Asschatterkeerkade.
Wanneer u in het pittoreske, doch ingeslapen dorpje Achterveld links afslaat richting Leusden volgt u de kronkelende weg enige kilometers, tot u de brug over het Valleikanaal nadert. Vóór de kanalisatie rond 1939 tot Valleikanaal heette dat rustieke watertje nog de Asschatter beek, zoals u duidelijk op de stafkaart van 1871 kunt herkennen.
Op deze kaart staat ook de Asschatterdijk aangegeven, met een merkwaardige kronkeling in de – ook nu nog zo geheten – Asschatterweg (rode lint) ter hoogte van Groot Bronkhorst. Een andere, wat minder in het oog vallende lacune, is de vlek op de plaats waar de dijk aansluit op de liniedijk (de vertikale witte dijk van beneden naar boven, midden).
De Asschatterdijk is in werkelijkheid de Asschatterkeerkade, een der veldwerken van de Grebbelinie. Het is de waterscheiding tussen de Ve, inundatiepiel 3,50+ m AP (Asschatter-kom), en de IVe inundatiekom, inundatiepeil 2,80+ AP (Voetpadkom).
In de tijd dat de verkenning in 1871 werd gedaan, had de Grebbelinie na het vertrek der Fransen een meer of minder kwijnend bestaan geleid. Wel werden de inundatiesluizen vernieuwd en in 1866 zelfs nog het omleidingskanaal in Veenendaal gegraven; maar de meningen over het nut van de linie bleven verdeeld, totdat in 1874 de Grebbelinie officieel werd opgenomen in het Nederlandse vestingstelsel. Reden waarom in die tijd cruciale punten in de linie niet op de stafkaarten werden aangegeven, of gemaskeerd.
Maar daarna kwijnde de linie weer tot 1939 rustig verder weg, ingedachtig de oeroude en beproefde Nederlandse wijsheid dat – met het immer vaste excuus ‘geen geld’ – het kalf tenslotte eerst behoort te verdrinken.
De keerkade zelf is in 1745 aangelegd, in de tijd dat men noodgedwongen de Grebbelinie als een serieuze verdedigingslinie moest gaan beschouwen. De kade is aangelegd volgens een standaard ontwerp, 5 voet hoog, aan de teen 20 voet breed, aan de kruin 10 voet, aan weerszijden afgezoomd met een sloot.
De aanleiding tot deze onverwachte aktiviteiten was ingegeven door het rampjaar 1672; ook in die tijd liep de ambtelijke besluitvorming enigszins traag. De Hollandse waterlinie was in dat jaar, zolang het niet vroor, een succes gebleken. Om de Waterlinie wat respijt te geven om in verdediging gebracht te worden, zocht men naar mogelijkheden om het te verdedigen gebied uit te breiden naar het oosten. Reeds in 1701 kwam men met aanbevelingen, en na een korte spanne van beraad werd al in 1741 opnieuw een plan voorgelegd. In 1744 waren de Franse legers de Zuidelijke Nederlanden (nu België) inmiddels binnen getrokken, zodat men wat haast begon te krijgen om de plannen toch maar tot uitvoer te brengen. In 1745 werd begonnen met het hoornwerk bij Rhenen, de liniedijk van Veenendaal tot Amersfoort en de vijf keerkaden met inundatie-sluizen. De werken waren in 1746 gereed. Met de verovering van Bergen op Zoom op 16 september 1747 vond de Franse koning Lodewijk XV het echter onderhand wel welletjes in het koude en vochtige noorden, en vertrok weer spoorslags naar zijn warme zomerpaleis. Alles kwam weer even tot rust met de vrede van Aken in 1748.
In de jaren 1785 – 1786 werd de linie nogmaals grondig aangepast met de aanleg van onder andere het Fort aan de Buurtsteeg, het werk aan de Jufferdijk en de Redoute met Lunet (verdedigingswerk in de vorm van een driehoek) bij Daatselaar.
In 1793 kreeg de linie zijn eerste, doch zeer bescheiden vuurdoop. Er was slechts één klein probleempje: geen water; de Neder-Rijn stond te laag. In 1794 lukte ’t wel, maar kwam het volgende probleem aan het licht: geen mensen om de linie te bemannen (de vrouwen zocht men in de omtrek zelf wel op, getuige de vier! Bitse dragonders die in de kerk van Renswoude hun kind kwamen dopen). Dus trok men Engelse en Ierse huursoldaten aan, wijd en zijd vermaard om hun buitensporig alcoholverbruik Toen het op 1 januari 1795 tot overmaat van ramp ook nog begon te vriezen hield men het verder wel voor gezien en ging men over op taktiek nummer drie: de Fransen werden vriendelijk welkom geheten; liever blô Jan, dan dô Jan.
De Fransen op hun beurt zagen het nut van de linie wel in, met name als barrière in de rug voor het geval de Pruisen hen vanuit het oosten op de hielen zouden zitten. In 1799 werd onder hun leiding de linie duchtig versterkt en onder andere op de Asschatterkeerkade het voorwerk nabij Groot Brinkhorst aangelegd, met plaats voor 8 kanonnen.
Het zou tot 1939 duren alvorens de linie na vele jaren van vallen en opstaan, gepaard met de gebruikelijke verwaarlozing – geen geld – weer vorm van betekenis kreeg.
In dat jaar besliste generaal Winkelman dat de Grebbelinie, onder de naam Valleistelling de hoofdverdedigingslinie zou worden. In allerijl werden honderden betonnen bunkers aangebracht; oktober 1940 zou de gehele stelling gereed moeten zijn. Het noodlot uit het oosten besliste anders. Hier moet wel bij vermeld worden dat de Grebbelinie in die jaren weer in de militaire belangstelling kwam te staan door de aanleg van het Valleikanaal in de jaren 1936 – 1941. Deze aanleg opende weer nieuwe perspectieven voor inundaties in het Valleidal, anders dan moeizaam via de talloze oude modderbeken of een wispelturige Beneden-Rijn. Bij Rhenen werd zelfs nog een begin gemaakt met een bomvrij pompgemaal om niet afhankelijk hoeven te zijn van het peil in de Beneden-Rijn, maar toen de Duitsers hier de linie kwamen keuren, lag alleen de fundering er nog.
Op 18 september 1939 werd vanwege de toenemende internationale oorlogsdreiging een aanvang gemaakt met de inundatie van de Grebbelinie. Men begon als proef met de Ve kom, de Asschatterkom; de sluis in het Valleikanaal werd afgedamd en het land begon langzaam onder water te lopen. De bewoners, 65 gezinnen met vee, have en goed, waren in de tweede week van september geëvacueerd.
De Asschatterkeerkade werd bezet door de 2e compagnie van het 3e bataljon van het 16e Regiment Infanterie (2-III-16) onder leiding van reserve-kapitein M.v.Zalingen. De compagnie telde 165 man. De compagnie was verdeeld in groepjes van 10 soldaten onder leiding van een sergeant, verdeeld over de verschillende posten. De compagnie was versterkt net een sectie zware mitrailleurs, en een sectie met een pantserafweergeschut van 4,7 cm.
Op 7 mei 1940 werden alle verloven ingetrokken. Op de avond van 9 mei werd het bevel gegeven om alle posten te bemannen, uiterlijk de volgende morgen, 10 mei, om 05.00 uur afgerond en de bewapening gebruiksgereed. Tegen die tijd was het water in de Ve kom door allerlei oorzaken echter zo’n 15 cm gedaald, zodat vele delen nauwelijks nog onder water stonden.
Op 11 mei werden tegen 11.00 uur voor het eerst Duitse patrouilles op de fiets gesignaleerd; deze werden door ondersteunend artillerievuur vanuit Amersfoort verjaagd. Pas de volgende dag werd de kade zelf door patrouilles onder vuur genomen. De Duitsers hadden inmiddels hun intrek genomen in de Zandbrinkermolen in Snorrenhoef, vanwaar ze een goed uitzicht over de omgeving hadden. Het lukte de artillerie echter niet om de Duitsers uit de molen te verdrijven. Pas tegen de middag van 13 mei verdreef een Nederlandse patrouille de vijand door de molen in brand te steken, waarna de gehele middag over en weer druk werd geschoten. Om 15.30 uur was inmiddels een voorlopig bevel ontvangen om ’s-nachts de kade te ontruimen; de Grebbelinie was in de middag van die dag bij Rhenen doorbroken. Men trok zich vervolgens terug op het Oostfront van de Vesting Holland.
Het was de enige en tegelijk ook de laatste keer dat effectief van de linie gebruik werd gemaakt. Hoewel een deel nog in 1944 werd aangewend, viel de linie evenals in de afgelopen eeuwen weer terug in haar vegeterend bestaan, en werd vrijwel vergeten. De tijd van de inundatie als taktisch middel was voorgoed voorbij, en in 1951 werd de linie opgeheven en begon het langzame verval der jaren.
Op 6 december 2002 werd de Stichting Grebbelinie opgericht. De enthousiaste initiatief-nemers besloten, dat het nodig was om de linie die ons land meer dan tweehonderd jaar gediend had, nu zelf te verdedigen. In een periode waarin de Gelderse Vallei meer dan ooit ‘randje Randstad‘ begint te worden, industriegebieden uitbreiden en dertien in het dozijn nieuw-bouwwijken verrijzen, is het goed bewust om te gaan met de beschikbare ruimte, maar evenzo met ons culturele erfgoed. Op 18 april 2011 is de Linie tot Rijksmonument verklaard. Hoewel delen verloren zijn gegaan, met name in Amersfoort en Leusden ten gevolge van de moderne stadsvernieling, is de hoofdstruktuur elders nog vrijwel volledig intakt. Begonnen met behoud en consolidering, is de stichting de laatste jaren overgegaan tot ontginning en restauratie.
Een schitterend voorbeeld is het oude fort Daatselaar, dat weer geheel in oude staat is teruggebracht: al het overbodige struweel verwijderd, de wallen weer onder profiel gebracht, de Lunterse beek weer z’n oude bedding gegeven en de damsluis hersteld.
En eind 2011 is ook de begroeide Asschatterkeerkade weer toegankelijk gemaakt. De kade kan bezichtigd worden vanaf het voorwerk op de Asschatterweg, maar ook vanaf de damsluis in het Valleikanaal. De kade sloot oorspronkelijk aan op de damsluis. Nu is daar een opgang gemaakt in de vorm van een loopgraaf met zandzakken. Niet origineel, maar het geeft een zeer goed beeld hoe in 1939 ten tijde van de inundatie een doorgang in een kade werd afgedamd. Tot ver in de tachtiger jaren heeft bij de damsluis ook de originele schotbalkloods gestaan, maar deze is nu helaas spoorloos verdwenen.
Vanaf het Valleikanaal komt men allereerst de draketandversperring tegen. Ook op de (niet toegankelijke) Coelhorsterkade schijnt er nog een te liggen. Het is een laatste versperring om de damsluis te beschermen. Enigszins merkwaardig, want tegen de tijd dat de vijand dat punt bereikt zou hebben, zouden ze toch eerst de gehele kade bezet moeten hebben.
In de Asschatterweg heeft nabij het voorwerk een uitneembare draketandversperring van stalen H-profielen in de weg gezeten; maar daar zijn geen sporen meer van terug te vinden.
Verder wandelend komt men aan een S3 (bunker met drie schietgaten) welke weer is teruggebracht in de oude staat zoals het in 1939 / 1940 is geweest, met camouflagekleuren en bedekte toegang. Een volgende kenmerkend objekt is een betonnen flankerende bunker, welke de Asschatterweg bestrijkt. Van deze bunkers zijn er wat minder gebouwd in de linie; de wanden waren ook dikker dan die van de S-bunkers.
Op het punt waar de dijk een knik maakt staat een der merkwaardigste bunkers uit de gehele Grebbelinie. Het is een S7 (O), oftewel een bunker met 7 schietgaten, plus ook nog een toegangsopening. Er schijnen er slechts 3 van te zijn gebouwd. De bunker staat boven op de dijk, en moet dus van heinde en ver zichtbaar zijn geweest. Een foto uit begin 1940, waarbij de bunker is gecamoufleerd met boomstammetjes, maakt niet echt een overtuigende indruk.
Een der schietgaten is zwaar beschadigd, maar dat is niet aan oorlogshandelingen te wijten. Na de oorlog heeft men in deze bunker landmijnen opgeslagen, en die bleken het inderdaad nog uitstekend te doen.
Het fraaie uitzicht vanuit de bunker, zoals zichtbaar op de foto’s, is nu niet meer mogelijk. De bunkers zijn weer van origineel getrouwe pantserluiken voorzien, en om de zege van de moderne maatschappij, het vandalisme, tegen te gaan, zijn de bunkers afgesloten, slechts nog het domein van de vleermuizen.
De kade vervolgend treft men nog steeds na 70 jaar de restanten aan van de loopgraven die hier in 1940 zijn gegraven. Aan de linkerzijde van de dijk bevindt zich een eenvoudig monument (M). Op vrijdagmiddag 27 april 1945 werden drie families door een twaalftal dronken ‘Falmschirmjäger’ uit de kelder van huize Groot Hagenouw gejaagd en meegenomen. Het huis werd in brand gestoken, vier man, waaronder een vader en zoon uit de groep gehaald en achter de Asschatterkeerkade doodgeschoten.
Op deze plaats loopt een doorgang voor het vee dwars door de dijk. Evenals vroeger bij een coupure is deze netjes aan weerszijden van moderne zandzakken voorzien in het profiel van de dijk. Bij een inundatie werd een dergelijke coupure dichtgezet met zandzakken.
De kade maakt vervolgens een haakse bocht en loopt dan naar de Asschatterweg. Op de knik nog een laatste S3; deze is nog wel voor weer en wind opengesteld, en als u er natte voeten voor over heeft, kunt u door de schietgaten nog een blik over de velden werpen.
In 1799 werd, waar de kade de Asschatterweg snijdt, een Voorwerk aangelegd, bestaande uit twee bastions voor 8 kanonnen. De Asschatterweg liep vroeger netjes om de zuiderschans heen, zoals te zien is op de stafkaart van 1871 / 1905. Thans loopt de weg dwars door het voorwerk. Het dwarsprofiel is aan weerszijden weer keurig met zandzakken aangegeven.
De zuiderschans was lang een niet toegankelijk wildernis, thans echter ontdaan van overbodig struikgewas en weer begaanbaar gemaakt. Er bevinden zich drie bunkers S3. Op het dak van een van deze bunkers is een bekisting aangebracht welke ter camouflage gevuld is met aarde. Of dat een originele vorm van camouflage is uit 1940?
De omringende gracht van de zuiderschans is niet verland. De weg biedt een schitterend zicht op het voorwerk. De keerkade vervolgt zijn weg steeds lager wordend nog een honderdtal meters parallel aan de Asschatterweg en houdt dan op; het terrein is dan het oude inundatiepeil van de Asschatterkom (3,50+ AP) ontstegen.
vZ
Meer informatie:
Bert Rietberg. De Grebbelinie.
José Huurdeman. Dorpen op drift.
Dik Winkelman. Koerier 107.
Anne Visser. De Grebbelinie in Vogelvlucht