DE SMEDERIJ VAN BAKKER

Mijn opa C.A.Bakker (1875) was eind 19e eeuw smidsknecht bij Berendse tegenover de Holevoet. In 1895 behaalde hij zijn diploma op de Militaire Hoefsmidschool in Amersfoort.   

Op de foto, genomen tijdens het examen in 1895, staat Cees Bakker tweede van links.

 Rond 1900 start mijn opa z’n eigen zaak aan huis in de Kromme Hoek. Bij burgemeester en wethouders komt in 1908 het verzoek tot de bouw van de smederij aan de Dorpsstraat.  

Het jonge gezin Bakker woont dan reeds in drie geschakelde kleine huisjes met op het achtererf hooibergen, een varkens- en hooischuur. De toestemming komt, en op de plek van de drie hooibergen wordt de smederij gebouwd met hoge schoorsteen i.v.m. de voorschriften uit de hinderwet.

Een groot gedeelte wordt bestraat en voor de smederij komt een groot betonnen rond met een putje in het midden (zie foto hieronder), Hier worden later de karrenwielen neergelegd met de naaf in het midden. De nieuwe ijzeren band wordt er gloeiend heet omheen gesmeed en daarna in een koelbak vast “gekrompen”. De middelste persoon is  Driek, zoon van Cees Bakker.

  Op woensdagen was het een drukte van jewelste. De boeren brachten hun eieren naar de markt, spanden daar het paard uit en lieten het bij de smid beslaan. Bij het aanmeten van het hoefijzer wordt deze witheet voorzichtig tegen de dikke hoeflaag gedrukt wat een speciale branderige lucht teweeg bracht. Mijn opa schonk koffie, en in de keuken werden de nieuwtjes van buiten en binnen het dorp besproken. Eén keer kwam een paard en wagen in draf de gang in gereden…zonder de boer op de bok. Die kwam later, wit om de neus, aanrennen. Het paard was geschrokken en op hol geslagen. Het “gewoontedier” was naar de smid gereden om beslagen te worden.

1914-1918

Tijdens de Eerste Wereldoorlog gingen de zaken goed. Het ministerie van Oorlog bestelde bij de plaatselijke middenstand. Mijn opa leverde kachels, prikkeldraad, spades enz. en alles werd in klinkende zilveren Wilhelmientjes betaald. In 1920 openden mijn oma en opa een klein winkeltje met gereedschap, stormlantaarns en huishoudelijke artikelen. Achter de smederij werd een kleine loods gebouwd waar, bij slecht weer, paarden beslagen konden worden.

In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw schoolde mijn opa drie van de zeven kinderen tot smid. Te weten Bart en Driek (de 2 oudste kinderen) en Gerard (1917), de jongste (door Scherpenzelers Geert genoemd). Na hun leerplicht (tot 13 jaar) werkten ze mee in de smidse. ’s Avonds bezochten ze de tekenschool en deden cursussen smeden (o.a. hoefsmid) en zelfs “modern” lassen.

De mobilisatie en de oorlogsdagen

De grootste drukte was in de periode 1939/1940. De mobilisatie bracht veel werk. Mijn vader en de twee ooms die ook smid waren hoefden niet in militaire dienst, maar werden wel ‘íngelijfd’ als militair hoefsmid en de smederij werd gevorderd.

Links smidsknecht Versteeg, rechts Cees Bakker. Aan de westzijde van de smederij heeft T.H. Grootjes, een Nederlandse militair, in 1939 zijn naam in een steen geslepen. Mijn opa was kwaad, maar later werd het een kleine herinnering aan die tijd.

In de meidagen van 1940 werd het woonhuis getroffen door een granaat. De smederij bleef ongeschonden.

Vanuit de Rudolphstichting kwamen jonge jongens het vak van smid leren. Tijdens de oorlog stopte een Duits konvooi in de Dorpsstraat, waaronder een vrachtauto met een neergeschoten Brits vliegtuigje. Eén van de smidsleerlingen klom in een onbewaakt moment in de cockpit en pakte een grote dolk. Helaas werd hij betrapt, bont en blauw geslagen en meegenomen. Iedereen ontdaan en mijn opa trok snel zijn nette kleren aan en ging naar het gemeentehuis om de jongen vrij te pleiten. Na nog een pak rammel mocht hij uiteindelijk mee tot ieders opluchting. De handel zakte na 1942 in. Een greep werd in de nadagen van de oorlog niet meer verkocht, maar geruild tegen melk, eieren of spek. Zolang er voorraad Duitse plaat was, werden kachelpijpen en noodkacheltjes gemaakt. Ook de nood-verlichting en kaarsenstandaards, voor de Gereformeerde Kerk werden gemaakt. Toen mijn vader voor de Duitsers bij de Pothbrug moest werken, dook hij onder. 

De wederopbouw

Foto uit 1946. Links Cees Bakker en rechts Gerard. Na de Bevrijding kwam het gewone leven langzaam op gang. De eerste jaren werd alles gerepareerd en hersteld, want er waren nog weinig nieuwe dingen. Alles werd hergebruikt totdat het echt uit elkaar viel. In 1947 trouwden mijn ouders en namen de zaak over. Ze kregen drie kinderen Theo(1948), Greet (1950) en Gerard(1953).

De wederopbouw zorgt voor meer artikelen en halverwege de jaren vijftig wordt de winkel groots verbouwd. Twee grote etalages met ’s winters kachels en ’s zomers tuingereedschap, parasols en tuinmeubelen. De smederij komt op het tweede plan.

Gerard Bakker en zijn echtgenote bij de opening van de winkel in 1955.

Foto uit midden jaren 50. Links staat Greet Bakker en rechts Theo.

 

 

Sluiting smederij en winkel

De ‘jongens’ van Berkhof aan de Stationsweg mochten zaterdags de smederij gebruiken en reden met grote tractoren en landbouwwerktuigen op het erf. Ze lasten en repareerden alles zelf. De agrarische sector werd steeds grootschaliger en werkte meer en meer in coöperatief verband (Coöp Woudenberg). Toen de gasbel in Slochteren (±1960) werd gevonden en de kolen- en oliestook ging verdwijnen, besloten mijn ouders de smederij in 1962 te sluiten. De roerende inboedel van de smederij ging naar de werkplaats van de Gebroeders Methorst aan de Hopeseweg. De drie overgebleven ‘paardenklanten’ gingen voortaan naar de Gebroeders Van Setten.

De laatste medewerker, de heer Bart Veldhuizen, hielp mijn ouders nog jaren met het slijpen van grasmaaiers en schaatsen, naast zijn nieuwe baan bij de E.B.M. en de constructiewerkplaats van Van Heugten. De smederij werd meer een pakhuis en de loods een leuk tuinhuisje waar wij als kinderen ’s winters tafeltennisten. Begin jaren zeventig werd de achtergevel en de smederij witgesausd om zo meer eenheid te krijgen na alle verbouwingen en pleisterwerk.

Na het overlijden van mijn vader in 1973 heeft mijn moeder de winkel nog tot 1988 gerund. Daarna namen Evelien en Hans van Harskamp het woonhuis met de smederij over. De smederij werd weer actief gebruikt als timmerwerkplaats en later in stijl verbouwd tot onderkomen voor meerdere paarden.

Zo ontwikkelde het bedrijf zich in een periode van ruim honderd  jaar van klein boerenbedrijf aan het eind van de 19e eeuw tot een smederij die later werd gebruikt als pakhuis en timmerwerkplaats en nu weer ruikt naar paarden evenals een eeuw geleden.

Na de mooie renovatie door de familie Van Harskamp eind jaren tachtig kan de ‘smederij’ de komende honderd jaar er weer fris tegenaan.

Gerard Bakker.

”Noe eerst effe Proate !”  

 In de  rubriek ”Noe eerst effe Proate !” interviewt Piet Valkenburg jonge en oude, bekende en onbekende, kortom aller-lei Scherpenzelers, die iets leuks of interessants over Scherpenzeel te vertellen hebben. Van de heer C. Veenvliet ontving de vereniging Oud-Scherpenzeel een serie oude en heel fraaie foto’s. Een aantal van deze foto’s was genomen tijdens de opening van de Barneveldseweg in 1934. Hierbij zijn op deze foto’s twee meisjes opvallend aanwezig. Zij zijn in s  metteloos wit gekleed en staan daarbij tussen de vele in stemmig zwart en grijs geklede heren. Bij het zien van deze foto’s vertelde iemand spontaan ‘’Ja, dat is Cor Methorst. Zij is pas verhuisd naar het Huis in de Wei’’. Tja, toen was de keuze voor het volgende interview van ‘’Noe eerst effe Proate’’ snel gemaakt !

Cor Methorst aan het woord :“Ik heet voluit Cornelia Maria Methorst en ik ben geboren in Scherpenzeel op 1 oktober 1920. Mijn vader was Jan Jacob Methorst, geboren op 24 juni 1890. Hij kwam uit een bakkersfamilie met vijf zonen en woonde op de Nieuwstraat. Mijn moeder heettte Cornelia Maria ten Broek. Zij is geboren op 17  november 1891. Ik heb nog een broer, zes jaar ouder dan ik, Barend (zie foto links), geboren op Oudjaarsdag van 1914, en een zus, Maria, die 6 jaar jonger was dan ik. Zij is jong overleden; ze was pas 35 jaar toen zij in 1961 ten gevolge van een auto-ongeluk overleed.

Mijn vader Jan Jacob Methorst is bekend van de manufacturenzaak in het dorp. Maar ik weet niet meer wat hij daarvoor precies deed. Vader moest toen hij net getrouwd was voor de eerste Wereldoorlog in dienst. Maar moeder was toen in verwachting van Barend, dus dat kwam slecht uit !  Toen vader van zijn diensttijd terug kwam kon hij op een gegeven ogenblik een winkeltje kopen, een oud klein winkeltje aan de Dorpsstraat. Dat is het winkeltje wat op de ansichtkaart hieronder staat.   Mijn vader begon daar een kruidenierswinkeltje, met daarbij ook wat stoffen en dat laatste hebben ze toen verder uitgebreid. Maar mijn moeder was de zakenvrouw hoor! Zij was een harde werker en zij had meestal wel in de gaten waar de winst was te halen. Ik was dertien of veertien en toen hebben ze dat oude winkeltje gesloopt en op die plek hebben ze toen een nieuw pand gebouwd. In de laatste Barneveldse krant heeft een afdruk van een ansichtkaart gestaan waar dat nieuwe huis op stond ! Helaas heeft dat pand er maar vijf jaar gestaan. We moesten in de eerste oorlogsdagen in mei 1940 weg en toen we terug kwamen lag dat mooie nieuwe pand helemaal in puin. Aan het Dorpsplein, het latere Plein 1940, werd toen weer een nieuw pand gebouwd, een wederopbouwpand. Daarnaast zat Van Ekris en aan de andere kant de bakker, Van Engelenhoven. Veel later is de winkel overgegaan aan Job Methorst, hij is een zoon van mijn broer Barend en die heeft het weer later verhuurd. Nu zit er het Kruidvat. 

  

Ik kwam als kind altijd veel in het Park van Huize Scherpenzeel. Ik weet nog wel dat ik als meisje wel eens wat goederen uit de winkel naar het Huis moest brengen. Dat vond ik niet zo’n leuk klusje. Ik vond mevrouw Royaards helemaal niet aardig. Als je door het hek het Park inliep, liepen er ook altijd ganzen die op je afkwamen en waar ik bang voor was. Daarna moest je bij het Huis over het kleine bruggetje, want je mocht zeker niet door de grote entree van het Huis! Bij de deur voor de bedienden mocht je dan aanbellen en je spullen afgeven.  

Cor Methorst, kort voor haar trouwen. Ik ben getrouwd met Hendrik van Zanten. Hij is op eerste Kerstdag, 24 december 1914 in Veenendaal geboren. Zijn ouders waren Hendrik van Zanten en Nenna Hendrina van der Vendel. Dat is een voornaam die je niet zo vaak hoort en de achternamen zijn echte Veense namen! Mijn man is geboren aan het Benedeneind in Veenendaal. Eigenlijk was dat toen nog gemeente Ede en zijn ouders hadden daar een boerderijtje langs de Grift.  Hendrik en ik zijn nog getrouwd in Huize Scherpenzeel. Dat was op 21 mei 1942, dus in de oorlogsjaren. We kregen drie dochters: Nenny, zij wordt nu in juni 64 jaar oud, Corry, zij is nu 59 jaar oud en Hetty. Hetty is twee jaar geleden overleden. Zij is geboren op 13 januari 1961 en ze zou nu 47 jaar zijn geweest. Zij was een blijmoedig mens en daar ben ik blij om.  

Toen we net getrouwd waren, hebben we eerst even in Renswoude gewoond, tegenover café Vink. Hendrik kende Kees Vink ook best wel goed, ondanks dat hij eigenlijk nooit in het café kwam !

Mijn man Hendrik werkte als automonteur. Ik weet nog dat hij in die tijd 21 gulden verdiende en we moesten aan de huur al vijf gulden betalen! We hebben negen jaar in dat huis van Van de Veer gewoond en daarna drie jaar aan de Taets van Amerongenweg. Maar toen kreeg mijn broer MS en wilde hij de kruidenierswinkel wegdoen. Mijn ouders vroegen toen aan ons of wij de kruideniers-winkel wilden overnemen. Dat hebben we toen gedaan, maar niet langer dan drie jaar. Dat bleek dus echts niets voor mijn man te zijn! We hebben toen de winkel weer van de hand gedaan en mijn man kon weer bij De Haas beginnen, de Volkswagendealer. Na enige tijd werd hij daar verkoper en daar was hij echt wel goed in! Ook dat werk bleek wel slopend te zijn en nadat Hendrik een aantal hartaanvallen had gekregen werd hij op z‘n 56e afgekeurd. Pas nadat hij op z’n 65e de A.O.W. inging kon hij daar weer een beetje mee omgaan. Hendrik is nu alweer tien jaar geleden overleden.

Wat een mooie foto is dat hierboven van de feestelijke opening van de Barneveldseweg! Ik ben het meisje links en rechts staat Hilletje Vos. Ik was toen 13 of 14 jaar en ik weet nog goed dat we daarvoor in de klas lootjes gingen trekken. Ik mocht dus samen met Hilletje Vos naar de opening. Hilletje en ik konden echter helemaal niet goed met elkaar overweg! Wij praatten helemaal niet met elkaar, want we waren niet echt vriendinnen! Op de foto heb ik een kussen vast waarop de schaar lag waarmee het lint doorgeknipt werd. De man die het lintje doorknipte was een hooggeplaatst iemand van de Provincie uit Utrecht. Ik weet niet wat zijn naam was. Rechts daarachter, de man met de bolhoed, dat is Jan Blanken. De man met de hoed in de han, dat is Marinus van Harten. De oude man die achter Hilletje en mij staat, is meester Veldhuizen. De politieman rechts daarnaast is Wijnberger. Wij noemden hem altijd de veldwachter. Aan de andere kant van de Provincieman staat iemand die ik niet ken. Maar daarnaast, een beetje naar achteren, de man met de zwarte hoed, dat is volgens mij Homoet. En volgens mij is die man met die hoge hoed mijn vader! Ik wist niet dat hij zo’n mooie hoed had, maar ik zie dat hij zijn zondagse jas aan heeft. Weer daarnaast staat Gradus ten Broek. Gradus werd ‘’het zandmannetje’’ genoemd. Gradus was aannemer en als hij huizen bouwde schijnt hij altijd teveel zand in de specie gedaan te hebben, dat was goedkoper. 

Die foto moet dus in 1934 zijn genomen. De Barneveldseweg werd helemaal bestraat. Daarvoor was het een vreselijke straat, allemaal gaten en bulten. Ik weet niet of de Barneveldseweg daarom werd bestraat, maar ze begonnen daarna met het droogleggen van de Zuiderzee. De vrachtauto’s met basaltblokken kwamen door het dorp over de Barneveldseweg. Dat ging maar door, dag en nacht. Dat gaf best wel veel herrie !

Feestelijke optocht met harmonie Caecilia ter gelegenheid van de opening van de Barneveldseweg.

Ach, deze oude schoolfoto weet ik ook nog heel goed. Ik ben dat meisje met die grote zwarte strik in het haar (derde rij derde van rechts). Ik vroeg daar helemaal niet om, maar mijn moeder schepte altijd graag met mij op, en als ik eens ergens heen moest, of op de foto moest, dan kreeg ik altijd een nieuwe strik! 

Volgens mij weet ik nog wel de meeste namen.

Op de voorste rij zittend van links naar rechts : Bertus Middeldorp van ’t Zwaantje, Bertus Veldhuizen, Reindert Schoonhoven, Evert Osnabrugge van de postbode, Jan van Setten van de smid. 

De rij daarachter van links naar rechts : Dina Hooijer, Jaantje Renes, Jaantje Davelaar, Hilletje Vos, Riek Renes, Ina Silfhout van de bakker, Jaantje de Jager, ik weet niet of dat wel de goede achternaam is. Zij kwam uit een boerenfamilie. Daarnaast staat Joke Helms van de fietsenmaker.

De rij daarboven van links naar rechts : Atty Weerd zoon van de smid, Henk Golstein, zijn ouders hadden ook een kruidenierszaak, Jan ten Ham van het postkantoor, Albert van de Vliert van boerderij Ebbenhorst, Willy Kuipers, ikzelf, Greta Donselaar, haar vader was de politieman, en Truida van de Haar.

Helemaal bovenaan staan van links naar rechts: Wim Vermeulen, Bertus van de Vliert, hij woonde op boerderij Renes, Karel Lansing en Joop van Bruggen.

Ik was nog maar een jaar of acht of negen op deze klassenfoto, dus dat zal in 1929 geweest zijn. Dat is echt leuk, want ik heb deze foto zelf niet, dus ben ik hier echt wel blij mee!

Ja dat is alweer heel wat jaren geleden en nu woon ik dus in het bejaardenhuis. Ik heb voor het laatst boven de Golff gewoond en ik zit pas sinds 5 weken hier in Huis in de Wei. Dat was wel een beetje moeilijk, want eerst wilden ze me een kamer geven aan de achterkant van het huis. Maar ik kreeg een nieuw aanbod en dat werd deze kamer. Ik heb nu een mooi uitzicht op de vijver en het kasteel. Ik kan de mensen langs zien komen en dat is tenminste wat levendiger. Nee, dit is een mooie kamer en ik zit hier met plezier!

DAT GEZICHT KOMT ME BEKEND VOOR

Vorig jaar oktober stond deze foto in ons blad (2007-3). Van diverse zijden ontvingen we namen van deze DOTO-leden.

V.l.n.r.: Flory Osnabrugge, Dave Willems (Bruinhorsterlaan), Christiaan van Middendorp (Dorpsstraat, zoon van de kapper), Willem Geurts (uit Zoelen), Michel Hoksbergen (Willaerlaan), Edwin Overvest (Prinsenlaan), Wim Jurgens, Hans Pater.

DE KRUIDENIERSWINKEL VAN FAMILIE VAN HOEVELAKEN

Kortgeleden heeft in de Scherpenzeelse Krant een artikel gestaan over verdwenen kruidenierswinkels in Scherpenzeel. Eén van deze winkels is de kruidenierszaak van de familie Van Hoevelaken aan het Oosteinde. Op deze plaats wordt de geschiedenis van de winkel, die in 1977 is gesloten, voor het voetlicht gehaald.

 Roelof van Hoevelaken is in 1871 geboren in Scherpenzeel als zoon van veearts en landbouwer Jan van Hoevelaken. In 1904 treedt hij in het huwelijk met Aletta Evers die in 1881 in Ede is geboren en later met haar ouders naar Putten is verhuisd. Samen wonen en werken Roelof en Aletta op een boerderij aan het Oosteinde. (Foto links) 

Het zware werk op de boerderij kan Roelof steeds moeilijker uitoefenen, omdat hij meer en meer last krijgt van reuma. Als zijn vader Jan in 1911 op 80-jarige leeftijd overlijdt en Roelof het werk op de boerderij voornamelijk alleen moet doen, is hij genoodzaakt de boerderij met de daarbij behorende grond te verkopen en naar ander werk uit te zien. Teunisje van Hoevelaken (1863), één van de drie zusters van Roelof, neemt samen met haar man Albertus van Dijk uit Renswoude de boerderij en het grootste deel van de grond over. Het bij de boerderij behorende land is deels gelegen op de plaats waar nu woonwijk de Maatjes is en heet dan nog Knollenkamp.

Roelof besluit schuin tegenover de boerderij een woning annex kruidenierswinkel te bouwen op een stuk grond dat hij buiten de verkoop van de boerderij heeft gehouden en waar zich een boomgaard bevindt. In 1912 wordt de kruidenierswinkel geopend. Het pand wordt verzekerd “voor brandschade (die God genadig gelieve te verhoeden!)”, zo luidt een zinsnede uit de polis, voor een bedrag van 7000 gulden, waarvoor een premie van fl 5,88 per jaar moet worden betaald.

Roelof en Aletta hebben als zij verhuizen inmiddels vier kinderen: Jan (1904), Gerrit (1906), Ida (1907) en Bep (1909).

Links: Gerrit, vader Roelof en Ida; rechts: moeder Aletta, Bep en Jan.

Naast inkomsten uit de winkel, wordt er ook wat verdiend op de veiling met de verkoop van het fruit dat de boomgaard oplevert. De appels en peren worden door de kinderen geplukt, want Roelof is hiertoe door zijn zwakke fysieke gesteldheid niet in staat. Ook enkele honderden kippen en een aantal varkens zorgen voor de broodnodige inkomsten. Jan en Gerrit brengen met de kruiwagen zakken zout bij de boeren die dat gebruiken om na het  slachten het vlees te pekelen. Eén van de broers duwt de kruiwagen, terwijl de ander deze met een touw trekt. De zakken zijn zwaar en de meeste wegen zijn niet verhard.

In de winkel worden ‘droge’ levensmiddelen en allerlei huishoudelijke artikelen verkocht. Ook kun je bij de familie Van Hoevelaken terecht voor manufacturen (textielproducten) en het breien van alle wollen artikelen op de machinale breimachine waarmee zelfs wordt geadverteerd in De Holevoet in 1935. Ook producten als band, garens, sajetten (breigarens van grove wol), truien, koloniale waren, tabak, sigaren en sigaretten worden in de advertenties aangeprezen.

 Als zoon Gerrit (Gaaart) van school af is, gaat hij zijn vader in de zaak helpen. Met een transportfiets gaat Gerrit de boer op om de kruidenierswaren en textiel aan de man te brengen. De ene dag fietst hij bij de klanten langs om de bestelling van kruidenierswaren op te nemen die hij later komt bezorgen; op andere dagen rijdt hij met een afgeladen fiets met textielproducten door het buitengebied, dat zich uitstrekt van Ederveen tot Barneveld, Overberg en Woudenberg. Op de onverharde wegen komt Gerrit met zijn fiets soms nauwelijks door de blubber heen en moet hij weleens met een touw uit de bagger worden getrokken. Vooral als het ’s winters sneeuwt en erg koud is, wat in die tijd niet ongebruikelijk is, is het venten een zwaar karwei. Een enkele keer moet Gerrit zijn fiets zelfs onderweg achterlaten bij een boer, omdat hij door hevige sneeuwval niet meer thuis kan komen. Op donderdag wordt in Veenendaal textiel ingekocht bij diverse fabrikanten. Een groot deel van het assortiment bestaat uit onder- en bovenkleding, bretels, manchester broeken, overhemden en allerhande werkkleding. De opbrengst van de verkoop van deze producten vormt de belangrijkste bron van inkomsten. Temeer omdat er niet zoveel concurrentie is: Van Hoevelaken is één van de weinigen die met textiel bij de mensen thuis komt.

Op zijn route door het buitengebied komt Gerrit ook bij boer Teus Bouw in de Groep (Overberg). Bij boer Bouw ontmoet hij zijn  latere echtgenote Roelofje Snetselaar (1919) uit Ederveen, die hier in het huishouden werkt. Gerrit en Roelofje trouwen in 1943 en gaan in het ouderlijk huis van Gerrit wonen.

Roelofje en Gerrit van Hoevelaken.

Tijdens de evacuatie in 1940 is de winkel geheel leeggeroofd en bij terugkomst in Scherpenzeel zijn alle dakpannen van het huis verdwenen. In de oorlog zijn levensmiddelen schaars, zodat het aanbod in de winkel ook beperkt is. Om de klanten toch wat eetbaars te kunnen verkopen, wordt de ontbijtkoek van Van der Wal in stukken gesneden en in gedeeltes verkocht. Gerrit heeft van de Duitse bezetter een Freistellungs-Bescheinigung gekregen, zodat hij niet door hen tewerkgesteld wordt. Wanneer een Duitse soldaat op een dag aan de deur komt en tegen Gerrit, die op de bovenverdieping van het huis is, Fahrrad! schreeuwt, wijst Gerrit vanuit het raam richting Renswoude, terwijl hij zegt: “Dan mot je op Renswouw wezen”.  Deze opmerking wordt hem niet in dank afgenomen en na enkele dreigende woorden zit er niets anders op dan een fiets aan de soldaat af te staan.

Freistellungs Bescheinigung

Het werk in de kruidenierswinkel wordt inmiddels vooral door Gerrits vrouw Roelofje gedaan, want Gerrit is meestal buitenshuis aan het werk en haar schoonvader Roelof van Hoevelaken is in januari 1945 op 73-jarige leeftijd overleden.

De winkel gaat rond een uur of zeven ’s morgens open tot zes uur ’s avonds. Na sluitingstijd komen er regelmatig klanten achterom om nog even een pakje sigaretten of een kilo suiker te kopen. Suiker, erwten en bonen worden overigens uit voorraadbakken geschept, afgewogen en in tuitzakken verpakt. De vaste klanten  kopen op de pof en laten het verschuldigde bedrag opschrijven in het winkelboek om pas aan het eind van de week te betalen. Als goede klanten op zwart zaad zitten, wordt hun soms geld geleend.

’s Morgensvroeg komt af en toe een landloper de winkel binnen die een vrolijk wijsje op zijn trompet schalt. Pas als hij is uitgespeeld laat Van Hoevelaken zijn gezicht in de winkel zien en beloont hem met wat lekkers. Omdat het soms even duurt voordat er iemand in de winkel is om de klant te helpen, kunnen kwajongens soms een greep in de trommel met snoep doen, die op de toonbank staat. Als ze betrapt worden, krijgen ze een draai om de oren en worden ze na het legen van hun zakken de winkel uitgezet. Andere ongewenste klanten zijn de zogenaamde spiritusdrinkers. Zij komen de winkel in met de smoes dat ze spiritus nodig hebben voor hun auto, maar drinken de fles een eindje verderop leeg. Spiritus is tenslotte goedkoper dan alcohol.

De oudste zoon van Roelof van Hoevelaken, Jan, is niet getrouwd en blijft tot zijn dood in 1984 bij zijn broer en schoonzuster in huis wonen. Hij verzorgt de kippen, varkens en schapen en verbouwt groenten in de moestuin. Het echtpaar Van Hoevelaken krijgt twee kinderen: Aletta (1947) en Henk (1951).

Regelmatig komen handelsreizigers aan de deur hun producten aanprijzen om ze zo te kunnen laten verkopen in de winkel. Als de reiziger hoog opgeeft over bijvoorbeeld de onbreekbaarheid van een product, dan wil Gerrit dit vaak zelf eerst even testen en neemt hij de proef op de som. Het artikel blijkt tot zijn grote plezier lang niet altijd zo sterk als de reiziger heeft doen voorkomen… Gerrit heeft veel gevoel voor humor en is altijd in voor een geintje.

De winkelvoorraad wordt op zolder bewaard, terwijl frisdrank en lege flessen in een grote schuur achter het huis worden opgeslagen. De textielproducten liggen in een speciaal hiervoor aangebouwd gedeelte van het woonhuis.

In de jaren vijftig van de vorige eeuw koopt Gerrit zijn eerste tweedehands personenauto, een Skoda, zodat hij niet meer met de transportfiets de boer op hoeft. Zonder rijbewijs maar met een volgepakte auto bezoekt hij zijn klanten. Pas later haalt hij zijn rijbewijs.

Gerrit van Hoevelaken maakt vele jaren deel uit van het bestuur van de winkeliersvereniging Eendracht Maakt Macht (E.M.M.). Rond 1965 is hij enkele jaren voorzitter geweest.

E.M.M.-bestuur in 1960 tijdens het 15-jarig bestaan van de winkeliersvereniging. V.l.n.r: de heren Pluygers, Geytenbeek, Van Engelenhoven, Overeem, Lemmerman, Pol, Golstein, Van Hoevelaken, Jonker , Werner.

                                       

Oud-E.M.M.-bestuursleden. V.l.n.r.: Van Hoevelaken, Werner en Jonker.   In 1977 moet de kruidenierswinkel plaatsmaken voor het verbreden van het Oosteinde met een fietspad. Op 3 maart 1977 start de opheffingsuitverkoop met de slogan: Wij willen zoveel mogelijk zo snel mogelijk kwijt, voor ons gemak en uw profijt.

Achter de oude woning bouwt de familie Van Hoevelaken een nieuw woonhuis dat klaar is voordat het oude pand wordt gesloopt. Gerrit van Hoevelaken is dan al 71 jaar, maar hij is niet van plan te stoppen met werken. Tot zijn tachtigste levensjaar blijft Gerrit met textiel venten. Wat nu de Oosthof is, is voorheen de boomgaard van de familie Van Hoevelaken geweest. Een enkele fruitboom herinnert nog aan de voormalige bongerd. In 1987 overlijdt de heer Van Hoevelaken op 81-jarige leeftijd. Mevrouw Van Hoevelaken woont tot op de dag van vandaag aan het Oosteinde in het in 1977 gebouwde huis.

Sloop van het pand in 1977.

Wim v.d.Berg.

(HER)KENT U DEZE BOERDERIJ?

 In het laatste decembernummer van Oud-Scherpenzeel werd op pagina 26 de bovenstaande vraag gesteld.

Naar aanleiding van deze vraag kwamen vele reacties binnen en dan met name van inwoners uit ons buurdorp Renswoude!

Zo zie je maar weer: soms lijkt een antwoord ver weg, maar blijkt het zo dichtbij. Door velen werd de boerderij namelijk herkend als boerderij ‘Woudegge’, oftewel het huidige ‘Het Hof’, aan de Ravenhorsterweg nr. 4 in Renswoude.

De foto blijkt al eerder afgebeeld te zijn geweest, onder andere in het boek ‘Boerderijen en boerengeslachten’ van S. Laansma, uit 1972 (pagina 100) en meer recent in ‘Renswoude, historie in foto’s’ uit 2001 (pagina 28).

De fotodatering is van 1907 en de personen op de foto zijn (v.l.n.r.): Hendrik van den Brandhof (1851-1941), landbouwer aldaar, zijn kinderen Roelof (geb. 1892), Jan (geb. 1888), Johan (geb. 1890), Arend (1885) en Maria Johanna (geb. 1895) van den Brandhof en zijn vrouw Dirkje van den Brandhof-Bos (1858-1906).

De originele foto is in bezit van de Historische vereniging Oud-Renswoude en ook te zien op de website van archief Eemland ( www.archiefEemland.nl / fotonummer R10054)

Op de oude foto is middels de muurankers het jaartal 1889 te zien. De eerste vermelding over deze boerderij dateert echter van veel verder terug: al in 1459 wordt deze boerderij voor het eerst vermeld. Het gebouw op de oude foto werd in de Tweede Wereldoorlog zodanig beschadigd, dat dit werd afgebroken.

Er kwam een wederopbouwboerderij voor terug. Ook nu nog woont op boerderij ‘Het Hof’ de familie Van den Brandhof en is de boerderij nog in gebruik als agrarisch bedrijf.

Boerderij Het Hof anno 2008.