twintiger en dertiger jaren woonden wij in het zogenoemde Van Naamenhuis, een monumentaal pand aan de Dorpsstraat op de hoek van de Groote Steeg, thans Burgemeester Royaardslaan (zie “Oud Scherpenzeel 3e jaargang nr.1). Mijn oudste zuster en ik zijn daar in respectievelijk 1925 en 1927 geboren en brachten er dus onze vroegste jeugd in door.
Het Van Naamenhuis was vernoemd naar de vroegere bezitter Johan Sebastiaan Van Naamen wiens oudste dochter trouwde met Mr. Herman Royaards. Doordat Johan Sebastiaan geen mannelijke nakomelingen had, kwamen via die dochter Benudina Maria veel van de eigendommen, waaronder huizen, boerderijen en land, bij de familie Royaards terecht.
Tot zover deze beknopte geschiedkundige toelichting. Wie er meer over wil weten, raadplege “Scarpenzell voor en na” door M.van der Zwaal.
Bovenstaande is alleen om de relaties van het volgende verhaal wat duidelijker te maken.
Het Van Naamenhuis stond dus vóór 1941 op de plaats waar zich nu het pleintje van het voormalige gemeentehuis bevindt.
Ernaast was de “bewaarschool” en weer dáárnaast stond het Gemeentehuis met de grote trap, dat als zo veel in de meidagen van 1940 totaal verwoest is.
Het Van Naamenhuis werd toen zo zwaar beschadigd dat het een jaar later afgebroken moest worden. Zo kwam ruimte vrij voor een pleintje en de bouw van het vervangende gemeentehuis.
Maar laat ons terug gaan naar de jaren van voor 1940.
Het huis had een grote tuin die aan de achterkant begrensd werd door het grondgebied van Huize Scherpenzeel. Achter in de tuin stond een rustiek maar bouwvallig schuurtje en achter een erf-begrenzend slootje prijkte de Oranjerie van de Familie Royaards. Daarin werden onder optimale omstandigheden exotische planten gekweekt waarnaar we als kind met be- en verwondering keken.
Langs die Oranjerie liep een pad dat van het nu nòg bestaande hekwerk leidde naar Huize Scherpenzeel. Behalve het glazen gebouw is de situatie thans nog als de tijd waarin de nu volgende gebeurtenis zich afspeelde.
Mijn vader, in leven dierenarts te Scherpenzeel, ging begin jaren dertig zijn praktijk uitoefenen in een van de Gebroeders Schuur gehuurd autootje. Voor die tijd had hij vanaf 1920 de praktijk per fiets en motor gedaan. Bij Cortus legde hij een proeve van rijbekwaamheid af, wat in die tijd zo goed was als nu een rijbewijs. Deze werd gedeponeerd bij het gemeentebestuur. Toen dus nog een zuiver lokale aangelegenheid.
De auto werd gestald in de Oude Eierhal, die zich bevond nabij het Oosteinde. Vader had daarvan een sleutel zodat hij ook tijdens de nachtelijke uren van de auto gebruik kon maken.
Maar omdat vooral tijdens die nachtelijke uren spoedgevallen geen tijdverlies konden velen, werd de afstand huis – stalling op den duur een bezwaar. Hij wilde dus een garage bij huis en vroeg voor de bouw daarvan vergunning aan de eigenaresse mevrouw M.M. Royaards van Scherpenzeel, geboren Jonkvrouwe Backer. De gekozen plaats was achter in de tuin waar toen het schuurtje stond.
Op het verzoek werd afwijzend gereageerd: een garage zou te zeer de sfeer ter plaatse schaden. We zouden dit kunnen zien als een privé voorloper op de latere Schoonheids-Commissie! Maar wel een met een sterk persoonlijk belang.
Toen op herhaalde verzoeken ook negatief werd gereageerd zon mijn vader op andere middelen: hij wilde zelf gaan bouwen en dat huis natuurlijk voorzien van een garage.
Daartoe nam hij contact op met de aannemer Gijs van Elst die op Lombok woonde.
Van het een kwam het ander. Van Elst kocht grond van mevrouw Royaards, een kavel die gelegen was recht tegenover de toenmalige Dwarsdijk. Zonder te vermelden voor wie het bestemd was. Een plaats die mijn ouders destijds zo aantrekkelijk vonden omdat een mooi uitzicht voor altijd verzekerd was.
Later heeft mijn vader zich er wel eens over verbaasd dat Van Elst voor het bouwen op die plaats, we schrijven 1935, toestemming kreeg. Immers, eventueel doortrekken van de Dwarsdijk in oostelijke richting werd daarmee onmogelijk gemaakt.
Had mevrouw Royaards geweten voor wie de kavel bestemd was, dan zou het verloop van de transactie zeker niet zo succesvol geweest zijn.
Hoe dan ook, in 1936 betrokken we het huis aan de Barneveldse weg en in het Van Naamenhuis ging de nieuwe burgemeester Hoytema van Konijnenburg wonen.
Natuurlijk is de situatie onvergelijkbaar. De machtsstructuur is nu een geheel andere en ook de situatie ter plekke is inmiddels zodanig gewijzigd dat van een structurele verandering nauwelijks gesproken kan worden. Nu is het meer het opvullen van nog wat overgebleven ruimte.
Belangrijk is en blijft mijns inziens dat het park met Huize Scherpenzeel ontzien en gespaard wordt. Daarin verschillen we dus niet van mening met wijlen mevrouw Royaards-Backer en naar mijn overtuiging denkt men er in Scherpenzeel ook zo over.
G.H. Stotijn, Elsloo