Blad 2008-3

HEROPENING VAN HET DOCUMENTATIECENTRUM

(door: Piet Valkenburg)

Zaterdag 13 september jl. was het dan zover, we konden eindelijk ons nieuw ingerichte en uitgebreide documentatiecentrum in het Koetshuis heropenen! Vanzelfsprekend ging daar heel wat aan vooraf: bloed, zweet en tranen; hoewel die tranen nog wel meevielen. Zweet zeker, want het bestuur en de vrijwilligers hebben tot op de avond vóór de heropening nog hard doorgewerkt om de laatste hand te kunnen leggen, de laatste lamp op te hangen, het laatste schroefje aan te draaien. Bloed ook: niet iedereen was het (meer) gewend om bijv. met een hamer om te gaan en tja … dan wordt er wel eens op een vinger in plaats van op een spijker geslagen.

 Zoals u wellicht nog wel weet huisden we voorheen op een zolderkamer en op de zolder van het Koetshuis. We werden door de Stichting Gelderse Kasteelen in de gelegenheid gesteld om het voormalige politiebureau erbij te gaan huren en kregen van de leden fiat tijdens de laatste Jaarvergadering. Ondanks een jaarlijkse subsidie van de gemeente zouden de kosten immers fiks hoger worden, wat voor de leden neerkwam op een contributieverhoging tot 15 Euro per jaar (vanaf 2009).

Vanaf april 2008 is er vervolgens hard gewerkt om op Open Monumentendag het Documentatiecentrum te kunnen heropenen. Deze dag was door het bestuur bewust gekozen om deze toch al feestelijke dag extra luister bij te kunnen zetten: het Koetshuis is immers ook een Scherpen-zeels monument en de heropening van deze nieuwe bestemming mocht niet onopgemerkt voorbijgaan!

 In het Park bij Huize Scherpen-zeel, op de vroege zaterdag-ochtend, om 09.30 uur, opende onze burgemeester J.J.H. Colijn-de Raat de Open Monumentendag door de lont aan te steken van een historisch kanon: een drieponder zoals die gebruikt werden in de Napoleontische tijd.  Dit gebeurde met een daverende knal waarbij door een van de artilleristen fijntjes werd opgemerk : ”als er nog bewoners van ”Huis in de Wei” slapen, dan zullen ze nu wel wakker zijn”. Aangezien de burgemeester met succes het kanon had afgevuurd mocht ze zich artillerist noemen en werd ze ingewijd door, ondanks het vroege uur, een “neutje” te nuttigen samen met de andere artilleristen (zie foto). De genodigden werden vervolgens rondgeleid en ingewijd in de historie van Huize Scherpenzeel door gidsen van Vereniging Oud-Scherpenzeel. Hierna liep het gezelschap  naar het Koetshuis waar bij de ingang van het Documentatiecentrum ondanks het druilerige weer al een grote groep belangstellenden verzameld was. Door onze voorzitter, Wim Schimmel, werden de belangstellenden verwelkomd en werd verteld hoe een en ander tot stand was gekomen. Vervolgens werd door de burgemeester op symbolische wijze de oude bestemming van het Koetshuis weggehaald: een grote politievlag werd van de ingang weggetrokken waardoor de nieuwe bestemming werd onthuld, namelijk het naambord van de Vereniging Oud-Scherpenzeel. Hierna werd een ieder in het documentatiecentrum een “historisch” drankje aangeboden: een glaasje boerenjongens. De vele belangstellenden konden vervolgens een kijkje nemen in de ruimtes van het nieuwe documentatie centrum. Burgemeester Colijn in het bijzijn van voorzitter Wim Schimmel en bestuurslid Jaap Smit bestuderen een net ontvangen boekje van mevrouw Meta Daniëls ( r.)

Vanzelfsprekend mocht niet alleen de fraaie ontvangstruimte met de bibliotheek en de vele fotoboeken op een ruime belangstelling rekenen, maar ook de voorwerpenzolder, de genealogieruimte, het “papieren archief” en de fotowerkkamer.

Natuurlijk was het voor ons als bestuur en voor de vele vrijwilligers die meegewerkt hebben fijn om de vele complimentjes in ontvangst te nemen. Maar behalve complimenten kregen we van een aantal leden ook diverse historische geschenken overhandigd (vermeld achterin dit blad) en uit het feit dat zich deze dag 14 nieuwe leden aangemeld hebben, bleek wel dat de belangstelling niet alleen uit bestaande leden bestond!  Naar onze schatting hebben deze zaterdag zo’n 500 mensen het nieuwe documentatiecentrum bezocht en deze opkomst was boven alle verwachting!  

Het thema van Open Monumentendag dit jaar was “sporen”. Ter  gelegenheid hiervan was ook een aantal andere monumenten voor het publiek toegankelijk: in  de Ned.Herv. Kerk konden bezoekers met een informatiegidsje op zoek naar “sporen uit het verleden” en luisteren naar de klanken van het nieuwe orgel: niet helemaal toevallig was het deze 13e september ook Nationale Orgeldag. Ook hier was de belangstelling opvallend groot en was het daarom des te jammer dat de beklimming van de toren geen doorgang heeft kunnen vinden door een tekort aan vrijwilligers.

De hele dag lang konden mensen een rondleiding krijgen door Huize Scherpenzeel en de belangstelling was zo groot dat niet alleen door gidsen van Oud-Scherpenzeel rondleidingen werden gegeven, maar ook een enthousiaste medewerker van de Stichting Vernieuwing Gelderse Vallei rondleidingen ging verzorgen.

Het bezoekersaantal in Huize Scherpenzeel werd geschat op maar liefst 600, waarbij we helaas zelfs enkele mensen hebben moeten teleurstellen.

Ook Hoeve De Beek aan de Brinkkanterweg was geopend voor het publiek en kon de in 19e eeuwse stijl ingerichte woning van de familie Ploeg bezichtigd worden. Voor velen een feest van herkenning, maar voor veel jongeren en voor mensen van elders ook een nieuwe wereld die openging. Buiten konden oude appelrassen worden aanschouwd en natuurlijk kon ook de loopgraaf worden bezocht.

Al met al was de Open Monumentendag in combinatie met de opening van het nieuwe Documentatiecentrum een groot succes!

  ”Noe eerst effe Proate !”

 In de  rubriek ”Noe eerst effe Proate !” interviewt Piet Valkenburg jonge en oude, bekende en onbekende, kortom allerlei Scherpenzelers, die iets leuks of interessants over Scherpenzeel te vertellen hebben.

Naar aanleiding van het interview met Johan Lagerweij werd ik aangesproken door de heer Groen die mij graag meer wilde vertellen over het ontstaan en het reilen en zeilen van het Comité voor Scherpenzeelse Cahiers. Vandaar dat Mr. Groen, zoals vele  Scherpenzelers hem zullen kennen, door mij werd opgezocht in zijn woning aan het Ben Goerionplein.

 Mr. Groen valt direct met de deur in huis door te melden dat hij geen geboren en getogen Scherpenzeler is: “Ik ben als Klaas Groen in Gorinchem geboren op 29 februari 1912. Mijn vader kwam uit Muiden, maar ik heb zelf nog wel eens onderzoek gedaan naar de herkomst van de familienaam Groen en dat bleek Oudewater te zijn. In Willeskop bij Oudewater woonden althans tot voor kort nog steeds rooms-katholieke boeren met de naam Groen. In Zuid-Holland heeft een moedige priester in de tijd van de Reformatie zijn schaapjes bij elkaar gehouden en zodoende heb je in Zuid-Holland nog steeds enige roomse enclaves. In Oudewater staat ook nog steeds een flinke katholieke kerk.

In 1750 voer een schippersknecht Lucas Groen langs de Lange Linschoten en de Vecht naar Muiden en kwam daar een gereformeerd meisje tegen. Daar kwam een huwelijk uit voort. Mijn vader, Cornelis Groen, groeide op in Muiden waar mijn grootvader een kleine  scheepswerf had. Hij was de oudste zoon en werd opgeleid tot onderwijzer. Op zijn 25e werd hij leraar  aan de Christelijke Kweekschool in Gorinchem. Na 18 jaar werd hij directeur van deze school en dat is hij nog 24 jaar gebleven.

Mijn vader leerde zijn vrouw kennen op de Groen van Prinsterer Kweekschool in Doetinchem, waar hij de opleiding tot onderwijzer volgde. Mijn moeder, tot hun huwelijk ook onderwijzeres, kwam uit Twente; zij heette Trijntje Johanna Brookhuis. Als je goed opgelet hebt, heb je gezien dat dit nu de naam van ons huis is.

De naam Brookhuis komt oorspronkelijk uit Uelsen in het Bentheimse, dus net over de grens met Duitsland. Mijn ouders trouwden in 1911 en kregen drie zonen, waarvan ik de oudste ben.

 Ik ben ook in Gorkum naar school gegaan en daarna ben ik in 1931 rechten gaan studeren aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Daar heb ik in 1935 met goed gevolg het doctoraal examen afgelegd en daarmee was ik Meester in de Rechten. Vervolgens heb ik een grote variatie aan diverse betrekkingen gehad, maar die zijn voor u en de Scherpenzelers niet interessant. Zeg maar 12 ambachten en gelukkig geen 13 ongelukken.

Wat wel van belang is, is dat ik van oktober 1946 tot eind februari 1957 directeur ben geweest van de Dr. Abraham Kuyperstichting, in die tijd het politiek wetenschappelijk centrum van de Anti- Revolutionaire Partij (ARP). De ARP is, zoals bekend, één van de partijen waaruit het huidige CDA is ontstaan. Daarna was ik 7½ jaar departements-ambtenaar en in 1964 werd ik voorzitter van de Raad van Beroep en van het Ambtenarengerecht in Arnhem (zie foto; ca. 1986).

Dat was ik tien jaar. Na die tien jaar werd ik lid van de Centrale Raad van Beroep in Utrecht. De Centrale Raad van Beroep is de hoogste bestuursrechter die oordeelt in hoger beroep over geschillen op het terrein van de sociale zekerheid en in ambtenarenzaken.

In die tijd ben ik verhuisd van Velp naar Scherpenzeel, waar wij dit huis aan het Ben Goerionplein lieten bouwen. Ik bleef lid van de Centrale Raad tot 1982. Toen werd ik 70 en dat was voor deze functie de uiterste pensioenleeftijd.

Nieuwjaarsreceptie eind jaren ‘70 met burgemeester  en mevr. Heij en wethouder G. van Kampen.

Hier in Scherpenzeel was ik voorzitter van de commissie voor bezwaar- en beroeps-chriften en dat ben ik  tot 1994 gebleven.

In de tijd dat ik directeur was van de Kuyperstichting had ik een medewerker die later burgermeester van Ridderkerk is geworden. Zo omstreeks 1980 werd ik door hem uitgenodigd een dagje langs te komen in Ridderkerk. We kwamen daarbij ook langs het Huis ten Donck (zie foto onder). Dat huis was gerestaureerd en naar aanleiding van deze  restauratie was toen een boekje uitgegeven in samenwerking tussen de ANWB en de Nederlandse Kastelenstichting. Het bleek een aardig,  informatief en goed geïllustreerd boekje te zijn.

Douwe Kroodsma begroet Prinses Beatrix en Prins Claus. In die tijd woonde ik al vlakbij het park van Huize Scherpenzeel. Een aantal jaren daarvoor had de gemeente het park, het Huis en het Koetshuis aangekocht. Eerst hebben die gebouwen danig staan te verkommeren, maar nadat er geld beschikbaar was gekomen, kon er begonnen worden met de restauratie.

Eerst was het Koetshuis aan de beurt en dat werd in 1979 door toen nog Prinses Beatrix en Prins Claus geopend. Daarna werd begonnen met de restauratie van Huize Scherpenzeel.

In die tijd had ik een hond en daarmee liep ik met regelmaat door het park. Toen kwam ik op het idee dat het wel aardig zou zijn als ook van Huize Scherpenzeel een boekwerkje zou verschijnen als de boekwerkjes in die serie van de ANWB.

Dat is het begin geworden van het Comité voor Scherpenzeelse Cahiers. Ik ging namelijk met mijn idee naar de toenmalige wethouder Douwe Kroodsma. Ik kende deze wethouder goed, want ik ben de eerste voorzitter van de afdeling van het CDA geweest en Kroodsma was toen de secretaris. Kroodsma was meteen enthousiast en kwam met het idee een comité te vormen. Kroodsma wist wel wie we in zo’n comité nodig hadden. Natuurlijk iemand die zich bezig hield met de geschiedenis van Scherpenzeel, maar ook iemand die zich bezig kon houden me het werven van fondsen voor zo’n boekje.

 Het eerste werkgroepje bestond daarom uit : Douwe Kroodsma als voorzitter, mevr. Prins-Schimmel die als kunsthistorica de restauratie van het Huis begeleidde, ing. Willem van Maren die toen voorzitter van Oud-Scherpenzeel was, Chris Sangers want hij zou de foto’s en allerlei afbeeldingen kunnen verzorgen, Johan Lagerweij als heemkundige, Harry van Gemert als fondsenwerver en tenslotte ikzelf als initiator. 

De heer Van Gemert gebruikte in de eerste vergadering de naam  “Initiatiefgroep boekje Huize Scherpenzeel” en die naam is toen aangehouden.

Een van de eerste zaken die geregeld moesten worden was de vraag wie zo’n boekje over Huize Scherpenzeel zou moeten schrijven. Al meteen viel de keus op mevr. Prins-Schimmel. Daar is dus het boek ‘’Huize Scherpenzeel. De geschiedenis van versterkt huis tot gemeentehuis’’ uit voortgekomen. Een kloek boek met fraaie illustraties en wetenschappelijk verantwoord. Het boek werd aangeboden bij gelegenheid van de opening van het gerestaureerde Huize Scherpenzeel door Commissaris der Koningin Geertsema. 

De oplage was, meen ik, 1000 exemplaren, waarvan door de gemeente 250 exemplaren werden afgenomen. De uitgave was een succes en we hielden er als comité zelfs 5000 gulden aan over.

 We hadden toen de smaak te pakken en de volgende uitgave zou “Gezicht op Scherpenzeel, een grensgeval” gaan worden. De  inleidende artikelen van dit boek gaan over de ontwikkeling van het landschap van Scherpenzeel. In de door dr. Londo geleverde bijdrage is de grote verandering van het ons omringende landschap sedert 1850 beschreven. Deze verandering was met name het gevolg van het gebruik van kunstmest. Ook komt uit dat we het gevarieerde landschap rond Scherpenzeel mede te danken hebben aan de groot-grondbezitters: zij wilden bos hebben om te kunnen jagen. In dit boek werden de diverse hoofdstukken door verschillende auteurs geschreven, onder andere door Willem van Maren, Johan Lagerweij, Egbert Wolleswinkel, mevr. Prins-Schimmel over het door de oorlog bepaalde straatbeeld van Scherpenzeel en Conny Eichelsheim met een verhaal over de postgeschiedenis van Scherpenzeel. De rijke inhoud van deze bundel is hiermee maar summier aangeduid.

  In deze uitgave staat ook een ludieke bijdrage over de herkomst van de naam Scherpenzeel. Dit onderwerp wilden we er ook graag in hebben, want op diverse manieren wordt de naam verklaard. Het laatste deel van de naam Scherpenzeel “zeel” of “zele” komt van “sala”, wat “versterkt huis”  betekent. Maar het stukje “Scherpen” in de naam is moeilijker. Er wordt wel verzonnen dat dit zou slaan op scherpe palissades rondom een versterkt huis. Maar dit is onzin.  Wij wilden wel eens weten waar de naam werkelijk vandaan komt en we hebben professor Huisman, verbonden aan de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, bereid gevonden daar iets over te schrijven. Een onderdeel van deze Akademie houdt zich bezig met het onderzoek naar de herkomst van Nederlandse plaatsnamen. Professor Huisman kwam tot zes mogelijke verklaringen voor de naam Scherpenzeel. Een veel gehoorde verklaring is bijvoorbeeld dat Scherpenzeel op een zandige verhoging ligt die met een scherpe hoek uitsteekt in de provincie Utrecht, maar deze uitleg wordt verworpen door de professor. Volgens hem is de meest aannemelijke verklaring dat ‘’Scherp’’ komt van een mans naam Scarpo, die betekent zoiets als ‘’scherpte des zwaards’’.

Ook na dit boek bleken we nog zo’n 5000 gulden in kas te hebben en dus gingen we omkijken naar een volgend onderwerp.  Ik geloof dat het Johan Lagerweij was die opmerkte dat de weg van Bavoort over Woudenberg en Scherpenzeel richting Ede en Arnhem  zo’n 150 jaar oud moest zijn, want deze weg werd omstreeks 1830 aangelegd. Dit was de aanleiding tot het boek “Scherpenzeel, Poort van Gelderland”, waarvan dr. Klesser de redactie op zich nam. In dit boek wordt ook beschreven wat de herkomst  is van de diverse straatnamen in Scherpenzeel.

 Na verloop van tijd werd de naam “Initiatiefgroep boekje Huize Scherpenzeel” vervangen door die van “Comité voor Scherpenzeelse Cahiers”. In 1996 stierf Douwe Kroodsma en werd Willem van Maren voorzitter. Onder zijn voorzitterschap werd het Comité ondergebracht in een stichting. Op een gegeven moment zag Harry van Gemert zich genoodzaakt het Comité te verlaten en haalden we dr. Klesser erin.

Het volgende boek “Leven en werken in Scherpenzeel 1750 – 1910” ontstond doordat Douwe Kroodsma graag een boekje over de ontwikkeling van de economie van Scherpenzeel wilde zien verschijnen. Het had wel wat voeten in aarde voordat dit boekje ook daadwerkelijk tot stand kwam. Uiteindelijk kwamen we via zijn hoogleraar aan een student Huijts, die een doctoraalscriptie moest schrijven. Zijn doctoraalscriptie werd genoemd: “Leven en werken in Scherpenzeel 1750 – 1910: een sociaal-economisch onderzoek naar het verleden van een dorp in de Gelderse Vallei”. Dit laatste boekje bleek jammer genoeg niet zo aan te slaan en de verkoop is dan ook wat tegengevallen.

Tenslotte kwam in 1996 de laatste bundel uit van het Comité : “Van Scarpenzele tot Scherpenzeel”. Dat is wederom een breed opgezette verzameling bijdragen over allerlei aspecten van Scherpenzeel. Ook hier voerde dr. Klesser de redactie.

Na deze laatste uitgave zijn de activiteiten van het comité stil komen te liggen, althans er kwamen geen uitgaven meer uit voort. We kwamen geen onderwerpen meer tegen die interessant waren en enig niveau hadden. We wilden namelijk net iets meer bieden dan een boekwerkje met veel foto’s of een ander pretentieloos iets. Onze uitgaven hoefden niet wetenschappelijk van aard te zijn, maar moesten wel van enig niveau zijn. Er is nog een idee van Harry van Gemert geweest om een kalender samen te stellen, maar dit idee heeft het nooit gehaald. Op dit moment zijn we dan ook nog steeds een zeg maar slapend comité en ik zie er van komen dat het op een gegeven moment afgelopen zal zijn.

U vraagt me nog naar mijn gezin. Ik was ambtelijk secretaris bij de Ned. Christelijke Aannemers- en Bouwvakpatroonsbond, gevestigd  in Utrecht. Daar in Utrecht heb ik mijn vrouw leren kennen.

Mevrouw Groen op bijna 39-jarige leeftijd.

 Zij was een dochter van de wethouder en loco-burgemeester van Utrecht, Hendrik Botterweg; ze heette Elisabeth Botterweg. Tja, waar komt die naam nu vandaan. Mij is gebleken dat de oudste Botterweg in ons land afkomstig was uit Kalden bij Kassel in Hessen, die als eerste van drie broers in 1750 naar Nederland is geëmigreerd. De oudst bekende voorvader, omstreeks 1650, was Augustin  Butterweck, boer en bakker. Een Butterweck is zoveel als een luxe broodje, zoiets als een kadetje.

Mijn vrouw was geboren op 24 april 1918; zij was apothekers-assistente. Sinds de bevrijding was zij actief in de vrouwenbeweging. Zij overleed eind 2000.

Wij trouwden in 1940, nog in de mobilisatietijd. Ik was toen reserve-tweede luitenant voor Algemene Dienst. In 1951 ging ik over naar de de Militair-Juridische Dienst en daar ben ik in 1972 als reserve-luitenant-kolonel gepensioneerd.

 We kregen drie kinderen: mijn oudste dochter werd op 16 juni 1941, Waterloodag, geboren; zij kreeg  Oranjenamen mee, voluit Beatrix Joan Henriëtte Irene.

De foto die u aanwijst is van mijn dochter. Daar hoort een aardig verhaal bij: mijn dochter had een foto laten maken bij een fotograaf in de Voorstraat in Utrecht en toen zij maanden later langs die fotozaak kwam, zag zij de sterk vergrote foto in de etalage en mocht die meenemen. Een heel fraaie foto.

Vrouw en kinderen, 1957. Onze tweede was een zoon, Victor Cornelis, die helaas op 43-jarige leeftijd is overleden. Onze jongste was weer een dochter: Desirée Bernadette Elisabeth.

Door Mr. Groen aangenomen familiewapen met de wapenspreuk – uit het Latijn vertaald – ‘Goede wetten strekken der vrijheid tot steun’. Ik heb het idee dat er nog eens een artikel moet komen over de herkomst van de naam Röell. We hebben hier in Scherpenzeel een Röell gehad als burgemeester. In 1940 ontmoette ik generaal Röell, van wie deze burgemeester vrij verre familie was, die mij een verklaring van de naam Röell gaf. Nu heb ik zelf niet meer zo’n vaste schrijfhand, dus wellicht dat ik dan nog eens bij u aanklop.”

DE KNOOT

In de Dorpsstraat heeft eeuwenlang een huis gestaan dat De Knoot heet. De naam komt de eerste keer voor in 1664, als Maria, de dochter van Peter Jansen wordt geboren in het huis genaamd Knootwillige. Bij de doop van zusjes en broer staat De Knoot. Daarmee staat vast wat de naam betekent: de knot(wilg). Het is een woning met 930 m² grond die in 1721 wordt gesplitst in twee arbeiderswoningen. Als je er voor staat is de linkerkant de Woonwinkel van Woonstede, Dorpsstraat 234 en de rechterkant is het oostelijk deel van Super de Boer, Dorpsstraat 238.

Het huis moet tussen 1641 en 1664 zijn gebouwd. Op de Vogelvluchtperspectiefkaart van Jan van Diepenem uit 1641 staat hij nog niet. Willem Petersen is van 1668-1686 eigenaar, maar woont er zelf niet. Peter Jansen woont er en bijft er tot 1682 wonen en verhuist dan naar een huis iets verderop in de Dorpsstraat. Voortaan heet hij Peter Jansen Knoot en ook zijn kinderen dragen deze bijnaam. Deze bijnaam komt via vrouwelijke lijn in de familie Osnabrugge, die er zelf nooit hebben gewoond en wordt nog tot 1800 gebruikt. Hoe dat zit? Nu verder met het huis. Zoals gezegd worden het in 1721 twee arbeiderswoningen. Links woont Jantje Tijmens en rechts Jantje Otten van Wolfswinkel. Deze rechterzijde wordt van 1737-1862 van de diaconie van de Grote kerk die het aan de armen verhuurt.

De linkerzijde is groter en wordt in 1787 voor ƒ 175,– verkocht aan Peter van Maanen. Daarin vestigt hij en later zijn zoon Arris van Maanen een winkeltje tot ongeveer 1840. Na die tijd wordt dit deel ook gesplitst tot twee arbeiderswoningen, gehuurd door de wed. Hienkamp voor 60 cent per week en de wed. Donkersteeg voor 40 cent per week. Nu bestaat De Knoot dus uit drie woningen. Voor het laatst wordt de naam in 1878 genoemd.

Wij kennen dit huis vooral als de woning en winkel van Broertjes.

In de rechterzijde was in de vorige eeuw de slagerij van Sipman gevestigd, later de groentenwinkel van Golstijn; Vlastuin, de loodgieter; Wallet, auto onderdelen en autosloper; dan de Spar en nu dus Super de Boer

De Nieuwe Knoot

Er is ook een huis geweest dat De Nieuwe Knoot heette. Links naast De Knoot lag een onbebouwde strook (nu het pleintje tegenover drogisterij Tollenaar) en daarnaast wordt in dezelfde tijd een huis gebouwd. Het stond waar nu Evert van Doorn woont, Dorpsstraat 228. Het huis dankt de naam aan Dirk en Judith Petersen Knoot, een broer en zus die zelf in De Knoot zijn geboren. Als zij in 1732 in dit huis gaan wonen noemen zij het De Nieuwe Knoot. De naam wordt voor het laatst vermeld in 1801 als Willem Weening en Ariaantje Teeseling het voor ƒ 232,– kopen van Hendrik van Rees en Johanna Outhoff. Er staat: ‘een half huis en hof genaamd De Nieuwe Knoot aan het westeinde van het dorp, de wederhelft behoort Bart Outhoff’.

Henk van Woudenberg

Oproep!

De in dit artikel geplaatste foto is de enig bekende foto waarop De Knoot te zien is. Misschien zijn er onder onze lezers die over een andere foto beschikken waarop De Knoot staat afgebeeld. Neemt u dan alstublieft contact op met de redactie. Graag willen wij voor ons archief daar een kopie van maken.

Jan Bakker de slager

Bakker de bakker, Bakker de smid,  Bakker de mulder, Bakker de schilder en Bakker de slager, allemaal Scherpenzeelse midden-standers met dezelfde achternaam uit een nabij of verder verleden. De slagerij van Jan Bakker ligt ons allemaal nog vers in het geheugen. Het is dan ook nog niet zo heel lang geleden dat Jan met zijn bedrijf is gestopt. Over de geschiedenis van zijn slagerij wordt hier verteld.

Jan Bakker In het begin van de vorige eeuw heeft de opa van Jan Bakker, die ook Jan Bakker heette,  een bakkerszaak op de Schreiheuvel, ook wel de Put genoemd. Zijn zoon Jan (1910) voelt er kennelijk niet voor om ook bakker te worden, want na zijn schooltijd wordt hij timmerman. Zodra hij werkloos wordt, treedt hij in 1928 als slagersknecht in dienst bij slager Henk Inkenhaag, waar hij vier jaar blijft werken. Hij voldoet prima, want als hij in 1932 bij Inkenhaag weggaat, krijgt hij een getuigschrift waarin Henk Inkenhaag verklaart dat Jan zich in alle opzichten netjes en eerlijk heeft gedragen.  

 

Via omzwervingen in Putten, Baarn en Bennekom, waar hij zijn latere vrouw Ali van de Craats leert kennen, komt Jan in 1937 weer terug in Scherpenzeel. Hier koopt hij het pand Dorpsstraat nummer A39 (naast het Hooge Huys) waarin hij een slagerij met daarbij een automatiek vestigt. In hetzelfde jaar trouwen Jan en Ali. Het echtpaar Bakker krijgt vier kinderen: Jan (1938), Bart (1941), Gerda (1945) en Marijke (1950).

Jan Bakker sr. Ali Bakker-van de Craats  

 

 

 

 

 

 

 

 

Door militairen die in 1939 in Scherpenzeel zijn gelegerd worden regelmatig kroketten en gehaktballen uit de automatiek getrokken, zoals op de foto hierboven te zien is. Evenals de meeste Scherpenzelers is ook familie Bakker in mei 1940 naar Winkel geëvacueerd geweest. Na terugkomst blijken de slagerij en het woonhuis gelukkig niet noemenswaardig te zijn beschadigd, zodat de werkzaamheden weer snel kunnen worden hervat. In de oorlogsjaren wordt er niet veel omgezet. Ook vlees is op de bon. In deze periode gaan Jan en slagersknecht Wim Ultee uit Veenendaal regelmatig illegaal slachten bij de boeren. Ook Niek van de Kraats die jarenlang naast zijn dagelijks werk Jan Bakker heeft helpen slachten in zijn slagerij doet hetzelfde in de oorlog. Als Niek op een keer met een geslacht varken op de kruiwagen de politie tegemoet loopt, zijn de agenten zo vriendelijk een straatje om te gaan in plaats van hem te arresteren. Ze laten het illegale slachten oogluikend toe. Tot zijn 78e jaar heeft Niek naast slachten allerlei andere klusjes opgeknapt voor de familie Bakker. Bij nacht en ontij heeft hij voor hen klaargestaan.

Tegenwoordig is vet een vleesproduct waar velen hun neus voor ophalen, maar in de oorlogsjaren is vet zeker tien keer zoveel waard  als vlees, vanwege de hoge voedingswaarde. Ook wordt het gesmolten vet, dat per beker wordt verkocht, later veel gebruikt om vlees in te braden. Wanneer het door oorlogshandelingen net voor de bevrijding onrustig is in Scherpenzeel, vertrekt de hoogzwangere Ali Bakker met haar twee zonen naar Lunteren dat dan al is bevrijd. Korte tijd later besluit Jan zijn vrouw en kinderen weer op te halen. Ter hoogte van boerderij Veelust op de Veenschoterweg wordt het gezin staande gehouden. Alleen mevrouw Bakker mag onder begeleiding van dokter Wensink naar huis. De anderen mogen Scherpenzeel nog niet in. Via de Veenschoterweg en het Kerstavondpad weten echter ook Jan en zijn beide zonen het ouderlijk huis te bereiken. Net na de bevrijding wordt op 12 mei dochter Gerda in Scherpenzeel geboren.

Na de lagere school bezoekt Jan jr. enige tijd de middelbare school in Veenendaal. Hoewel hij voldoende capaciteiten heeft om goede resultaten te boeken op school, zijn de cijfers ondermaats. Jan gaat liever bij zijn vader in de slagerij werken. Op 14-jarige leeftijd verlaat Jan in 1952 de middelbare school en wordt hij slagersknecht in de zaak van zijn ouders. Later bezoekt hij de handelsavondschool waar hij wel zijn best doet. Het leven als slagersknecht is zwaar: op maandagmorgen, als er geslacht wordt, begint de dag om 5 uur, terwijl op zaterdag de bestellingen voor 8 uur ’s morgens moeten zijn klaargemaakt en rondgebracht, want dan gaat de winkel open. Dit betekent dat Jan dan al om half vijf ’s morgens moet opstaan. Op zaterdag is de winkel tot 7 uur ’s avonds geopend, daarna moet er nog worden schoongemaakt. Naast het werk in de slagerij, wordt er ook regelmatig bij de boeren thuis geslacht. Ook dit gebeurt meestal voordat de winkel opengaat. De winkel wordt in die tijd vooral door mevrouw Bakker waargenomen. Zo werkt Jan op jonge leeftijd al zes dagen in de week en maakt hij werkweken van meer dan 70 uur. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij zondags in de kerk wel eens in slaap valt.

Wekelijks worden er 1 à 2 koeien geslacht, die meestal door de boeren op de markt op woensdag worden aangeboden. Daarnaast worden er op maandag ook enkele varkens geslacht die ook vaak afkomstig zijn van Scherpenzelers, die achter hun huis in de schuur één en soms twee varkens hebben vetgemest. Eén varken is dan meestal voor de slager en het andere varken voor eigen consumptie. In de tijd dat er nog geen vriezers zijn braden de mensen eerst het vlees om het daarna te wecken, terwijl hammen en spek worden gezouten om ze tegen bederf te beschermen. De slager bewaart het vlees dat in die week in de winkel wordt verkocht in de koelcel.

Van jongs af aan heeft Gerda haar vader in de slagerij geholpen. Als klein meisje helpt ze al bij het worst maken. Staand op een kistje doet ze het vlees in de gehaktmolen. Na haar schooltijd gaat Gerda ook thuis in de slagerij werken. Zij houdt zich naast het wegbrengen van bestellingen vooral bezig met het klaarmaken van de kroketten, gehaktballen en slaatjes die in de automatiek verkocht worden. Zeker in de tijd dat er nog geen snackbar is in het dorp loopt de automatiek als een trein. Alleen bakker Verweij heeft ook een automatiek. Voor het wisselen van geld zit er bij de automatiek een belletje en een luikje, waardoor het werk ook ’s avonds gewoon doorgaat. Sommige klanten komen ‘s avonds gewoon achterom voor hun bestelling. Aanvankelijk is de automatiek min of meer in de voordeur van het pand gemonteerd. Als in 1961 het oude pand wordt gesloopt en vervangen door nieuwbouw, dan komt de automatiek wat verder naar achteren te zitten, zodat er een portaaltje ontstaat. Gerda is nadat ze is getrouwd gestopt met haar werk in de slagerij, omdat zij buiten Scherpenzeel is gaan wonen. Omdat de automatiek erg veel tijd vergt, is Bakker hier uiteindelijk mee gestopt.

In het jaar dat de nieuwe slagerij wordt geopend trouwt Jan jr. met Annie van Elten, die vanzelfsprekend in de winkel gaat werken. Ze gaan op de Lijsterbeslaan wonen, want Jans ouders wonen boven de zaak. Jan jr. en Jan sr. gaan een maatschap aan. Ook Marijke heeft haar vader veel in de winkel geholpen. Met tussenpozen heeft ze tot aan de sluiting de klanten geholpen. Bart Bakker heeft een opleiding voor keurmeester gevolgd, welk beroep hij ook heeft uitgeoefend. Hierdoor heeft hij niet zo lang thuis in de slagerij gewerkt.

 De ambachtelijke slager maakt zijn eigen soorten worst en vleeswaren. Het assortiment van Jan Bakker bevat meer dan 25 verschillende soorten. Van heinde en ver komen klanten de verschillende vleesproducten in de winkel van Bakker kopen. Per post wordt aan een klant in Bennekom wekelijks een pakket bereide vleeswaren opgestuurd.

In de loop der jaren heeft Jan Bakker meerdere prijzen gewonnen voor zijn producten. Midden jaren tachtig krijgt hij zelfs een prijs uitgereikt door de toenmalige staatssecretaris van Landbouw de heer Ad Ploeg   (rechts op de foto).

In 1971 stappen Jan Bakker sr. en zijn echtgenote uit de zaak en gaat Jan Bakker jr. samen met zijn vrouw zelfstandig verder. Tegelijkertijd wisselen vader en zoon van woning, zodat het gezin van Jan Bakker jr. boven de slagerij komt te wonen. Vanaf dit moment is Annie volledig verantwoordelijk voor de winkel. Het zijn drukke tijden. Het gezin vraagt tenslotte ook veel aandacht, terwijl van de drie weken vakantie vaak alleen de tweede week overblijft om op adem te komen. De eerste week wordt besteed aan het opruimen en de laatste week moeten er al weer voorbereidingen worden getroffen voor het moment waarop de winkel weer opengaat. Jan Bakker sr. overlijdt in 1979.

Tijdens de beruchte jaarwisselingen in de jaren zeventig in Scherpenzeel moeten de winkelruiten het bijna jaarlijks ontgelden en ze sneuvelen dan ook regelmatig in de nieuwjaarsnacht. In het Hooge Huys is dan het politiebureau gevestigd waarop de relschoppers het vooral gemunt hebben.

V.l.n.r.: Marijke Algra-Bakker, Annie Bakker-van Elten, Jan Bakker jr. en zoon Paul. (1996) Als bijproducten worden ook nasi, bami, erwtensoep en bruine bonensoep verkocht. De soep wordt door Jan in hoeveelheden van 150 liter gemaakt. Vooral in de wintermaanden wordt er veel rookworst verkocht, maar ook voor de  zelfgemaakte balkenbrij zijn veel liefhebbers. Door strengere regelgeving mogen varkens en runderen niet meer in dezelfde ruimte worden geslacht, zodat Jan Bakker voortaan alleen nog koeien slacht, terwijl hij het varkensvlees bij een vleeshandelaar bestelt. Enkele jaren voor sluiting van de slagerij is ook een eind gekomen aan het slachten van runderen. Vanaf dat moment worden de koeien in het slachthuis in Veenendaal geslacht.

Jan en Annie hebben drie kinderen: Jan (1962), Paul (1964) en Ali (1968). Zoon Paul is ook slager en heeft tot de sluiting van de zaak met enkele onderbrekingen bij zijn ouders in de slagerij gewerkt.

Mevrouw Ali Bakker is in 1994 op 82-jarige leeftijd overleden. In 1996 besluiten Jan en Annie de winkel te sluiten. Hierna heeft Jan nog parttime bij collega’s in de omgeving gewerkt. Zoon Paul is in Achterveld als slager gaan werken bij slager Van der Donk, wiens vader ook enkele jaren een slagerij in Scherpenzeel heeft gehad.

 

 SLAGER DIRK VAN DOLDER

In mei stond een artikel over slagers in Scherpenzeel in de Scherpenzeelse Krant. Naar aanleiding van dit verhaal heeft slager Van Dolder uit Zeist contact met me opgenomen. Zijn opa heeft aan het begin van de vorige eeuw een slagerij in Scherpenzeel gehad aan de Dorpsstraat (naast het Huys der Heelmeesters). Als “bewijs” stuurde de heer Van Dolder bijgaande foto. Het pand op de foto is in de oorlog verwoest. Dirk van Dolder is in 1913 op 24-jarige leeftijd in Zeist getrouwd met de toen 22-jarige Jeane Therèse Julie van Hunnik. Vermoedelijk is het echtpaar hierna naar Scherpenzeel gekomen en hebben zij toen hier hun slagerij geopend, maar dat is niet helemaal zeker. Misschien is Dirk al eerder begonnen met de slagerij.

Op bovenstaande foto uit 1916 staan Dirk en zijn vrouw met hun dochter Neeltje die afgelopen zomer op 93-jarige leeftijd is overleden. Twee andere kinderen, Jansje (1916) en Wessel (1918) zijn ook hier geboren en gedoopt. De heer Van Dolder is geïnteresseerd in de geschiedenis van de slagerij, omdat de familie wellicht over niet al te lange tijd het honderdjarig bestaan van de slagerij  kan vieren. Opmerkelijk is overigens dat er in Scherpenzeel later ook een slager Van Hunnik is geweest. Familie van Van Dolder? Als u aanvullende informatie heeft over slagerij Van Dolder of Van Hunnik, wilt u dan contact opnemen met Wim van de Berg, tel.033-2772183. De familie Van Dolder zal u zeer erkentelijk zijn.