Terugblik op de Scherpenzeelse standerdmolen

Terugblik op de Scherpenzeelse standerdmolen.

Het is u misschien ontgaan, maar 2007 is het Jaar van de Molens. Niet zo verwonderlijk, want Scherpenzeel heeft ten slotte geen molen, als we de oude molenromp op het terrein van De Bouwhof tenminste even niet meetellen. Wat u waarschijnlijk wel weet is dat er vroeger in ons dorp een prachtige standerdmolen heeft gestaan aan de Molenweg op de plaats waar nu het kerkgebouw van de Protestantse Gemeente “De Achthoek” staat. Oud Scherpenzeel besteedt in deze Terugblik aandacht aan de geschiedenis van de verwoeste standerdmolen.

Links molenaarswoning, midden De Witte Holevoet, rechts de standerdmolen

Links molenaarswoning, midden De Witte Holevoet, rechts de standerdmolen

De Scherpenzeelse standerdmolen is al voor 1429 gebouwd aan de Achterstraat, slechts enkele meters van de grens met het Bisdom Utrecht, maar nog wel op het grondgebied van de Hertog van Gelre.

Om goed te kunnen functioneren moet de molen voldoende wind kunnen vangen. Daarom is de molen op een molenpol, een handmatig opgeworpen verhoging, gebouwd. Om de wind optimaal te benutten, wordt de romp van de molen op een zware verticale balk (standerd) geplaatst, zodat het hele bovenhuis gedraaid en “op de wind” gezet kan worden. Hoge bomen in de directe omgeving van de molen zijn ongewenst, want die vangen veel wind en houden de molen uit de wind. Jarenlang worden de bomen aan de Holevoet zonder problemen gesnoeid of gekapt, maar in 1558 weigeren de bewoners op het Utrechtse grondgebied hun medewerking te verlenen. Het heeft tot 1693 geduurd, voordat het conflict is opgelost.

De voormalige maalderij van de gebr. Bakker Standerdmolens zijn er in twee typen: een open en een gesloten versie. De gesloten standerdmolen is het oudste type windmolen in Nederland. Hiertoe behoort ook de Scherpenzeelse molen, die achtkantig is. De gesloten ruimte wordt gebruikt als opslagplaats voor graan.

De Heer van Scherpenzeel heeft maalrecht, zodat er in zijn gebied geen andere molen mag worden gevestigd. In 1429 verkeert Otto van Scherpenzeel in financiële problemen, die hij gedeeltelijk oplost door zijn pachtboeren en burgers te verplichten hun graan in de korenmolen aan de Achterstraat te laten malen. Een standerdmolen is rendabel als er minimaal 1000 inwoners hun graan laten malen, zodat de winst in Scherpenzeel marginaal moet zijn geweest. De vergoeding voor het malen van het graan wordt betaald in natura. De molenaar mag een gedeelte van het graan achterhouden, het scheploon. Ook de eigenaar heeft recht op eenzelfde deel. In 1796 wordt het scheploon vervangen door maalloon in geld. De Scherpenzeelse standerdmolen

De Heren van Scherpenzeel zijn altijd eigenaar van de molen geweest. Het werk in de molen laten zij over aan een molenaar die de molen telkens voor een periode van drie jaar kan pachten. In 1801 wil de toenmalige Heer van Scherpenzeel de huur van 800 gulden per jaar verhogen tot 1200 gulden. Molenaar Melis Sprakelaar (molenaar van 1766-1801) gaat hiermee niet akkoord. De huur wordt uiteindelijk vastgesteld op 900 gulden.

Grote reparaties zijn voor rekening van de eigenaar terwijl de kleinere reparaties door de molenaar moeten worden betaald.

De molen uit 1429 is niet dezelfde molen als op de afgebeelde foto’s, want in 1482 is de molen afgebrand. Het is niet bekend waardoor dit is gebeurd, maar misschien is het wel veroorzaakt door een van de vele grensconflicten die zich in die tijd hebben voorgedaan.
In het jaar 1482 zijn de Hoekse en Kabeljauwse twisten weer hoog opgelaaid. In Scherpenzeel wordt op verschillende plaatsen brand gesticht.

In 1524 wordt het molenaarshuis door voorbijtrekkende soldaten in brand gestoken. De Heer van Scherpenzeel koopt hierna een naburig stuk grond en zet daar het nieuwe molenaarshuis op. Zo staat de molen op Gelders en het molenaarshuis op Utrechts grondgebied. Op diezelfde plaats staat, na de nodige herbouwingen, nog steeds een molenaarshuis, alleen is er nu geen molenaar meer in gevestigd, maar een tandartsenpraktijk met als naam ‘de Molenhoek’.

De maalderij omstreeks 1910

De maalderij omstreeks 1910

Eind 19e eeuw ontstaat het plan om een stoomgraanmolen te bouwen. De eigenaresse van de molen, mevrouw Royaards, doet hiervoor in 1888 een aanvraag bij de gemeente Scherpenzeel, die ze door Albert Schimmel, de toenmalige molenaar, laat opstellen. Begin 1889 is de ‘stoomketel voor de korenmalerij’ in gebruik genomen. Het is de eerste stoommachine in Scherpenzeel.

In 1890 komt Gerrit Bakker vanuit Lent, bij Nijmegen, naar Scherpenzeel. Hij wordt de nieuwe molenaar op de stoomgraanmolen. Later, in 1914, neemt zoon Jan de maalderij van zijn vader over. De standerdmolen wordt dan al niet meer gebruikt.

In de Eerste Wereldoorlog wordt de molen weer even gehuurd van de familie Royaards, omdat de maalderij is afgebrand. In 1918 komt de molen definitief stil te staan. De familie Royaards is bijzonder trots op het bezit van de molen. Het uitzicht erop vanuit ‘Huis Scherpenzeel’ wordt altijd vrijgehouden.

De molen aan de Achterstraat. Rechts De Witte Holevoet

Rond 1935 wordt de stilstaande molen nog helemaal gerestaureerd op kosten van de familie Royaards. In de molen worden o.a. een nieuwe as en roeden aangebracht.

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog op 10 mei 1940 krijgt de molen enkele voltreffers waarbij een van de wieken kapot wordt geschoten. Tot groot ongenoegen van de Duitsers plaatst Frans Wagensveld in 1942 een oranje vlag bovenop de molen. In 1943 wordt de schade die in het begin van de oorlog is aangebracht hersteld en wordt van steigerplanken een grote W van Wilhelmina bij de molen neergezet.

Op zondagmiddag 29 april 1945 is de molen voor de tweede keer doelwit van oorlogshandelingen. De SS blaast met 25 landmijnen de molen op, waardoor er slechts een puinhoop overblijft. Van een aantal stenen (kloostermoppen) van de oude molen is bij het kerkgebouw van “De Achthoek” een bloembak gemetseld.

In 1985 brandt de maalderij van de gebroeders Bakker af. Het bedrijf is dan al gesloten en er is net een begin gemaakt met de sloop van het pand. Bij de afbraak komen enkele stukken van molenstenen tevoorschijn, waarvan een klein monument is gemaakt bij “De Achthoek”. Het gedenkteken is op 12 september 1987 tijdens de Monumentendag onthuld door Gerrit Bakker, zoon van de laatste molenaar.

Tijdens de restauratie van Huis Scherpenzeel (1980-1983) worden in de vloer balken aangetroffen, die na onderzoek afkomstig blijken te zijn van de molenas van de standerdmolen.

De maalderij in brand in 1985

De maalderij in brand in 1985.

Het monument bij “De Achthoek”

Het monument bij “De Achthoek”.

Bron: Ria Penning-Oudenaarde en Jan Penning: De Scherpenzeelse Molen