OP EN OM DE OUDE BARNEVELDSEWEG (1925-1940) 

Al diegenen die nu over de Oude Barnveldseweg wandelen of fietsen zien een heel ander beeld dan zo’n zeventig jaar geleden. Toen was het een oneffen klinkerweggetje van ” 2,50 meter breed dat begon bij “De Hoek”.

De linkerkant van de weg was bebouwd vanaf huisnummer 1 tot en met nummer 45 (volgens de nummering zoals deze thans is), waarna de bebouwing overging in bouw- en weiland.

Rechts begon de bebouwing met een hooiberg, waaronder Jan Boom klompen maakte en z’n bomen opgeslagen had (dat was tegenover nr. 1). Daarna lag er een klein boom­gaardje dat zich uitstrekte tot huisnummer 4, het huis waar de familie Vink woonde en dat nu gerenoveerd wordt, met vervolgens hun boomgaard evenwijdig aan de weg. Dan volgde een vuilnisbelt (ongeveer tegenover nr. 12 – 14) en kwam men bij “De Bree” (nu Boekhorst), waarna 50 meter verder de familie Minnen woonde.

Dan hield het klinkerweggetje op en ging over in een zand­weg, met links een fietspaadje – afgescheiden door paaltjes – dat naar “Ebbenhorst” voerde en uitkwam op de Barneveld­sestraat. In de laatste bocht voor “Ebbenhorst” lag rechts een woonwagenkamp, dat vrij regelmatig bezet was in die tijd. “Kiekkasten” noemden wij de woonwagens vroeger.

Aan het begin van de weg (= hoek Barneveldseweg/Drui­venkamp) stond vroeger een houten pomp, een groot afgeknot piramideachtig geval met een houten kap en een lange stalen zwengel met knop. Deze pomp werd later vervangen door een brandput en weer enige tijd later kwam er zelfs een lantaarn met gasverlichting. Ook op “De Hoek” stond al enige tijd zo’n lantaarn. Vaak liep men hier even naartoe om wat bij te praten, het was een echt ontmoetingspunt. Deze lantaarns moesten, evenals de lantaarns in het dorp, tegen het vallen van de duisternis worden aangestoken en de volgende ochtend weer worden gedoofd. Hiervoor kwam de heer Van Weezel, directeur en meteropnemer van de gasfabriek aan de Willaerlaan, op zijn fiets met ladder en lange stok met aan het uiteinde een lange haak. Het laatste attribuut diende om de gastoevoer bij de gaskous af te sluiten, waardoor de verlichting doofde. Bij afwezigheid van de heer Van Weezel kwam diens vervanger, de heer Van Velsen.

Vreemd was de nummering van de huizen. Hoe men daar vroeger zo toe is gekomen, is een raadsel. Het eerste huis, nu nr. 1, had vroeger 351 en zo nummerde men door met 352, 353 enz. Begin 1950 werden de nummers gewijzigd en werd nr. 351 nr. 15, 352 nr. 17 enz. In die tijd dat de nummers gewijzigd werden, kwam een bewoner van deze buurt terug uit Indonesië. Op zijn ruimbagage (= bagage die te groot van omvang was en nagezonden werd) stond nog het oude nummer 352. De vervoerder die de bagage moest afleveren reed de Oude Barneveldseweg op en zag op het eerste huis nr. 15. Hij dacht, dat hij nog wel een heel stuk verder moest zijn. Het gevolg was dat deze beste man zich met zijn combinatie muurvast reed en geen kant meer op kon. Wat hij later bij de aflevering van de ruimbagage in onvervalst Rotterdams heeft gezegd, wordt hier maar niet vermeld.

Tegenover het huis nr. 1 stond zoals al gezegd een hooi­berg. Jan Boom bewerkte daar al machinaal de klompen ruw voor, om ze later met de hand na te bewerken. Voor de hooiberg lag een voorraad bomen die door twee man met een grote trekzaag aan stukken –  op klomplengte – werd gezaagd.

Daar houtbewerkingsmachines een hoog toerental moeten draaien en daardoor veel decibellen produceren, gaf het nogal eens geluidsoverlast in de buurt. Aangezien Jan Boom ( was ook dorpsomroeper en klokkenluider) een redelijk mens was, werd dit probleem onderling tot ieders tevredenheid opgelost.

In 1935 vertrok Jan Boom met zijn klompenmakerij naar de Dorpsstraat. Gert Hooyer, boer en melkboer, die zijn melk uitventte met paard en wagen had zijn voordeur aan de Dorpsstraat, maar hij hoorde tot de Oude Barneveldseweg, want daar had hij zijn uitgang.

‘Pa’ Hooyer, zoals hij werd genoemd, had een schuur die evenwijdig liep met de Druivenkamp. Daar had hij ’s winters beneden aan één kant koeien en aan andere kant gedeeltelijk varkens en in een afgescheiden gedeelte de melkkamer waar in een grote bak met koud water de melk gekoeld werd.

Een vaste trap in de schuur ging naar de hooizolder waar de jeugd stiekem vele uurtjes doorbracht. In de mobilisatietijd kreeg de schuur een buitentrap, zodat de daar toen gelegerde militairen hun kwartier boven de beesten konden bereiken.

Het woonhuis had een deel die soms door de buren werd gebruikt voor bruiloften en partijen.

Zondags spande ‘Pa’ z’n gerij in en ging dan deftig met ‘Moe’ Hooyer meestal richting ‘Breeschoten’, waar zijn ouders woonden.

De familie Vink verkocht ook melk, maar in tegenstelling tot de familie Hooyer ventten zij de melk niet uit met paard en wagen, maar brachten de melk in kleine busjes te voet of op de fiets rond. 

Verder woonde er o.a. de familie van Bruggen, waarvan vader en de zoons metselaar waren. Zij werkten zelfstandig en bouwden veel op de Rudolph-Stichting in De Glind.

Teus Valkenburg ventte ook aan de Oude Barneveldseweg met olieprodukten (Bataafse Petroleum Mij.)

Bart Weerd, de smid, woonde er maar had z’n smederij aan de Dorpsstraat, daar waar nu Kelderman-optiek en Budding-muziekhandel gevestigd zijn.

Mevrouw Weerd verkocht aan de achterdeur kleine huishoudelijke artikelen. Als kinderen kochten wij knikkers bij haar, 20 voor een cent.

Rein van Elst, woonachtig op nr. 11, was timmerman-aannemer. Zijn eerste grote werk was in die tijd de bouw van de woningen nr. 13, 15 en 17. Later verhuisde Rein naar de Marktstraat, waar hij een grote werkplaats kreeg. Daarnaast begon hij een winkel in ijzerwaren en gereedschappen, die nu wordt gerund door zijn zoon Piet.

U ziet dat er in die tijd al veel kleine zelfstandigen woonden.

Elke dag kwamen de slagers Inkenhaag en Drost en de bakkers Engelenhoven en Dijkstra op de Oude Barneveldseweg aan de deur. De slagers kwamen eerst ‘horen’ wat er nodig was en brachten later het bestelde. Bakker Dijkstra gaf zaterdags zijn vaste klanten een roombroodje, in die tijd een ware attractie.

In de zomermaanden kwam elke zaterdagmiddag ijcoboer Geerink uit Veenendaal langs. Zo rond een uur of drie was hij er met zijn omgebouwde Citroën, waarin hij achterin een bak met ijsvoorraad had. Op die bak stonden twee prachtige kegelvormige verchroomde deksels. Natuurlijk ontbrak de luid klinkende bel niet. Hij had ijsjes van 3, 5 en 10 cent. Het was natuurlijk iets geweldigs als je zaterdags een ijsje van 3 cent kreeg. Na zijn rondgang door het dorp had de ijscoboer zijn vaste standplaats in de Krommehoek naast de Ned. Herv. kerk.

De vuilnisbelt verderop aan de weg tegenover de nrs. 12-14 was niet erg groot, veel afval was er in die dagen niet. Op al het glaswerk zat statiegeld, al was het maar een beetje en verpakte levensmiddelen kende men bijna niet. Het zgn. GFT-afval ging bij de meeste bewoners op een hoop achter in de tuin en werd in het voorjaar weer als compost ondergespit.

Wat speelden we?

Na schooltijd werd er op klompen gevoetbald op de weg met eigen gemaakte ballen van krantenpapier met daar omheen stukjes binnenband, om het geheel zo bolvormig mogelijk te maken. Soms ook hadden we een oude leren buitenbal opgevuld met kranten. Zo’n geval moest nog dicht gemaakt worden met een leren veter, maar bij gebrek daaraan met een stuk touw.

De eerder genoemde lantaarnpaal en een trui of jas markeerden aan de ene kant van het ‘veld’ het doel, een hek en een ander attribuut aan de andere kant. Achter het lantaarn­paal-doel was de schuur van Pa Hooyer. Dat gaf nog wel eens problemen, want pal achter dit doel zat in de muur van de schuur een stalraam met zes ruitjes en daar ging dan wel eens een bal doorheen. Natuurlijk wist niemand wie de echte dader was, dat begrijpt u, maar we gingen er wel als een haas vandoor. Het ruitje moest echter wel betaald worden, wat in die tijd een heel bedrag was. Naar de bal konden we meestal fluiten.

Met Pasen gingen we eieren gooien in het weiland van de ‘Blareboer’, achter de huizen nr. 39-41, doorlopend naar achteren tot aan de Roeterskamp. Hard gekookte eieren, soms beschilderd, werden eerst voorzichtig over de grond   gerold. Bleven ze dan heel, dan werd er mee gegooid. Eerst een klein stukje, maar steeds verder net zolang tot ze braken. Wie het verst gooide en het langst zijn ei heel hield was de winnaar. Helaas sneuvelden al in een vroeg stadium heel wat eieren, wat voor de bezitter niet zo leuk was, want zoveel eieren kreeg je nou ook weer niet mee, daar waren ze te duur voor.

We hebben ook nog een paar winters op de weg kunnen schaatsen: op een dikke laag ijzel. Er werd zelfs nog in het donker geschaatst, op van die Friese (houten) doorlopers met zo’n grote krul voorop. Later vonden we die krul ouderwets en zaagden we die eraf, dan leek het weer heel wat.

In de Boskamp bouwden we na schooltijd en in de schoolvakanties vaak hutten. Verre reizen maken was er in die tijd namelijk niet bij. Ook werden we vaak nagezeten door boswachter Arping, omdat we volgens hem kattekwaad uithaalden. Het waren echter maar kwajongensstreken die niemand schade berokkenden.

Als je de Bree (Berkhorst) opging dan kwam je rechts aan de achterkant van de boomgaarden van Buddingh en Harthoorn. Die hadden altijd van die lekkere appels, veel lekkerder dan bij ons thuis. En ook wij dachten: ‘Aan een boom zo vol gehangen mist men één, twee pruimpjes (appels) niet.’

Buurtpreventie, gezinszorg en andere sociale hulp en voorzieningen waren er niet of slechts in geringe mate. Alleen één wijkverpleegster hadden we en die woonde in de Wilhelmina Ziekenverpleging, nu ‘Heerenhuijs’ aan de Dorpsstraat. Zij bood heel Scherpenzeel in die tijd de hoognodige hulp. Veel oud Scherpenzelers zullen zich zeker zuster Smit, een ware  ‘moeder Thérésa’, nog wel herinneren.

Men was in die tijd sterk aangewezen op elkaar. Bij ziekte en andere calamiteiten werden de problemen zonder enige betaling over en weer opgelost.

Uiteraard is dit maar een zeer beknopte beschrijving van wat er in die tijd zoal gebeurde. Maar daar is natuurlijk veel meer gebeurd. Misschien klimt een andere bewoner in de pen met een vervolg op dit artikel.

En mochten er zaken genoemd zijn die niet voor de volle 100% juist zijn weergegeven, dan mijn excuses hiervoor.

Een bewoner uit die tijd.

Lid worden?

Oud Scherpenzeel heeft al 981 !!! leden! Lid worden van "Oud Scherpenzeel"? Kosten lidmaatschap per jaar: € 17,50 Ja, ik wil lid worden!