Halve eeuw zwembad in Scherpenzeel

Geachte leden & donateurs van Vereniging Oud-Scherpenzeel en Zwembad ’t Willaer,

Een wens van de Stichting was dat als wij 50 jaar bestonden, wij u een boekje konden aanbieden waarin heel veel nostalgie en herinneringen over het zwembad zouden staan. Met alle medewerking van Vereniging Oud-Scherpenzeel en sponsoren is dit gelukt, waar wij dan ook heel blij mee zijn.

 

Zelf woon ik meer dan 40 jaar in Scherpenzeel en het zwembad ging als een rode draad door al die jaren heen als een golfbeweging. Soms goed nieuws, maar ook wel eens minder goed, zoals het water ook kan zijn. Gelukkig zijn er vele mooie momenten en jaren geweest, maar was er vaak ook een donkere wolk die boven de centjes hing. De vele mooie herinneringen: kinderen die hun eerste zwemdiploma haalden, de liefdes voor vriendschap en huwelijk die daar gegroeid zijn, de contacten met buren of zomaar aardige mensen op de ligweide. De wedstrijden waterpolo of 100 en 200 meter zwemmen, de zwem4daagse, schoolzwemmen, zwemevenementen en nog veel meer zwemplezier.

Gelukkig staat de gemeente achter ons prachtige bad en ziet ook, dat zwemmen, sport en beweging een “groot” goed is. Zo’n prachtig zwembad in je achtertuin met vele faciliteiten, daar zijn wij trots op. Vroeger droomden wij daarvan, maar na al die jaren is er toch veel gebeurd en veranderd. Door de inzet van de vrijwilligers die onmisbaar zijn en de leden /donateurs en bestuur Stichting en Vrienden floreert het zwembad al ruim 15 jaar in eigen beheer.

Het “cadeau” van gemeente en bedrijven voor ons 50-jarig bestaan om de entree op te waarderen is goed besteed. Het heeft een totaal eigentijds karakter gekregen, iedereen zijn eigen ruimte. En waar we allen trots op mogen zijn is, dat we zo’n mooi zwembad hebben. “Ach”, zei onze 1ste badmeester Dhr. Andries van den Berg, ”vroeger hadden we ook alles, alleen alles in één kleine ruimte, maar wat ik nu zie is in één woord geweldig!” En hij onthulde bij de opening van seizoen 2009, ons jubileumjaar, een gedenksteen met groot 50 jaar erop.

Het zwembad moet minstens nog een halve eeuw zo doorgaan, zodat ook voor de volgende generaties nog meer anekdotes en weer vele mooie en fijne herinneringen in 2059 opgeschreven kunnen worden door de Vereniging Oud-Scherpenzeel. Die heeft ons fantastisch geholpen om dit prachtige herinneringsboekje samen te stellen en u aan te bieden als dank dat u een gewaardeerd lid of donateur bent.

Hans Thielemans,

Voorzitter Stichting  Zwembad ’t Willaer.

Zwemmen in Vroeger Tijden

Zwemmen is leuk, zwemmen is gezond. Daar zijn we het heden ten dage wel over eens. Maar dat is niet altijd zo geweest!  Tja, dat zwemmen goed was voor lijf en leden, dat wisten de Egyptenaren, Grieken en Romeinen ook al. De oudste verwijzing naar de edele zwemkunst is te vinden op een minstens 6.000 jaar oude lemen rol uit Egypte. Daarop is een afbeelding te zien van vier op de buik liggende figuren, die duidelijk zwembewegingen maken. Daarmee is natuurlijk niet te zeggen dat zwemmen in Egypte een wijdverbreid verschijnsel was. Dat was het wel in de zogenoemde klassieke oudheid bij de Grieken: zij staan min of meer te boek als het volk dat de basis legde voor de zwemsport. De Grieken introduceerden het zwemmen in de bekende en beroemde Olympische Spelen. Bij de Grieken stond zwemmen in hoog aanzien. Het was niet alleen een eis voor de “elite”, maar het was ook belangrijk voor de Griekse bevolking. De religieuze overtuiging, dat bij dood door verdrinking de geest geen rust zou krijgen, heeft het leren van zwemmen zeker geholpen. Met de verovering van Griekenland door de Romeinen kwam de zwemsport ook bij de Romeinen in zwang. De Romeinen zagen in de zwemsport vooral een goede training voor de soldaten. Geen enkel volk in de Oudheid schijnt zoveel getrainde zwemmers te hebben gehad als de Romeinse legioenen: volgens ene Vegetius moesten de centurions goed kunnen zwemmen om rivieren over te kunnen steken of om desnoods snel weg te kunnen vluchten. Het grote Marsveld in Rome lag vlakbij de rivier de Tiber. Na de training konden de soldaten daar hun zweet en stof wegspoelen en de vermoeidheid van het rennen, worstelen en speerwerpen van zich zwemmen. Er was zelfs een gilde van beroepsduikers, de “urinatores”. Het is verder bekend dat door o.a. Caesar ter ere van Romeinse overwinningen spelen werden georganiseerd in het Colosseum, waarbij een deel van het Colosseum zelfs onder water kon worden gezet ten behoeve van watergevechten!

Ook in de noordelijker Europese streken werd er in de oudheid wel gezwommen. De Germanen zwommen als noodzaak voor de jacht en visvangst. Sommige Germaanse strijders zwommen om zich te harden en om hun lichaamskracht en uithoudingsvermogen te vergroten.

Een Romeins badhuis, zelfs nu nog met water gevuld. Maar nadat het Romeinse Rijk in elkaar stortte, raakte ook de zwemkunst in Europa ernstig in verval. Het duurde tot ver na de Middeleeuwen voordat het zwemmen weer een beetje in de belangstelling kwam. In 1538 bracht ene Nicolaus Wynmann weliswaar een leerboek uit over de zwemkunst, “Colymbetes” geheten, maar het duurde tot ver in de 18 e eeuw voordat de zwemkunst weer een beetje in de belangstelling kwam. In 1676 werd de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen opgericht (red. later de KNBRD – Koninklijke Nederlandse Bond tot het Redden van Drenkelingen). Nadat een Italiaanse geestelijke, Oronzio de Bernardi, in 1796 een leerboek over de zwemkunst uitbracht, werd dat door ene Guts Muths overgenomen in de vorm van een klein leerboek genaamd “Klein leerboek van de zwemkunst” (1798). Muths was daarmee de grondlegger voor het schoolzwemmen.    

Engeland was het eerste land waar men over een overdekt zwembad beschikte. Het werd in 1843 in Liverpool geopend. De oudste zwemvereniging in Nederland is de Amsterdamse Zwemclub (1870). In 1888 werd de (later Koninklijke) Nederlandse Zwembond (KNZB) opgericht, die het periodiek “De Zwemkroniek” uitgeeft.

Ook in de krijgsleer kreeg de zwemkunst een prominente plaats. Generaal Von Pfuel ontwierp een zwemlesmethode, die niet alleen in militaire dienst werd toegepast, maar later ook op scholen en de eerste zwemschool was een militaire zwemschool, deze werd al opgericht in 1830 te Breda. De eerste niet-overdekte zwemschool voor particulieren werd in 1846 opgericht te Amsterdam. Den Haag volgde als eerste met een overdekte zweminrichting in 1883. 

 Toch was zo begin 20e eeuw lang niet iedereen de zwemkunst machtig. Les volgen op een zwemschool was iets voor de gegoede burgerij en werd in kleine gemeenschappen zoals Scherpenzeel zeker niet geaccepteerd. Eigenlijk kon niemand zwemmen, ook vissers niet en dat in zo’n waterrijk land! Vanzelfsprekend werd er door de jeugd wel “wild gezwommen”, in de Lunterse Beek en in het Kanaal. Maar door velen werd het zwemmen in het openbaar toch wel als zedenverwildering gezien. Een aardig voorbeeld is te vinden in de landelijke pers naar aanleiding van de Olympiade, de Olympische Spelen van 1928 die in Amsterdam werden gehouden. Werd tijdens de Spelen van 1908, gehouden in Engeland, de nieuwe badmode nog enthousiast getoond door de deelnemers, tijdens de Olympiade van 1928 werd er in diverse bladen schande van gesproken. Enkele citaten uit de Sportillustratie van Mei 1928: “Dat naaktvertoon, wat tegenwoordig heel onze wereld infecteert, wat óók honderden eerbare katholieke meisjes en sportliefhebsters omlaag trekt in een anders en hopelijk ook nog in eigen oogen – die naaktcultuur viert op de olympiade hoogtij! Niet? Werp één blik in onze bladen met figuren … bah! – niet om te willen beschrijven. Of laat men zich soms zóó, in nog nat aanplakkend tricotje, ’n vrouw met besef van vrouwlijk hoogstaan, fotografeeren? En loopen niet tientallen met kiektoestellen, juist in en om het stadion? – bij vertrek en aankomst? – om toch maar àl die naaktheid op de plaat te brengen, te verspreiden, …… enz.”

In de uitgave van 21 augustus 1928 lezen we: “Mogen de poorten van de Olympische Spelen steeds voor de katholieken gesloten blijven (zoo noodig door kerkelijk verbod, wanneer de confessioneele bonden wèl toegelaten worden), dit zal ’t den leiders gemakkelijker maken doel en middel scherp te omlijnen, voort te gaan op den ingeslagen principieelen weg, ook in de sportbeoefening.”

Was dit ook de reden dat het oudste badhuis van Amsterdam niet goed liep? In Amsterdam leefde Theodorus van Heemstede Obelt die eigenaar van een zwembad was. Hij vond dat dames en meisjes ook moesten kunnen zwemmen. Vroeger was dat een moderne gedachte. Meisjes liepen niet met blote benen. Laat staan dat zij zich in een badpak lieten zien! Obelt opende in 1887 het eerste buitenbad voor dames en meisjes, vlakbij het Centraal Station. In 1914 werd het verplaatst naar de Galgenweg in Noord. Maar dat vond Theodorus niet zo’n prettige straatnaam en op zijn initiatief werd het daarom de Badhuisweg genoemd. Maar er kwamen niet genoeg mensen zwemmen. Veel Amsterdammers zeiden het badhuis te ver weg te vinden en in 1926 werd het badhuis dan ook verkocht.

Er werd in Nederland verschillend gedacht over de zwemkunst. Op de foto uit 1918 een groep jongeren uit een inrichting voor jeugdigen in Gorssel. ’s Zomers werd er verplicht dagelijks gezwommen.

Maar terug naar Scherpenzeel: de jeugd zocht verkoeling en zwom in het Kanaal, maar vaker in de Lunterse Beek, in het Barneveldse kolkje, een gedeelte van de Beek achter ’t Koepeltje (tegenover de vroegere ijsbaan). Arend Bakker schreef eerder al eens een artikeltje over dit zwemmen in vroeger tijden en hij wist zich nog te herinneren dat er ook wel gezwommen werd bij de Lambalgsebrug en bij “het Beekstuk”, een gedeelte van de Beek achter de huidige begraafplaats Lambalgen. Bij de beek gekomen gingen de schoenen en klompen uit, kousen dito en vervolgens ging men het water in. Soms in onderbroek, maar die moest dan te drogen gelegd worden, dus ook wel in adamskostuum. De ouders waren daar helemaal niet blij mee, dus werd er vaak gezocht naar maatregelen om dit ‘’illegale zwemmen’’ tegen te houden. De moeder van Arend Bakker vond een oplossing. Nadat kleine Arend in de teil in bad was geweest kreeg hij zijn flanellen hemdje met knoopjes aan en voor de zekerheid werd het hemd aan de bovenkant dichtgenaaid. Arend was wel weer inventief genoeg om te zorgen dat iemand naald en draad meenam als de jongens gingen zwemmen! Dat ging goed tot Arend een keer zijn hemd binnenste buiten aantrok en liet dichtnaaien……

Badpakken aan de waslijn anno 1910.

Dat de ouders niet blij waren met het ‘’illegale zwemmen’’ was niet vreemd. Wie kon er immers echt zwemmen? Als je de kranten uit die tijd leest valt het op hoeveel verdrinkingen er vermeld worden, ook bij ons in de regio. Al vroeg merken we dat er pogingen worden ondernomen om het zwemmen onder toezicht te laten plaatsvinden. Al in de “Holevoet” van 11 juli 1919 lezen we in een kort berichtje: “Pogingen worden aangewend om in onze gemeente een zweminrichting te stichten”. Het blijft even stil, tot in oktober 1925, als de IJsclub “Ons Genoegen” de wens uitspreekt om op het ijsclubterrein een “badinrichting” te openen. Hierdoor kan de ijsclub zomers en ’s winters actief zijn. De verslaggever doet er wat schamper over en vraagt zich in het krantenartikel af “of het de bedoeling is om modder- of zonnebaden te verstrekken?”. Want voor een zwembad is er water nodig en dat is er ’s zomers niet veel. Misschien genoeg om pootje te baden?  In 1927 blijkt dat er door de ijsclub een onderzoek is gedaan naar de haalbaarheid van een zweminrichting, maar de uitslag van dit onderzoek leverde een negatief resultaat op.

In 1928 halen wederom diverse verdrinkings-gevallen de krant en er verschijnen dan ook diverse waarschuwings- berichten in de “Holevoet”.

Misschien was dit de aanleiding om in 1929 toch te komen tot een comité ter oprichting van een zweminrichting, want in augustus 1929 lezen we dat er een eerste bestuursvergadering is geweest en dat de Vereniging ‘t Schut is opgericht op 29 juli 1929. Het bestuur bestaat uit mensen als J. Overeem (voorzitter), B. Kluit (secretaris), M. van Harten (2e secretaris), B. Weerd (penningmeester) en een aantal “commissarissen”: Minnen, Bolink en Homoet. De vereniging stelt zich tot doel: “de verbetering van de zwemgelegenheid, gelegen in de nabijheid van ’t Jagershuis (’t Koepeltje)”.

De leden van de vereniging blijken enthousiast aan de slag te zijn gegaan, want zij haalden onder de Scherpenzeelse bevolking het toen fenomenale bedrag van 500 gulden en 90 cent op voor de zweminrichting.

 

Dat bedrag wordt als volgt uitgegeven :

Graafwerk                    : fl. 365,–

Timmerwerk                 : fl. 105,10

Schilderwerk                 : fl.   13,–

Smidswerk                   : fl.   33,70

2 medailles                  : fl.     3,52

Toezicht (damesuren)    : fl.     4,–

Loper springplank          : fl.     3,60     +

                       Totaal   : fl. 527,92

 

Er bleek dus een tekort van 27 gulden en 2 cent te zijn en de toenmalige burgemeester A. Royaards was zo genereus dit tekort uit eigen zak aan te vullen.

 De gehele Scherpenzeelse bevolking leek wel bezig met de totstandkoming van de zweminrichting. Dat was ook niet iedereen naar de zin, getuige de aandoenlijke ingezonden brief van ‘’Keesje’’ !  

De zwemgelegenheid was uitgerust met kleedhokjes, de oevers waren verstevigd met bielzen en de afscheiding was aangegeven middels dwars over de beek aangelegde boomstammen. Later werden er extra kleedhokjes bijgebouwd, die voor 12 gulden konden worden gekocht.  ’t Schut was gesitueerd in de Beek vlakbij het Koepeltje in de bocht bij het bruggetje. Heden ten dage is nog steeds te zien waar dit moet zijn geweest: de verhoging waar vroeger de gemeenschappelijke kleedruimte was, is nog te zien. Door de stroming in de Beek was het water altijd heel helder en de waterstand kon worden geregeld met een stuw. Aan deze schut heeft het zwembad vermoedelijk zijn naam te danken.

Bij echt warme zomers had men ook wel eens last van een gebrek aan water: het water was dan te laag en te modderig om goed te kunnen zwemmen. Jan Valkenburg vertelde eens dat hij zich wist te herinneren dat een jongen die eens bij laag water van de duikplank in het ondiepe en modderige water sprong, deze duik niet overleefde omdat hij met zijn hoofd in de modder bleef steken. (noot red., dit vond plaats in juni 1941). Als de waterstand laag was, bleef ook het vuil langer in de Beek achter. Als het dan eens goed ging regenen en de sluis werd geopend, gebeurde het wel dat er van alles met het water meegevoerd werd, zelfs tot dode varkens aan toe.    Jongens en meisjes moesten gescheiden zwemmen, op aparte tijden. Een badmeester, die meestal zelf niet kon zwemmen, hield dat goed in de gaten. Als de dochters van burgemeester Royaards gingen zwemmen hield jachtopziener Andries Minnen op verzoek van de burgemeester hoogstpersoonlijk in de gaten dat de jongens uit het dorp zich niet liepen te vergapen aan de meisjes Royaards. Andries Minnen posteerde zich hiertoe demonstratief op het bruggetje, maar de jongens uit het dorp waren inventief en velen hebben toch vanuit de bosjes het schouwspel gadegeslagen! Zondags was het zwembad gesloten, een besluit dat voor de zekerheid in 1930 nog eens in de gemeenteraad werd bevestigd.

De eerste badmeester van ’t Schut heette De Koning. Het was een strenge man die altijd een schipperspet droeg en hij zorgde voor een strikte scheiding van jongens en meisjes. Dat gescheiden zwemmen had vaak ook wel een voordeel. De meeste gezinnen hadden soms maar één badpak, dat zowel door de jongens als door de meisjes moest worden gedragen. Er moest dus wel beurtelings gezwommen worden! Je in een nat katoenen badpak hijsen valt trouwens niet echt mee! Een moeder voor wie de aanschaf van een badpak te duur is, breit zelf een wollen badpak voor haar kinderen, die hiermee trots naar het zwembad gaan. De blijdschap is van korte duur: er is niet in te zwemmen, om over de vorm nog maar niet te spreken! Groepje zwemmers in zwembad ’t Schut. Op de foto bovenaan: Leentje Minnen met Miep op de arm. Daaronder v.l.n.r.: Cor Wolswinkel, Mary Blanken, Clara Goldstein en Sjaan Minnen. Onderste rij v.l.n.r.: Janny Berendse, Bertha Minnen, Adri Berendse en Jenny van der Ham.

Eén van de volgende badmeesters is Bart Wolswinkel. Hij gooit, als hij in een goede bui is, een lang touw in het zwembad, waarmee hij de kinderen naar de kant trekt. Zelf waagt hij zich nooit in het water. Als hij een keer met zijn teen het water voelt is zijn reactie: “ ’t Is alsof je asem afsnijdt”. Als iemand wat al te lang onder water blijft, krijgt een andere zwemmer de opdracht om eens te gaan kijken waar ie blijft.

Het zwemseizoen werd elk jaar afgesloten met zwem- en behendigheidswedstrijden en de opvoering van een toneelstukje, wat druk bezocht werd door de Scherpenzeelse bevolking. Door bestuurslid Gerrit (Doesje) Methorst van zwemvereniging ‘t Schut wordt een vlonder in het water gemaakt waarop het toneelstukje gespeeld werd. Zelf speelt Doesje ook vaak mee en hoogtepunt van het spel is natuurlijk het omslaan van de vlonder, zodat de spelers in het water vallen.

… de opvoering van een toneelstukje.   In 1931 worden er serieuze zwemwedstrijden gestart, die jaarlijks terugkeren en waarvoor door burgemeester Royaards een wisselbeker ter beschikking wordt gesteld. Behalve diverse wedstrijden voor leden van ’t Schut, zoals 75 meter snelzwemmen voor heren, 50 meter rugslag voor heren en 50 meter snelzwemmen voor dames, vinden er ook demonstraties plaats door de Amersfoortse Reddingsbrigade en een waterpolowedstrijd. Een eerste prijs voor 75 meter snelzwemmen gaat naar Bart Weerd, die de wisselbeker wint en voor 50 meter snelzwemmen voor dames gaat een eerste prijs naar Gerrie Minnen. De andere prijzen worden voornamelijk gewonnen door leden van de zwemvereniging Neptunus (Amersfoort) en de UPZB (waarschijnlijk de Utrechtse Politiezwembond).    Uit een verslag van een Algemene Ledenvergadering blijkt dat de financiële situatie van ’t Schut niet altijd zo rooskleurig was. Men was naarstig op zoek naar betalende leden en in 1934 ontstaan er ook discussies in de gemeenteraad over de kosten van het zwembad. Een subsidieaanvraag van 100 gulden wordt niet voetstoots gehonoreerd en er wordt zelfs besloten een subsidie aan te vragen bij de buurgemeente Woudenberg. Dit leidt ook in 1935 en 1936 tot discussies, maar nu in de Woudenbergse gemeenteraad, want kennelijk is ’t Schut ook bij de Woudenbergse inwoners favoriet. Opvallend is bijvoorbeeld dat al in 1939 de Woudenbergse zwemvereniging “De Boschrand” wordt opgeheven. Deze bestond slechts 4 jaar.  

Dat trouwens ook in 1934 er nog “illegaal” gezwommen wordt, blijkt wel uit een kort maar triest berichtje in de krant van 1934: “Verdronken. Bij het zwemmen in den Rijn bij Amerongen is verdronken onze dorpsgenoot J.C. van Barneveld, de 19-jarige bediende van bakker Methorst”.    Is het vanwege dit soort incidenten of vanwege de financiële perikelen, dat het bestuur van ’t Schut in 1935 beslist dat als er een gezin komt zwemmen, dat minimaal één persoon de zwemkunst machtig moet zijn? Dat ”illegale” zwemmen gebeurde ook wel in ’t Schut zelf. Op de zondagen wordt er door de jeugd nog wel eens illegaal (en gratis!) van de zweminrichting gebruik gemaakt. Via een krantenbericht waarschuwt het bestuur dat er bij constatering beslist bekeuringen zullen vallen!

In 1939 is er een “bericht-in-mineur” ten aanzien van het zwembad. De badmeester wordt gearresteerd! Door gemeenteveldwachter P. Nieuwland wordt de badmeester daags na de arrestatie al overgebracht naar Utrecht en overgedragen aan de Officier van Justitie. De badmeester had zich schuldig gemaakt “aan het plegen van ontuchtige handelingen met aan zijn zorgen toevertrouwde minderjarigen”. Deze handelingen zouden zelfs al een aantal jaren aan de gang zijn geweest.

Je zou verwachten dat het verval van de zweminrichting ’t Schut al direct na het begin van de 2e Wereldoorlog zou plaatsvinden, maar niets blijkt minder waar. Al in juni 1940 verschijnt er een zeer positief artikel over de geplande opening van het zwembad op 1 juli.

Er wordt weliswaar gesproken over de vele beschadigingen, de noodzaak om het zwembad uit te baggeren en de lege kas van de vereniging, maar de opening gaat door! In 1941 is de berichtgeving echter een stuk minder positief. Er wordt wederom gesproken over de vele herstelwerkzaamheden die uitgevoerd moeten worden en het feit dat er nodig gebaggerd moet worden. Wat vooral opvalt is dat de burgers worden opgeroepen om het zwembad en de omgeving schoon en heel te houden en dat er geen honden in het bad mogen zwemmen … .

In de oorlogsjaren wordt de loop van de Lunterse Beek verlegd en gekanaliseerd en dit zal het definitieve einde van zweminrichting ’t Schut betekenen. Het zwembad was al steeds ondieper en modderiger geworden en door de kanalisatie komt er bijna geen stromend water meer door dat deel van de Beek. ’t Schut sterft een stille dood  … .

Als de oorlog is afgelopen ligt de prioriteit bij de wederopbouw van Nederland. Er wordt na de oorlog nog steeds wel gezwommen, maar nu vooral in het Kanaal, tot dit door fabrieksafvalwater zodanig vervuilde dat ook dit niet meer mogelijk werd. De Scherpenzeelse bevolking moest uitwijken naar andere zwembaden en pas in de jaren ’50 van de vorige eeuw zou er weer nagedacht gaan worden over een eigen zwembad.

Bronnen

·       150 jaar fotojournalistiek (The Hulton Getty Picture Collection).

·       Nederland in de 20e eeuw (1900 – 1930).

·       250 jaar Leeuwarder Courant.

·       De Holevoet (div. jaargangen).

·       De Nieuwe Holevoet (1964).

·       Eerdere publicaties over ’t Schut in het Verenigingsblad.

·       Diverse Internetsites, waaronder Vewin.nl (water als medium) en Historischhuis.nl.

 

Ridder in orde van Oranje Nassau stapte vijftig jaar geleden in het huwelijks-bootje

In februari 1964 stond er een artikel in de Nieuwe Holevoet over het 50-jarig huwelijksfeest van Doesje Methorst, één van de personen die erg belangrijk is geweest in het bestuur van zwemvereniging ’t Schut. Het betreffende krantenartikel wordt hieronder onverkort weergegeven.

Feest bij die heer en mevrouw Methorst

Een gouden huwelijksfeest Is altijd iets bijzonders en daarom waard vermeld te worden. Maar het 50-jarig huwelijksfeest van de heer Gerrit Methorst (79) en mevrouw Jannigje Methorst-Van Setten (80) is iets heel bijzonders en dus dubbel waard dat er iets meer aandacht aan geschonken wordt dan gewoonlijk het geval is.

Niet zozeer om die vijftig jaren huwelijkstrouw, dan wel om de persoonlijkheid van in het bijzonder de heer Methorst. Want de heer Methorst is niet alleen Scherpenzeler van geboorte, maar hij is ook Scherpenzeler in hart en nieren. Ja, zonder de heer Methorst zou Scherpenzeel Scherpenzeel niet zijn. Reden daarvan is de bijzondere verdienste van de jubilaris als bestuurslid van vele verenigingen. Diverse jubilea heeft hij al achter de rug op verenigingsgebied. Als een kostbaar bezit bewaart de heer Methorst herinneringen en onderscheidingen. Zijn trots is de eremedaille in zilver, verbonden aan de Orde van Oranje Nassau, die hij vijf jaar geleden mocht ontvangen toen hij 55 jaar lid was van de schietvereniging, waarvan 40 jaar als bestuurslid en 25 jaar als voorzitter. Nu is de heer Methorst erelid van de schietvereniging. Hij is nog wel in functie als tweede voorzitter van de Schietkring Gelderse Vallei.

Een ander belangrijk feit is, dat de heer Methorst 45 jaar commandant van de vrijwillige brandweer is, waarvan hij eveneens een medaille heeft ontvangen. Bij de watersnood in 1953 mochten plaatsen met twee brandspuiten ook gaan helpen en in het brandweerblad “Brand” staat de Scherpenzeelse commandant dan ook met de spuit in ‘s-Gravendeel.

Op 31 januari ontving de heer Methorst een medaille van de BB voor 10-jarige trouwe dienst. Dit is nog maar een kleine greep uit het verenigingsleven waaraan de heer Methorst met alle zorg en toewijding heeft deelgenomen. De marktcommissie is er bijvoorbeeld ook nog, met een 40-jarig lidmaatschap en bestuurslidmaatschap. Toen de kippenmarkt werd opgericht was de heer Methorst penningmeester en bij het 50-jarig bestaan fungeerde hij als waarnemend voorzitter. De muziekvereniging ,,Caecilia” heeft hem 22 jaar als lid gekend, zelfs nog tien jaar na zijn huwelijk bespeelde hij er de piston.

Verder was hij van 1916 tot 1940 bestuurslid van ’t Patrimonium, de ziekenverzekering. Maar de Duitsers haalden in de oorlog het geld van de bank en namen de hele boel in beslag, zodat het Patrimonium opgeheven moest worden.

Dan is er de Vereniging tot Bestrijding van TBC, die de heer Methorst kent als voorzitter. Verleden jaar vierde de heer Methorst zijn 35-jarig jubileum als bestuurslid van de avondnijverheidsschool, de “tekenschool”. En zijn vrienden bleken hem ook nu niet vergeten te hebben.

De ,,burgerwacht” is ook nog te vermelden. Deze bestond voornamelijk uit leden van de schietvereniging met meester Cator als voorzitter. Een heel oud schietboekje toont nog de resultaten van burgerwachter Methorst.

Er zit trouwens nog veel meer in de oude doos: de zwemvereniging bijvoorbeeld. Met zijn zevende jaar zwom Gerrit Methorst al als een aal en was dan ook een gewaardeerd lid en bestuurslid van de zwemvereniging ,,’t Schut”. Het zwembad was toen nog in de Beek en oude foto’s tonen hoe de zwemmers na een zwemwedstrijd de toeschouwers vermaakten door op een vlot een toneelstukje op te voeren, waarbij de hele mikmak uiteraard in het water terecht kwam. Door de verlegging van de beek was er zestien jaar geen zwembad, maar toen in 1959 het zwembad aan de Willaerlaan werd geopend, was de 75-jarige heer Methorst er als de kippen bij om nog een duik te nemen. Afgelopen zomer heeft hij niet gezwommen, omdat het veel te vol was met het mooie weer.

Over zijn jeugd weet de heer Methorst nog veel te vertellen, vooral wat hij en zijn kameraden alzo uitspookten. “Tegenwoordig is er afleiding genoeg voor de jeugd, maar vroeger moesten we ons wel vermaken met kattekwaad uithalen”, zegt de jubilaris, die er nog plezier in heeft als hij vertelt van het oliebollen gappen met oudjaar, een kikvors door de brievenbussen gooien en in het voorjaar “gouwe turre” door een openstaand raam naar binnen gooien, of van een geslacht varken, dat ergens op de ladder stond een poot afsnijden en die in een lijstje over de post aan de eigenaar terugsturen. Zondags was het gebruik om met een stel kornuiten een wandelingetje te maken, zo over Voskuilen en Woudenberg, of via Veenendaal of Amerongen en er was altijd wel iets te vinden onderweg waar ze plezier mee hadden. Maar met de komst van de fiets veranderde alles. Op zijn achttiende kreeg de heer Methorst een nieuwe fiets en nu was het met wandelen gedaan. Er werden fietstochten gemaakt naar Zeist of Bunnik, zodat hun rayon heel wat groter werd.

Zijn hele leven heeft de heer Methorst in de wagenmakerij gewerkt. Dat wil zeggen, vanaf dat hij op zijn elfde jaar van school kwam. Daarvoor was hij ook nog bij juffrouw Wetter op de bewaarschool geweest. De 11-jarige Gerrit kwam dus bij zijn vader, Hendrik Methorst, in de rijtuigen- en wagenmakerij, waar ook zo’n 1000 zichtwerften (red. werft is handvat en steel van een zicht ) en mathaken per jaar werden gemaakt, en verdiende daar vijftien cent in de week. Om dat wel wat schrale loon wat aan te vullen hield hij er konijnen bij en deed zijn best met eikels schudden en rapen in de herfst. Een emmer eikels bracht in die tijd zelfs achttien cent op. Op zijn veertiende jaar kreeg het verenigingsleven hem te pakken. Hij was toen op de knapenvereniging, die onder leiding stond van meester Veldhuizen en er “moest een bestuurtje worden gevormd om een scheidende leider een feestelijk afscheid te bereiden”.

Op 19 februari 1914 trouwde Gerrit Methorst met Jannigje van Setten uit Baarn en er werden zeven kinderen geboren: Everdina, Hendrik, Gijsbertje, Willem, Teunie, Elisabeth en Willy. Willem overleed op vijfjarige leeftijd. Vier van de kinderen wonen in Scherpenzeel. Het gouden echt-paar heeft 21 Kleinkinderen, en het zal hen woensdag zeker niet aan belangstelling ontbreken.

  Doesje Methorst.

 

 

 

 

 

 

 

Zwembad ’t Willaer: ontspanning door inspanning

Een lange weg

Door het stilstaande en daardoor onzuivere water sterft ’t Schut letterlijk en figuurlijk een stille dood. Het bad raakt in onbruik en Scherpenzeel moet het stellen zonder zwembad. Dat is velen een doorn in het oog. Zij doen er alles aan om een nieuw zwembad te stichten. Maar dat gaat niet vanzelf, zo blijkt uit de moeizame en inspannende weg die bewandeld moet worden voordat het zover is.

 In 1950 neemt gemeentesecretaris Barend van den Brink ( zie foto) het initiatief voor het ontwikkelen van een nieuw zwembad, dat gerealiseerd moet worden bij ‘t Koepeltje tussen de oude Lunterse Beek en de gekanaliseerde beek. De begrote kosten bedragen 30.000 gulden, maar omdat de eigenaresse van de grond zich uiteindelijk terugtrekt, gaat het plan niet door. In 1953 overleggen de VVV ’s van Scherpenzeel en Woudenberg over de aanleg van een nieuw zwembad dat volgens de plannen 100.000 gulden gaat kosten. Er wordt geen locatie gevonden die voor beide gemeentes aanvaardbaar is en ook deze keer lopen de plannen op niets uit. Twee jaar later, in 1955, staan er enkele enthousiaste zwemliefhebbers op die zich verenigen in een comité tot stichting van een zwembad. Er wordt een maquette ontworpen en een inzamelingsactie gehouden, waarvan de opbrengst echter bij lange na niet genoeg is om de plannen ten uitvoer te brengen. Later komt het ingezamelde bedrag alsnog ten goede aan het zwembad. De plannen worden door de gemeente overgenomen en het comité wordt opgeheven. In 1957 koopt de gemeente een stuk grond voor de aanleg van een sportterrein aan de Willaerlaan. Een gedeelte van de grond is bestemd voor sport- en speelterrein en op de resterende grond moet een zwembad worden aangelegd. Voor de uitvoering van de plannen moeten nog verschillende obstakels worden genomen. Eerst ontwikkelt de gemeente een plan waarbij men vooral uitgaat van de aanleg van het zwembad m.b.v. machines, maar door de bestedingsbeperking in die tijd moet de gemeente op zoek naar alternatieven met een zo arbeidsintensief mogelijke aanpak. Bij de Dienst Aanvullende Civiele Werken (DACW) wordt door de wethouders Van Kampen en Van den Ham succes geboekt: de dienst is bereid het arbeidsloon van de werknemers volledig voor zijn rekening te nemen. Van dit plan komt helaas niets terecht, omdat er in Scherpenzeel en omgeving te weinig werklozen zijn om het zwembad te kunnen aanleggen. De gemeente geeft gemeentearchitect A.H. Nes uit Barneveld opdracht een nieuw plan te maken. Het ontwerp voldoet aan de eisen van het Nederlands Olympisch Comité en wordt bovendien goedgekeurd door de inspecteur van de volksgezondheid. De totale kosten voor de aanleg van het zwembad bedragen ruim 65.000 gulden en dat geld heeft de gemeente niet.  Uit de reserves van de gemeente kan 20.000 gulden worden gehaald, zodat er nog 45.000 gulden bijeen moet worden gebracht door de Scherpenzeelse bevolking.
In september 1958 roept burgemeester Hoytema van Konijnenburg een dertigtal inwoners uit alle lagen van de bevolking bijeen om te praten over de plannen en na te denken over de mogelijkheden die tot verwezenlijking ervan kunnen leiden. De burgemeester benadrukt dat het realiseren van een zwembad niet alleen van belang is voor de zwemsport maar nog meer voor de volksgezondheid. Een commissie van twintig personen, waarvan een aantal ook deel uitmaakte van het comité in 1955, wordt samengesteld om een en ander verder uit te werken. Naast architect Nes zijn o.a. Barend van den Brink en wethouder Brand Valkenburg Tzn. ( zie foto) lid van deze commissie.

Ter financiering van de bouw van het zwembad schrijft de gemeenteraad op advies van de Commissie tot stichting en instandhouding van een zwembad te Scherpenzeel op 21 oktober 1958 een Burgerzinlening uit van 45.000 gulden. Een gedeelte van de lening is renteloos, terwijl 25.000 gulden als obligatielening tegen een rente van 4% wordt uitgezet. Binnen een maand is dit laatste gedeelte overtekend en ook de inschrijving voor het renteloze gedeelte is voor het eind van het jaar voltekend. Als Gedeputeerde Staten van Gelderland in december 1958 toestemming geven voor de aanleg van het zwembad, wordt kort voor de jaarwisseling het bad uitgezet.

Bouwmaterialenhandel De Jong en Schoute.  

De bouw wordt begin 1959 gegund aan firma De Geit uit Veenendaal die eind februari de eerste schop in de grond zet. Leverancier van bouwmaterialen is het Veenendaalse bedrijf De Jong en Schoute. Het bad heeft een lengte van 45 meter en is 20 meter breed, het ondiepe gedeelte wordt door een kabel van het diepere gedeelte gescheiden, terwijl in het midden een brug komt met startblokken en in het ondiepe een glijbaan voor de kinderen.

Tijdens de bouw houden de Scherpenzelers de vorderingen nauwgezet in de gaten en ’s avonds en op zaterdag komen velen een kijkje nemen. Veel Scherpenzeelse bedrijven dragen hun steentje bij, zodat de kosten binnen de perken blijven. Zo bekostigen de aannemers in ons dorp een tiental banken die op het complex zullen worden geplaatst. Veel andere attributen worden door het plaatselijke bedrijfsleven voor niets of tegen sterk gereduceerde prijs geleverd.

Op 22 juni 1959 zijn 1500 bezoekers aanwezig bij de opening van het bad, waaronder de gehele Scherpenzeelse schooljeugd. Gemeentesecretaris Barend van den Brink wijst in zijn openingswoord op de grote behoefte aan een zwembad in Scherpenzeel met als bewijs de verkoop van 1200 abonnementen op dat moment.

  Veel publiek tijdens de opening in 1959.

Na de openingswoorden van burgemeester Hoytema van Konijnenburg mogen een vijftal kinderen van commissieleden de eerste duik nemen. Het zijn Marian Zwaan, Meta Schimmel, Menno Iprenburg, Han Overeem en Lia Huijbers. Hierna worden nog zwem- en polodemonstraties door de Amersfoortse Zwem- en Poloclub gehouden. Badmeester van het nieuwe zwembad is de uit Putten afkomstige Andries van den Berg. Pas na de opening neemt de gemeenteraad een besluit tot aanleg van een ‘pierebadje’ voor de allerkleinsten, hetgeen nog geen maand later is gerealiseerd.

  Het ‘pierebadje’ in 1960.

De openstelling op zondag leidt tot verdeeldheid in de gemeenteraad. Uiteindelijk wordt besloten het bad bij zomerweer op zondagmiddag alleen open te stellen voor abonnementhouders van 13 tot 21 jaar, zodat er niet hoeft te worden betaald aan de kassa. Op andere dagen is het zwembad ook niet op alle tijden voor iedereen toegankelijk: er zijn uren van openstelling voor Heren, voor Dames en Gemengd.

’t Willaer, 1959.

De beginjaren

 

In het openingsjaar trekt het zwembad veel bezoekers dankzij een prachtige zomer, meer dan 15.000 mensen komen een duik nemen.   Velen van hen hebben voor fl.12,50 een gezinsabonnement in de voorverkoop gekocht. Tijdens het seizoen moet een rijksdaalder extra worden betaald voor zo’n abonnement. Een kaartje bij de kassa kost 50 cent voor volwassenen en 35 cent voor kinderen jonger dan 15 jaar.

Badmeester Andries van den Berg wordt terzijde gestaan door de heer Van de Brink en het echtpaar Huijbers. In 1961 wordt Andries opgevolgd door Fred van Dorp, die slechts één jaar badmeester in Scherpenzeel is geweest. Hij geniet later landelijke bekendheid vanwege zijn deelname als waterpoloër aan meerdere Olympische Spelen en als internationaal waterpoloscheidsrechter. Ruud van Keulen is zijn opvolger.

Voor het vullen van het zwembassin wordt grondwater gebruikt dat slechts een temperatuur heeft van ongeveer 13 graden en via een voorverwarmingsbassin uiteindelijk met een temperatuur van ongeveer 15 graden het bad bereikt. In dat ijskoude water heeft menig Scherpenzeler voor schooltijd zwemles gehad! Het zwembad kent geen zuiveringsinstallatie. Het terrein rond het bad bestaat uit zand waardoor het water ondanks een voetenbad rondom het bassin snel vervuilt en troebel wordt. Aan het eind van een zwemdag is het dan ook altijd weer spannend of alle kleding uit de kleedhokjes weg is, zodat kan worden vastgesteld dat er niemand in het water is achtergebleven…

Als Chris Sangers op een niet al te drukke dag een rondwandeling maakt, ziet hij tot zijn ontsteltenis een jongetje bewegingloos in het water drijven, hij is over de kabel in het ondiepe bad gevallen. Na ongeveer 20 minuten mond-op-mondbeademing slaat het vierjarige jongetje zijn ogen op en begint te huilen. De inmiddels gearriveerde dokter Pon onder-zoekt de jongen en stuurt hem door naar het ziekenhuis, waar blijkt dat hij slechts een lichte longontsteking heeft opgelopen. Frans Huijbers op de brug, ± 1960.

Om het water enigszins schoon te houden worden chemicaliën uit mandflessen aan het water toegevoegd. Halverwege het zwemseizoen laat men het bad helemaal leeg lopen om het te voorzien van schoon water en het vuil eruit te halen. Het bad is hoger gelegen dan het omliggende terrein, zodat het water vanzelf wegloopt via een afvoerbuis. Dat gaat tamelijk langzaam. Bij een hoge grondwaterstand wordt de druk op het bad, wanneer het leeg is om schoongemaakt te worden, erg hoog, zodat het water door de deletatievoegen het bad in stroomt. Om te voorkomen dat het bad scheurt moet er haast worden gemaakt met de schoonmaak, zodat het bassin weer snel met water kan worden gevuld. In de tijd dat Chris Sangers badmeester is (1964-1968) gaat het mis: ondanks de aanwezige bronbemaling wordt de druk op het zwembassin te groot en  stort één van de wanden in. Om bij de aanleg kosten te besparen, zijn de wanden slechts 8 centimeter dik gemaakt. Omdat het onzuivere water niet langer acceptabel is, wordt gezocht naar een manier om het water te zuiveren. De mogelijkheden zijn beperkt door een gebrek aan financiële middelen.

 In 1965 wordt van een waterleidingbedrijf in Culemborg een 8 meter lange ontijzeringsketel gekocht (zie foto) met een diameter van 2 ½ meter, die overigens toch nog 25.000 gulden kost. De installatie wordt aangelegd door leerlingen van technische school Valkenheide, zodat er geen loonkosten zijn. Aan het handmatig toevoegen van chemicaliën uit mand-flessen komt een eind als er een ‘chloorgasbom’ wordt geplaatst die met behulp van een elektrisch doseringspompje ervoor zorgt dat de juiste hoeveelheid chloor aan het water wordt toegevoegd.

Als het ‘s nachts eens hard onweert en regent, besluit Chris Sangers poolshoogte te gaan nemen bij het zwembad om te kijken of de elektriciteit is uitgevallen. Dat blijkt inderdaad het geval te zijn. Chris schrikt zich een ongeluk als hij in het donker plotseling wordt aangesproken met de woorden “Hé, badmeester wat doe je hier met zulk slecht weer”. Een boerenzoon schuilt voor het noodweer in één van de badhokjes. Door de stroomuitval werkt de doseerpomp niet meer en komt er chloorgas vrij. Chris probeert zonder adem te halen de kraan van de chloorgasbom dicht te draaien, maar desondanks krijgt hij chloordampen binnen en tast het gas zijn luchtwegen aan waardoor hij hier nog maandenlang last van heeft. Chris, Wim en Ria Sangers. Om herhaling te voorkomen en veiligheidsmaatregelen te treffen, neemt Chris Sangers de volgende dag contact op met burgemeester Hoytema van Konijnenburg, die altijd op zoek is naar goedkope oplossingen en daar ook deze keer in slaagt … . De burgemeester schaft een afgedankt Duits gasmasker uit de Tweede Wereldoorlog aan voor de badmeester en het probleem is uit de wereld.

Een geluidsinstallatie ontbreekt op het zwembad en dat kan leiden tot gevaarlijke situaties als de badmeester niet op zijn post is maar wel dringend nodig is voor bijvoorbeeld hulpverlening. Ook deze keer vindt de zuinige burgemeester een in zijn ogen adequate oplossing: hij koopt een oude megafoon uit het leger en levert deze in een groen kistje af op het zwembad.

1962. Het zwembad is in de beginjaren al om kwart voor zeven ’s morgens open en de sluitingstijd is afhankelijk van de weersomstandigheden, zodat op een mooie zomerdag het bad soms pas om tien uur ’s avonds sluit. Pas vanaf 1969 is het zwembad op zondagen toegankelijk voor iedereen. In dat jaar komen een vijftigtal campinggasten op een warme zondag naar het zwembad. Ze weigeren de entreehal te verlaten. De politie komt eraan te pas en staat toe dat er door hen, tegen betaling, wordt gezwommen. De volgende dag al wordt besloten het bad op zondag voor iedereen open te stellen. Boerenjongens willen op een warme zomerdag ook graag zwemmen, zij zijn pas later op de avond hiertoe in de gelegenheid, omdat zij met mooi weer druk zijn op het land. De badmeester maakt hier doorgaans geen probleem van en als dank helpen zij vaak aan het eind van de avond met opruimen. 

Het zwembad op de schop

Al aan het eind van de zestiger jaren worden er plannen gesmeed om het zwembad drastisch te moderniseren en uit te breiden. De staat van het zwembad is slecht en uitbreiding is gewenst. Het nieuwe bassin, 1974. Een comité waarin o.a. Krijn Okker, directeur van Anox en Jan Valkenburg, lid van de Sport Advies Raad, zitting hebben, organiseert de actie “Zwem mee” om gelden onder het bedrijfsleven en de Scherpenzeelse bevolking te genereren. Het streefbedrag is 100.000 gulden, terwijl de bouwkosten 1,2 miljoen gulden bedragen. Een groot deel van de Scherpenzelers wordt ingeschakeld bij de actie: schoolkinderen maken tekeningen, mavoleerlingen schrijven opstellen, 80 collectanten gaan in september 1973 op pad om ‘antwoorddruppels’ rond te brengen en  op te halen waarop iedereen zijn bijdrage kan vermelden. Onder de collectanten bevinden zich ook burgemeester Heij, de wethouders en diverse raadsleden.

 Veel jeugdleden van meerdere verenigingen gaan in een feestelijke optocht door het dorp. De waterstand in een miniatuur zwembad voor het gemeentehuis laat zien hoeveel geld er al binnen is.

De actie is uiteindelijk een groot succes: ongeveer 107.000 gulden is het indrukwekkende eindresultaat en het nieuwe 50 meterbad met springkuil en duikplanken komt er. Het oude bassin wordt gerenoveerd waarbij de brug wordt weggehaald en de waterdiepte varieert van 30 tot 120 centimeter. En niet onbelangrijk: het water wordt verwarmd! Verder zal een nieuwe badmeesterpost, een filter- en verwarmingsgebouw en een aantal nieuwe toiletten worden gebouwd. De firma Odink uit Eibergen is verantwoordelijk voor de bouw van de faciliteiten. In juli 1974 wordt het bad officieus in gebruik genomen, terwijl de officiële opening op 24 augustus 1974 plaatsvindt.  Chef-badmeester is in die tijd Jan Lasker. De zomers van 1975 en 1976 zijn prachtig, zodat er een recordaantal bezoekers een verkoelende duik komt nemen. In 1975 zijn er meer dan 100.000 zwemmers geteld met een recorddag van 4000 bezoekers. Naast het mooie weer is natuurlijk het prachtige bad hier mede oorzaak van. Emmy de Vries komt in 1974 het team van het zwembadpersoneel versterken als zwemlerares. Ze is in 1967 vanuit Weesp naar Scherpenzeel verhuisd en is in haar vorige woonplaats ook actief betrokken geweest bij de zwemsport. Op verzoek van directeur Gemeentewerken Lein Wisse komt ze bij ’t Willaer werken.  

Jaarlijks nemen tussen de 150 en 180 kinderen deel aan zwemlessen om een zwemdiploma te behalen. Velen van hen zijn opgeleid door Emmy. Als chef-badmeester Bert Sluyter vertrekt, wordt Emmy de Vries (zie foto) de nieuwe bedrijfsleidster. Ze is actief betrokken bij de organisatie van allerlei evenementen die in het zwembad plaatsvinden. In 1998 neemt Emmy na 24 jaar afscheid van ´t Willaer, maar tot op heden verzorgt ze de verkoop van abonnementen in het voorseizoen. Als Emmy haar kassawerkzaamheden beëindigt, neemt Bep Vorrink deze taak van haar over. Bep is op dit moment ongeveer 22 jaar in dienst van ’t Willaer. Ze heeft acht jaar deel uitgemaakt van het bestuur van Vereniging “Vrienden van Zwembad ’t Willaer”.

 

Meer dan een verfrissende duik

 Vanaf de oprichting zijn er in het zwembad allerlei activiteiten georganiseerd waarvan de Willaer Triathlon misschien wel de meest in het oogspringende activiteit is geweest. Initiatiefnemer is chef-badmeester Bert Sluyter, die bij de organisatie terzijde wordt gestaan door Emmy de Vries. In 1984 wordt deze triatlon voor het eerst gehouden ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het zwembad onder verantwoordelijkheid van de gemeente Scherpenzeel. Later wordt de Stichting Willaer Triathlon opgericht waarvan Wim Meijering voorzitter is. Op 25 augustus 1984 geeft Jan Valkenburg om 9 uur ’s morgens een teken aan een lid van de schietvereniging om het startschot te lossen voor de 1/8 triatlon. Om half twee gaan de 83 deelnemers van de kwart triatlon van start. Zij moeten 1000 meter zwemmen, 45 km fietsen en 10,5 km lopen. De organisatie van het zwemgedeelte is in handen van Poseidon ’59.  Veel andere verenigingen en medewerkers zijn eveneens betrokken bij het evenement. Sponsoren stellen geldprijzen ter beschikking. In 1985 kan ook worden deelgenomen aan de halve triatlon. Deze wordt gewonnen door de bekende Scherpenzeler en ex-profwielrenner Matthijs de Koning, die zowel nationaal als internationaal naam heeft gemaakt als triatleet. De Willaer Triathlon groeit uit tot een vermaard evenement dat meetelt voor de Super Prestige Cup, waardoor meerdere toptriatleten meedoen en er op het hoogtepunt honderden deelnemers van de partij zijn. De populariteit van de sport heeft echter ook een keerzijde: op steeds meer plaatsen, waar grote geldbedragen beschikbaar zijn, worden triatlons georganiseerd. Hierdoor neemt de belangstelling voor de Scherpenzeelse triatlon af, zodat op 23 augustus 2000 besloten wordt een punt te zetten achter de organisatie van de  Willaer Triathlon.

Willaer Triathlon, 1987.

Jaarlijks wordt sinds 1976 in ’t Willaer meegedaan aan de Nationale Zwemvierdaagse. Poseidon ’59 draagt aanvankelijk de verant-woordelijkheid voor dit evenement, maar nu is de organisatie in handen van de Vereniging “Vrienden van zwembad ’t Willaer”.

Parapluhangen. Kinderen zwemmen vier maal 250 meter en volwassenen moeten 500 meter per avond afleggen. Rondom het zwemmen worden allerlei activiteiten georganiseerd. In 1985 wordt de zwemvierdaagse geopend met een spectaculaire show van een stuntteam, dat met auto’s op De Breelaan adem-benemende capriolen uithaalt.

Meerdere malen wordt op één van de avonden het traditionele parapluhangen beoefend. Andere attracties tijdens de zwem-vierdaagse zijn o.a. stuivertje duiken, een demonstratie door de brandweer, terwijl ook regelmatig een familie-estafette is gehouden. Bij gunstige weersomstandig-heden doen soms meer dan negenhonderd zwemmers mee.                                                                                                           

Tienkamp: het team van Gemeente Scherpenzeel,1980. Om ook Scherpenzelers die weinig gebruik maken van het zwembad te enthousiasmeren voor de zwemsport, wordt vanaf 1980 een aantal malen de Tienkamp Oude Stijl georganiseerd o.l.v. Bert Sluyter.

  Teams van diverse verenigingen, zoals de wijkverenigingen Smitssteeg en De Maatjes, sportverenigingen Badge en Set Up en ook de Carnavalsvereniging en de Gemeente Scherpenzeel binden veelal verkleed de strijd tegen elkaar aan bij de verschillende onderdelen.  Spelonderdelen zijn o.a. de Wip Wap Tobberace, de peddelboot-gewichtenrace en de Veerman Hindernisrace. In 1982 wordt de Tienkamp gewonnen door de Schietvereniging. De publieke belangstelling is groot tijdens het evenement dat aan het eind van het seizoen gehouden wordt.

Het hoofd boven water houden

 In het begin van de jaren negentig wordt zwembad ’t Willaer met sluiting bedreigd. De gemeente Scherpenzeel kan de exploitatie van het bad niet langer rond krijgen. Drie enthousiastelingen, Emmy de Vries, Gert Voogt en Frans van de Wetering besluiten actie te gaan voeren. Tijdens de lampionnenoptocht op Koninginnedag 1992 worden kinderen versierd met attributen als zwembandjes en spandoeken waarmee wordt geprotesteerd tegen de mogelijke sluiting van ’t Willaer. Kort hierna gaat het drietal op bezoek bij wethouder Douwe Kroodsma, die adviseert een werkgroep op te richten. Aldus geschiedt. Bekende namen van leden van deze actiegroep zijn o.a. Wim Meijering, Jan Valkenburg,  Koos Iseger en Flip van Utenhove, die met nog enkele anderen het oprichtingscomité vormen voor de vereniging van vrienden van het zwembad. De groep organiseert een actie met de leuze “Help, ons zwembad verzuipt”. De scholen houden handtekeningenacties en een ledenwerfactie onder de naam “Een geeltje voor ’t Willaer” is zeer succesvol en leidt ertoe dat het zwembad open blijft. Op 20 oktober 1992 wordt de Vereniging “Vrienden van Zwembad ’t Willaer” opgericht. Uit het comité nemen twee personen zitting in het bestuur: Jan Valkenburg en Flip van Utenhove. Voorzitter is Harry Ebbens en ook Emmy de Vries maakt deel uit van het bestuur. Bijna 1200 mensen hebben zich opgegeven als lid van de Vereniging. Op dit moment (2009) telt de Vereniging ongeveer 1300 leden. De Stichting is verantwoordelijk voor het in stand houden van het zwembad. Zij ontwikkelt plannen  en voert deze uit t.b.v. ’t Willaer, dat eigendom is van de Gemeente Scherpenzeel. De Stichting heeft op 2 maart 1993 de exploitatie van de Gemeente Scherpenzeel overgenomen. De Vereniging ondersteunt de Stichting financieel, door het inzetten van vrijwilligers en het organiseren van evenementen. Eerste voorzitter van de Stichting is Koos Iseger. Flip van Utenhove wordt later voor het vele werk dat hij heeft verzet benoemd tot erelid van de Vrienden evenals Jan Valkenburg. Emmy de Vries is deze eer in 2005 te beurt gevallen, zij heeft in 1998 zelfs een Koninklijke onderscheiding gekregen.

Vrijwilligers bouw nieuwe entree, 2009. De Vereniging vrienden van ‘t Willaer draait op vrijwilligers. Bij oprichting van de vereniging in 1992 is het zwembad in een slechte toestand, er is veel achterstallig onderhoud. Zo zijn de pompen, de apparatuur in de machinekamer en de elektrische installatie in een miserabele conditie. Om dit alles weer in goede staat te krijgen zijn vrijwilligers jaren bezig geweest. Vrijwilligers van het eerste uur zijn de inmiddels overleden Jan van Schaijk en Jan van de Wetering. Enkele vrijwilligers hebben ervoor gezorgd dat na meer dan 15 jaar de machinekamer nu eindelijk aan de eisen van deze tijd voldoet! Elke dinsdagmorgen, zowel zomers als ’s winters, is een groep van bijna twintig vrijwilligers op het complex aan het werk. Er zijn vier werkgroepen samengesteld die er elk op hun terrein voor zorgen dat het zwembad in zijn totaliteit in topconditie blijft!

Tuindienst :
Het grote groene terrein vraagt het hele jaar door om veel onderhoud. Wekelijks is er een tuinteam aanwezig om dit te realiseren. Dit team bestaat uit Cor de Vries, Hennie van de Sand en Jaap Kraan.

Technische dienst :
De kwaliteit van het zwemwater en alles wat ermee samenhangt wordt door deze groep verzorgd. Hierdoor voldoet de kwaliteit al jaren aan de wettelijke normen. Bert Berkhof, Hans Kohsiek, Ab Termate en Ton Lammers zijn de vrijwilligers in deze werkgroep. Bertus van de Wetering verzorgt het ijzerwerk. Evert Steinman en Anton Becker doen het loodgieterwerk.

Bouwgroep :
Onderhoud en veranderingen aan gebouwen, straatwerk, tegelwerk en leidingen wordt door vrijwilligers van deze werkgroep gedaan. Deze werkzaamheden vinden vooral buiten het zwemseizoen plaats. Tot deze groep behoren Henk Schipper, Jorde van Zeumeren, Filip van Bruggen, Ries Bakker, Wijnand Osnabrugge en Wim Methorst. Het schilderwerk wordt door Bert Spies gedaan, terwijl Leen van Steenis manusje van alles is.

Oproepvrijwilligers :
Assistentie bij diverse evenementen, de grote voorjaarsschoonmaak en veel andere hand- en spandiensten worden door deze groep verricht. Zo wordt er o.a. assistentie verleend bij de zwemvierdaagse en de school-zwemestafette. De werkzaamheden van de vrijwilligers worden gecoördineerd door Kees Vonk

Door de inzet van veel vrijwilligers zijn er op ’t Willaer maar enkele medewerkers in loondienst, zodat de exploitatie van het zwembad haalbaar blijft. Door de inzet van al deze mensen hoeft er maar weinig werk te worden uitbesteed. Veel bedrijven in Scherpenzeel en omgeving steunen het zwembad door materialen tegen vriendenprijzen te leveren. In de loop der jaren hebben de vrijwilligers veel zichtbare, maar ook voor het publiek onzichtbare verbeteringen aangebracht. In 1993 krijgt ’t Willaer nieuwe warmwaterdouches, die door de Vereniging aan het bad zijn geschonken en worden de toiletten door vrijwilligers betegeld. De kleedkamers zijn in 1994 met steun van vele burgers en bedrijven vernieuwd en dit jaar is de entree volledig verbouwd. Ook zijn er aanpassingen voor mindervaliden gerealiseerd. De eerste lange glijbaan, die ongeveer acht jaar geleden al weer is  vervangen door een moderner exemplaar, is door de Vrienden overgenomen van een zwembad uit Leiderdorp en door de vrijwilligers gemonteerd. Speeltoestellen zijn enkele jaren geleden dankzij de financiële ondersteuning van de Rabobank en de Vrienden op het terrein geplaatst.

Om de exploitatie jaarlijks rond te krijgen, is een bezoekersaantal van ongeveer 50.000 vereist. Voor de vrijwilligers wordt jaarlijks aan het eind van het seizoen een barbecue georganiseerd door de Vrienden. Voorzitter van de Vereniging is nu Gerd Hendrikx, terwijl Hans Thielemans dezelfde functie bekleedt bij de Stichting. Mede voor zijn inspanningen voor ’t Willaer heeft hij onlangs een Koninklijke onderscheiding gekregen.

Het hoogste punt bereikt, 2009.

 

Poseidon ’59: opgaan, blinken en verzinken

 In het verleden kent Scherpenzeel Zwemvereeniging ’t Schut, maar met het ter ziele gaan van het zwembad in de Lunterse Beek komt ook een eind aan deze vereniging. Voordat zwembad ’t Willaer wordt geopend in juni 1959, is op 29 mei van dat jaar zwem- en polovereniging Poseidon ’59 al opgericht. De naam Poseidon is in de oudheid verbonden aan water: Poseidon was evenals Neptunus god van de zee. Omdat er al een zwemvereniging met de naam Poseidon bestaat, moet de toevoeging ’59 erbij.

Bij de oprichting van Poseidon ‘59 melden 12 personen zich aan als lid. Jan Valkenburg en zijn echtgenote Juul Valkenburg-de Vries treden met nog enkele andere initiatiefnemers toe tot het voorlopige bestuur. Enkele weken later telt de vereniging al veertig leden, terwijl het aantal leden eind 1959 is gestegen tot 81. De contributie bedraagt 4 gulden per jaar voor leden jonger dan 16 jaar en zes gulden voor de overige leden. In september 1959 vindt de bestuursverkiezing voor een definitief bestuur plaats. Voorzitter wordt Jan Valkenburg, secretaresse Marian Zwaan, penningmeester Kitty van Gemert, terwijl de heren Geert Valkenburg, Hans van Bruggen, Wim Schimmel en Han Overeem eveneens deel uitmaken van dit bestuur.

Om deel te mogen nemen aan zwemwedstrijden tegen andere verenigingen is aansluiting bij de Koninklijke Nederlandse ZwemBond (KNZB) vereist. Poseidon ’59 wordt ingedeeld bij Kring Midden van Nederland. Als embleem wordt gekozen voor het zeepaardje. De firma Methorst zorgt voor 50 emblemen voor op de zwemkleding en tassen. Het clubblad, dat ook voor het eerst in het oprichtingsjaar verschijnt, krijgt de naam “Het Zeepaardje”. De vereniging manifesteert zich op het gebied van wedstrijdzwemmen en waterpolo, waarbij zowel heren als dames in wedstrijdverband uitkomen.

Heren waterpoloteam, 1963. Op 5 september 1959 worden ter gelegenheid van de oprichting door Kring Midden officiële festiviteiten georganiseerd, die uit een tweetal polowedstrijden bestaan en uit zwemwedstrijden. Voor Poseidon komen tijdens deze wedstrijden o.a. Lia Huijbers en Bas Ritmeester uit. De gemeente Scherpenzeel draagt de vereniging een warm hart toe, getuige het gratis beschikbaar stellen van het bad op dinsdag- en donderdagavond voor trainingen.  Voordat aan de eerste officiële Kringzwemwedstrijd wordt deelgenomen op 14 november 1959, wordt enkele malen tegen Wilskracht ’57 uit Amerongen geoefend. De trainingen vinden in de beginperiode plaats onder leiding van Andries van den Berg en Juul Valkenburg. Omdat de kosten voor de wintertraining in Amersfoort te hoog zijn, wordt pas later in het Sportfondsenbad in Amersfoort getraind.

Alle begin is moeilijk, zodat de eerste polowedstrijden van zowel het dames- als herenteam met grote cijfers worden verloren, maar daar komt snel verandering in, want in 1963 behaalt het eerste herenteam het kampioenschap.

Nadat Fred van Dorp en Ruud van Keulen korte tijd trainingen hebben verzorgd, komt Chris Sangers in 1964 als badmeester naar Scherpenzeel en zet hij zich in voor de zwemvereniging. Hij treedt toe tot de Technische Commissie en veel clubrecords worden in zijn tijd verbeterd. De TC regelt en organiseert de activiteiten en is het hart van de zwemvereniging. Joop Cozijnsen is tien jaar lid van de Technische Commissie geweest en Joop Bakker zelfs vijftien jaar. Het is met name Chris Sangers, bijgestaan door Mees Groeneveld, die midden jaren zestig Poseidon ‘59 op de been houdt, want veel werkzaamheden moeten door slechts enkelen worden verricht. Een terugval van het ledenaantal is  in 1967 is het gevolg.

Om het tij te keren wordt in 1971 een grote huis aan huis ledenwerfactie georganiseerd, waarbij ook de Scherpenzeelse scholen worden ingeschakeld. De actie resulteert in een toename van 64 naar 105 leden. De gemeente geeft toestemming voor meer trainingsuren in het zwembad. In de wintermaanden wordt in het instructiebad in Woudenberg getraind o.l.v. badmeester Jan Lasker en Juul Valkenburg. Sportief gezien gaat het dan ook beter en het eerste herenteam wordt wederom kampioen en promoveert in 1971 naar de 1e klasse. Vanaf 1975 wordt in de wintermaanden niet alleen deelgenomen aan polowedstrijden maar ook aan zwemwedstrijden, zodat het bestuur op zoek gaat naar betere trainingsfaciliteiten die gevonden worden in het overdekte zwembad in Leusden.

In hetzelfde jaar wordt het eerste jeugdbestuur gekozen dat bestaat uit Willy Dorsman, Marlies Valkenburg, Peter de Rijk en Eric Geurten. Inmiddels zijn er ook poloteams voor de jeugd bijgekomen. Zij strijden om de hoogste plaatsen tijdens het Koekstad-toernooi voor jeugdteams in Deventer en behalen een 4e plaats in een deelnemersveld van maar liefst 42 teams. Het trainerscorps wordt uitgebreid en naast Jan Lasker en Juul Valkenburg zijn ook Trudy de Rijk, Emmy de Vries en Jan Valkenburg tot de trainersstaf toegetreden. De clubrecords van de wedstrijdzwemmers worden mede dankzij de inspanningen van de trainers keer op keer Jan Valkenburg bij de zwemvierdaagse, 1977. verbeterd. In 1976 wordt op initiatief van Jan Lasker de eerste zwemvierdaagse in Scherpenzeel georganiseerd.

In de loop der jaren verandert het karakter van de oorspronkelijke zomervereniging Poseidon ’59 grotendeels, want alle competitie-activiteiten spelen zich in de winter af en daardoor is er eigenlijk geen sprake meer van een eigen home. De grote activiteiten waarmee de vereniging in de zomer naar buiten treedt beperken zich tot de zwemvierdaagse, het waterpolotoernooi, de schoolzwemwedstrijden en waterpolo. De trainingen worden praktisch allemaal in het Valleibad in Veenendaal gehouden. Desondanks stijgt het aantal leden in 1977 naar 150. Kort hierna volgt de instelling van een selectiegroep zwemmen o.l.v. Wim van Veen. In 1978 komt een eind aan een jarenlange traditie: de zwem- en polowedstrijden voor scholen. Uitbreiding van het aantal trainingsuren is helaas niet mogelijk, ook niet in andere plaatsen.

Een werkgroep waarin o.a. Jan Valkenburg zitting heeft, onderzoekt de mogelijkheden van een overdekt zwembad in samenwerking met Woudenberg. Het is er nooit van gekomen.

  Jongens aspirantenteam,1983. In 1979 bestaat de vereniging 20 jaar en worden er vele jubi-leumactiviteiten georganiseerd. Aan het jeugdwaterpolotoernooi doen 15 verenigingen mee.

Voor de 400 deel-nemers, die ’s nachts in tenten op het terrein van Controlasco kamperen, is er ’s avonds een disco-avond in de kantine van dit bedrijf.  In 1980 wint de familie Vollema voor de derde keer in successie de familie-estafette. Het daarop volgende jaar organiseert badmeester Bert Sluyter een zwemmarathon, de Nacht van Scherpenzeel, waaraan door 4 verenigingen wordt deelgenomen. Ook neemt hij samen met Emmy de Vries het initiatief voor de jaarlijkse Willaertriathlon in 1984, waarbij Poseidon de verantwoordelijkheid voor het zwemgedeelte voor haar rekening neemt. Doordat de gemeentelijke subsidie in 1982 wordt verminderd, kan er minder getraind worden en loopt het aantal leden helaas terug. Een positiever verhaal verschijnt een jaar voor het 25-jarig jubileum in  “Het Zeepaardje”. Veel oud-jeugdleden hebben zich ontwikkeld tot enthousiaste medewerkers op allerlei gebied binnen Poseidon. In dit verband worden o.a. genoemd: Wim Zwanink, Joop Cozijnsen, Henk Kramer en Sjoerd Tolsma. Tijdens de festiviteiten rond het 25-jarig jubileum in 1984 kondigt Jan Valkenburg zijn afscheid aan als voorzitter. Koos Iseger neemt zijn plaats in en Jan wordt secretaris en benoemd tot erevoorzitter. Zijn echtgenote Juul wordt op dezelfde bijeenkomst benoemd als lid van verdienste. In 1987 gaat Poseidon over naar de Kring Utrecht, waardoor reisafstanden naar tegenstanders aanzienlijk korter worden. Het ledental schommelt midden jaren tachtig rond 75. Er zijn vijf waterpoloteams: een jongensteam, een meisjesteam, een damesteam en twee herenteams.  

Prijswinnaars, 1979. In 1989 leggen Jan en Juul Valkenburg hun functies neer na dertig jaar veel van hun vrije tijd aan Poseidon te hebben gegeven. Juul blijft tot 1992 trainster, zodat ze dit bij haar afscheid 33 jaar heeft gedaan. Langzaam maar zeker daalt het aantal actieve leden van de vereniging: het waterpolo jongens-aspirantenteam kan wegens te weinig spelers niet deelnemen aan de competitie en ook het aantal wedstrijdzwemmers is gedaald. Een paar jaar later, in 1991, moet ook het meisjes-aspirantenteam noodgedwongen worden op-geheven. Ook het jeugdbestuur functioneert nauwelijks meer en nieuwe jeugdbestuurders zijn niet te vinden. Door het trainen in het instructiebad De Bron in Woudenberg is er sprake van een lichte toename van uit Woudenberg afkomstige jeugdleden. Eind 1994 dienen de eerste financiële  Heren Waterpoloteam. problemen zich aan door een verdere terugloop van het aantal leden en hogere zwembadhuren. Er ontstaat een tekort. De vereniging bevindt zich in een vicieuze cirkel naar beneden, want nog meer leden zeggen hun lidmaatschap op waardoor de tekorten toenemen. Het ontbreken van een overdekte zweminrichting in Scherpenzeel, waardoor altijd naar andere plaatsen moet worden uitgeweken is een belangrijke hinderpaal geweest bij het continueren van Poseidon ’59. In 1999 wordt besloten Poseidon ’59 op te heffen en komt na veertig jaar een eind aan het bestaan van de zwemvereniging. Tijdens de allerlaatste ledenvergadering overhandigt voorzitter Jacob Germs de voorzittershamer aan medeoprichter en erevoorzitter Jan Valkenburg. Officieel houdt de vereniging op 11 februari 2000 op te bestaan.

Jan Valkenburg heeft in 2003 de geschiedenis van Poseidon ’59 voor de Vereniging Oud-Scherpenzeel op papier gezet, waarvan bij de totstandkoming van dit artikel dankbaar gebruik is gemaakt. Jan Valkenburg is in 2008 overleden.

  ”Noe eerst effe Proate !”

 In de  rubriek ”Noe eerst effe Proate !” interviewt Piet Valkenburg jonge en oude, bekende en onbekende, kortom aller-lei Scherpenzelers,  die iets leuks of interessants over Scherpenzeel te vertellen hebben.  

Een aflevering van “Noe eerst effe Proate’’ in het themanummer over zwembad ’t Willaer. In de loop der jaren zijn veel mensen betrokken geweest bij het wel en wee van het zwembad, waarbij ook veel bekende Scherpenzeelse namen, maar toch was de keuze snel gemaakt: ik wilde graag één van de mannen van het eerste uur interviewen en dat werd dan ook de eerste badmeester, Andries van den Berg !

 

 

  Andries van den Berg met zijn vrouw Pepie.

 Andries van den Berg aan het woord: “Ik ben geboren op 2 juli 1938 in Opheusden. Hoezo in Opheusden? Dat kwam omdat mijn vader daar onderwijzer was op de plaatselijke school. Mijn vader was Adrianus Theodorus van den Berg, hij is geboren op 6 februari 1906 te Amerongen. Mijn moeder was Wilhelmina Helena Minnen, geboren op 9 oktober 1910 in de gemeente Ede. Inderdaad : de familie Minnen zoals deze ook voorkomt in Scherpenzeel.

Mijn grootvader Andries Minnen (zie foto) was de jachtopziener, de jager van de familie Royaards, ik ben inderdaad naar hem vernoemd. Hij is trouwens maar 50 geworden, hij is overleden in 1934.

 

  Mijn vader en moeder trouwden op 22 oktober 1934 (zie foto) en ze kregen in totaal 7 kinderen, waarbij ik de 2e zoon in het gezin was. Mijn moeder kwam dus vanuit Scherpenzeel, maar doordat mijn vader een baan kon krijgen in Opheusden, zijn ze daar terecht gekomen. De zwager van mijn vader was namelijk het Hoofd van de school in Opheusden.

In de mobilisatie in 1939 zijn mijn ouders elkaar nog een poos kwijt geraakt. Mijn vader moest in dienst en werd gelegerd aan de Diefdijk. Mijn moeder is toen met haar twee kinderen, waaronder ikzelf, naar haar moeder gegaan, dus naar ‘’opoe’’ Minnen in Scherpenzeel. Zij woonden toen in het Breehuisje, dat stond aan de Oude Barneveldseweg. Dat Breehuisje moest op een gegeven moment opgeblazen worden, want het stond in het schootsveld van de verdediging. Vervolgens werd in de meidagen van 1940 Scherpenzeel geëvacueerd en kwam mijn moeder met ons in Winkel  in Noord-Holland terecht. Ja en door al die verplaatsingen zijn ze elkaar dus een poosje kwijt geweest. 

Na die meidagen kwamen ze weer terug in Opheusden en daar hebben zich dus de eerste paar jaar van mijn leven afgespeeld. Ik heb tot 1944 in Opheusden gewoond. De omslag kwam door de oorlog. Zoals bekend vond in september 1944 de landing bij Arnhem plaats en ook rondom Opheusden werd er volop gevochten. Het strijdtoneel verplaatste zich nogal eens, zodat wij ons het ene moment in Duits gebied bevonden, dan weer in Engels of Canadees gebied. Die scheidslijn bevond zich heel vaak bij ons huis, we hebben het zelfs een keer gehad dat bij ons in huis de Engelsen zaten in een uitkijkpost op de eerste verdieping en dat beneden door de bongerd de Duitsers liepen. Op een gegeven moment was er gewoon niets meer te eten en besloten mijn ouders te vluchten. Dat was op 8 oktober 1944. Ze hadden het plan om naar bevrijd gebied, dus naar de Engelse kant te vluchten, maar liepen prompt tegen een Duitse officier aan, zodat we in de richting van Maurik moesten vluchten. Dat hield dus in dat we op Duits gebied bleven. Het gezin bestond toen uit 4 kinderen, de jongste van nog geen jaar en ikzelf was toen 6 jaar oud. We liepen eerst naar Kesteren en daar vandaan naar Maurik, waar we ingekwartierd zijn geweest bij mensen in huis. Na de inundatie van de Betuwe net voor de Kerst liepen we van Maurik via Eck en Wiel naar Amerongen. Kees van Ginkel, hij woonde toen op boerderij De Vlieterhoek, heeft ons met paard en wagen opgehaald en we kwamen zo in Scherpenzeel terecht. Weet je waar we toen introkken? In ’t Koepeltje, bij de jachtopziener Arpink. Het gezin Arpink is later nog naar Amerika geëmigreerd.  Mijn vader kwam te werken bij de gaarkeuken hier in het dorp. Die gaarkeuken was gesitueerd aan het Holevoetplein, tegenover waar nu garagebedrijf Velthuizen is.

’t Koepeltje. Op een gegeven moment, het moet zijn geweest op de zondag dat de kerktoren werd opgeblazen, besloot vader met zijn gezin toch weer verder te trekken. We zijn gaan lopen, uit Scherpenzeel naar Barneveld, want dat was bevrijd gebied!  Van strijd heb ik toen niet veel gemerkt. Het ene moment lagen er Duitsers in de schuttersputjes en het andere moment Canadezen en toen waren we bevrijd!  Via allerlei omzwervingen kwamen we terecht in Putten en daar heb ik eigenlijk mijn jeugd doorgebracht. We zijn namelijk nooit meer terug verhuisd naar Opheusden. Mijn moeder zag dat niet zitten. Mijn moeder heeft nooit echt kunnen aarden in Opheusden. Je moet je voorstellen dat de Betuwe eigenlijk een wat achtergebleven gebied was in die tijd. Je had er alleen maar klei, klei, nog meer klei, kou en veel water!

De familie van mijn vader was zwaar gereformeerd en mijn moeder was Nederlands-Hervormd opgevoed, dus ook daarin klikte het niet zo goed. De familie van mijn moeder woonde allemaal in Scherpenzeel en Woudenberg en ze was blij weer een beetje in de buurt van haar familie te zijn. Mijn vader is eerst nog wel blijven werken in Opheusden, hij pendelde wekelijks heen en weer.

Het gezin Van den Berg-Minnen in 1946. Derde van links is Andries (staand).  

Ik heb eerst een HBS-opleiding gevolgd en daarna moest ik in militaire dienst. Daar heb ik een sportopleiding gevolgd in Assen. Dat is eigenlijk op een heel vreemde manier tot stand gekomen. Toen ik in dienst kwam had ik nog nooit aan sport gedaan.

  Andries van den Berg, omstreeks 1950. Bij mij in het peloton zat echter nog iemand die A. van den Berg heette. Dat was wel iemand met een sportverleden, hij had ondermeer de CIOS-opleiding gevolgd. Aan het begin van de diensttijd kon je middels een formuliertje opgeven welke richting je graag wilde volgen in het leger en ik had iets ingevuld als “de verbinding”. Op een gegeven moment werd er geroepen dat Van den Berg zich bij de pelotonscommandant moest melden. Die vroeg mij “doe je veel aan sport ?” en ik zei “nee, eigenlijk niet”. Nou, toen werd er beslist dat ik naar de sportschool zou gaan. Ik vroeg me nog hardop af “wat moet ik daar nou doen”, maar de beslissing was er: “daar ga je maandag naar toe !”.

Natuurlijk kwam ik die andere Van den Berg tegen. Die riep “dat zal toch niet waar wezen, daar moet ik naar toe!”. Die jongen heeft nog een rekest geschreven. Natuurlijk kwamen ze er toen bij de leiding wel achter dat het een vergissing was geweest. Ze redeneerden naar die andere Van den Berg “dat redt die Andries toch niet en als hij na twee maanden afvalt, kun jij direct zijn plaats innemen”. Maar ja, ik viel dus niet af en eigenlijk paste dat werk ook wel bij mij!  En ja, de legerleiding had die beslissing gemaakt en natuurlijk gaven ze nooit openlijk toe dat ze een fout hadden gemaakt.

Na de sportopleiding moest ik me melden voor de functie van sportinstructeur op de Bernardkazerne in Nijmegen bij de 21e Afdeling Lichte LUA. Maar in de kazerne zag ik alleen maar luchtmacht (blauwtjes) en toen ik me daar meldde bij de wachtcommandant wisten ze van niets!  Na veel navragen kwam ik terecht bij de Kapitein De Wijs, inderdaad, de luchtmachtkapitein De Wijs die hier in Scherpenzeel woonde. Die kon mij uit de droom helpen: de 21e Afdeling Lichte LUA bleek 5 jaar geleden al opgeheven te zijn!  

Ik heb mijn vrouw in Putten ontmoet. Haar vader was bakker in Putten, hij had daar een bakkerij, brood- banket en kruidenierswaren, want dat had je zo in die tijd.  Mijn vrouw is Pepie Smienk. Zij is geboren op 12 november 1937 in Putten. Pepie is trouwens een echt Veluwse naam. Haar vader heette Jan Smienk, hij is geboren in Hilversum op 10 mei 1903. Haar moeder was Beertje van der Horst en zij is geboren op 28 april 1903 in Harderwijk. In 1959 zijn mijn vrouw en ik al verloofd en we zijn getrouwd op 4 januari 1962 in Putten. Wij gingen toen wonen aan de Prinses Marijkelaan.

Hoe kwam ik nu als badmeester bij het zwembad terecht? Ik had eerst 14 dagen in het Bosbad in Ermelo gewerkt. Ik liep daar een soort stage, maar ik zat in die tijd nog in militaire dienst. Ik was aan het “uitdienen”. Dat hield in dat je nog één of twee maanden langer dienst deed. Ik was aan het uitkijken naar ander werk. Een volle neef van mijn vrouw was getrouwd met een zus van Jel, de vrouw van Barend van den Brink, de gemeentesecretaris.

Tijdens een verjaardag hoorde ik dat ze in Scherpenzeel een badmeester nodig hadden. Ik vertelde dat thuis en mijn moeder raadde mij aan om dan Barend van den Brink eens te bellen. Wist ik veel van die familierelatie! Ook bleek Barend van den Brink wel eens in de kost geweest te zijn bij mijn grootmoeder, toen hij nog leerling-ambtenaar was. Barend vroeg me direct om een afspraak te maken op korte termijn. Ik weet nog precies wanneer, maandag 18 mei 1959 op 2e pinksterdag. Barend vroeg mij of ik er één van Willy Minnen was en of ik direct de volgende dag aanwezig kon zijn bij de B&W-vergadering. Ik moest daarvoor natuurlijk wel eerst toestemming vragen op de kazerne. Zonder sollicitatiebrief en nog in mijn legeruniform ben ik dinsdags rechtstreeks naar Scherpenzeel gegaan. Daar zaten allemaal notabelen bij elkaar en ik kreeg vooral van burgemeester Hoytema vragen als: “kun je wel zwemmen”, “wat dacht je gaan te verdienen” en op een gegeven moment “u wordt bedankt”.

Ik ging rechtstreeks terug naar de kazerne in Nunspeet en daar aangekomen kreeg ik te horen dat er voor mij gebeld was en dat ik aangenomen was als badmeester te Scherpenzeel.

Zwembad ’t Willaer werd officieel geopend op 22 juni 1959. Tijdens dat openingsjaar 1959 hadden we echt een prachtzomer. Het kon niet beter tijdens zo’n eerste jaar voor het zwembad.

Het is zo’n mooie zomer geweest, hij staat dan ook te boek als het zonnigste jaar van de hele 20e eeuw. Het was echt leuk om dat jaar mee te maken. Iedereen had er naar gesnakt, iedereen was zo blij dat er een zwembad was, de burgers van Scherpenzeel hebben het bad dan ook zelf gemaakt. De gemeente had het geld voor het zwembad van de burgers geleend, deels een renteloze lening. Het was puur burgerzin, het bad was van ons allemaal en dat werd ook door iedereen zo gevoeld.

Het eerste zwembadpersoneel. Ik was dus de eerste badmeester, maar ook de enige badmeester. Je moest dus alles zelf uitvinden en ik was ook nog best wel jong, ik was nog maar 20 jaar. Ik weet nog dat Barend van den Brink een beetje had zitten jokken tegen het gemeente-bestuur, door te vertellen dat ik 21 jaar oud was.   

Ik moest dus ook alles doen in het zwembad, behalve het kassawerk en het schoonmaakwerk. Het water werd voorverwarmd middels een voorverwarmingsgoot. Dat was een geul en het water liep daar zo’n 200 tot 250 meter zigzaggend doorheen en werd wat opgewarmd door de zon voordat het in het zwembad terecht kwam. Je moet je voorstellen dat er gewoon grondwater werd gebruikt van zo’n 13 graden en door die geul werd het opgewarmd tot 14 misschien 15 graden. Niet echt lekker warm water dus! Je had een volstrekt onverwarmd bad. Het diepe bad was 1.80 meter diep en doordat er ongezuiverd grondwater werd gebruikt kon je niet altijd de bodem zien!

Op m’n eerste dag moest ik al gelijk te water, een zeg maar aardig ronde dame was in het ondiepe min of meer gaan kantelen en je zag alleen een groot achterwerk. Maar het vervelende was dat ze met haar hoofd onder water lag en ze kon niet meer zelfstandig overeind komen en ik moest dus te water om haar te redden. Daarmee haalde ik op de 1e dag al direct de krant, want de badmeester was met kleren en al het water in gesprongen !

De dames van de zwemclub. De mensen waren het eigenlijk niet gewoon om te zwemmen, dat deed men toen nog niet zo. Veel oudere mensen kwamen ook om zwemles te nemen. Zo was er een groepje oudere dames en dat werd een heel hecht clubje. Aan het eind van het zwemseizoen gaven ze een gezellige avond bij één van hen thuis en dan moesten mijn vrouw en ik ook komen en kreeg ik zelfs een cadeautje aangeboden!

Het was een diep bad en het principe van leeg laten lopen was via natuurlijk verloop. Dat hield dus in dat het bad hoger lag dan het omringende land, anders kon het bad niet leeglopen!

Die ophoging was gemaakt door zand tegen het bad aan te leggen en ik weet nog wel, in die beginjaren, als het hard waaide dan leek het wel een zandverstuiving!  Zo kwamen er ook kilo’s en kilo’s zand terecht op de bodem van het bad. Eenmaal per seizoen lieten we het bad ook een keer leeglopen. Dat leeglopen duurde nogal lang, want dat gebeurde via een vrij smalle uitvoerbuis en ook het vol laten lopen duurde lang, die pomp had niet zo veel capaciteit. Het bad was daardoor meestal wel een kleine week gesloten.

Als het bad leeg was kwam je van alles tegen op de bodem, veel zand en modder natuurlijk, maar ook badmutsen, kammetjes en vooral veel haren. Echt gekke dingen ben ik nooit tegengekomen.  

We probeerden het water schoon en zuiver te houden en daarvoor gebruikten we chloor. Die chloor zat in van de ouderwetse grote mandflessen van 50 liter of daaromtrent. Met zo’n mandfles liepen we langs het bad en hier en daar lieten we een aantal liters chloor het bad inlopen. Dat gebeurde ’s avonds, en ’s morgens voordat het bad weer open ging werd er gemeten of het percentage chloor wel juist was. In mijn tijd kregen we altijd goede rapporten. ’t Willaer werd omschreven als “zeer goed zwembad”, “uitstekend zwembad”.

Pepie van den Berg (midden) op de vrije woensdagmiddag bij het zwembad. Elke woensdagmiddag pakte mijn vrouw de bus en kwam ze van Putten naar Scherpenzeel naar het zwembad. ’s Avonds om 21.00 uur ging de laatste bus terug naar Putten. Ikzelf was in de kost bij Geert Valkenburg. Hij was natuurlijk aangetrouwde familie, want hij is getrouwd met één van de jongste zusjes van mijn moeder, met Truus Minnen. Dat hield in dat ik in de ‘s zomers zaterdagsavond pas om 21.00 uur thuis kwam in Putten en zondagsavonds om 20.00 uur weer vertrok naar Scherpenzeel. Ja, ik was in die tijd weinig thuis! Ik weet nog wel, dan kwam ik thuis en dan was ik zo moe, mijn vrouw zei dat ik eigenlijk alleen maar sliep !

Ik ben twee jaar badmeester geweest in Scherpenzeel. Eerst een recordjaar wat zomer betreft in 1959, maar in 1960 leek het wel een recordjaar wat betreft de neerslag, regen, regen en nog eens regen! Na die twee jaar als badmeester ben ik bij de gemeente terecht gekomen. Toen ik werd aangenomen had ik namelijk als eis gesteld dat ik ’s winters ook wat te doen wilde hebben. Tijdens de winters kon ik vaak wel van alles doen, zoals de administratie verwerken, en allerhande klusjes, maar na de tweede winter mopperde de gemeentesecretaris een beetje dat ik ’s winters werk oppakte, waarna hij dan weer moest regelen dat iemand anders hier in het voorjaar weer mee verder ging. Ondertussen was ik ook een studie begonnen voor gemeenteadministratie en na mijn tweede jaar als badmeester kreeg ik toen het aanbod om voor vast op het gemeentehuis te komen werken.

Het ‘oude’ gemeentehuis.  

Bij de gemeente heb ik van alles gedaan, van archiefbeheerder tot uiteindelijk bij de afdeling Financiën, maar ook veel bij Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken. In totaal heb ik nog 37 jaar op het gemeentehuis gewerkt, ik ben met de VUT gegaan in 1997. Ook op het gemeentehuis heb ik het altijd naar mijn zin gehad.

In 1962 gingen we in Scherpenzeel wonen, in een huis aan de Marijkelaan. We kwamen daar als vreemden tussen allemaal Scherpenzelers wonen en dat is echt goed bevallen. We hebben daar een heel leuke tijd gehad. Het was een buurt met als thema: gezelligheid. Ik weet nog wel dat Bertus van de Wetering een volkstuintje had en op een keer ging hij ‘s morgens met hark en schoffel op de fiets naar zijn tuintje. Maar met tien minuten was hij alweer terug, nog steeds met hark en schoffel. Ik vroeg hem of hij soms iets vergeten was, maar dat was het niet. Er was niemand, dus het was niet gezellig genoeg! We woonden daar tot 1969, daarna tot 1984 aan de Leren zwemmen in vroeger dagen, nog ver voor de tijd van Andries van den Berg Eikenlaan en vanaf 1984 in dit huis aan ’t Boschstuk. We kregen vier kinderen, 3 jongens en een meisje. De oudste, Arien, is alweer 46 jaar oud, hij woont in Nijmegen. Onze tweede is Johannes Hendrikus oftewel Jan en hij woont in Griekenland. Jan werkt in de reiswereld. Onze derde is Richard en onze vierde is een dochter, Bertine. Richard en Bertine wonen allebei in Scherpenzeel.

We hebben altijd gezegd dat als ik met pensioen zou gaan, dat we weer terug zouden gaan naar Putten. Nou dat is er niet van gekomen en dat gaat er niet van komen ook, het bevalt ons veel te goed hier in Scherpenzeel!  

 


Een markant medewerkster: mevrouw ‘Moe’ Huijbers

Veel badmeesters en badjuffrouwen zijn in de loop der jaren de revue gepasseerd. Aan velen van hen hebben we goede herinneringen. Zeker de wat oudere lezers hebben de herinnering aan mevrouw ‘Moe’ Huijbers, zoals ze op het zwembad genoemd werd, nog vers in het geheugen. Ze was vanaf het begin in 1959 tot en met het zwemseizoen van 1982 onlosmakelijk met ’t Willaer verbonden.

Frans Huijbers is vanaf het eerste uur lid van de commissie tot stichting en instandhouding van het zwembad en in die hoedanigheid nauw betrokken bij de activiteiten die moeten leiden tot de aanleg van het bad. In het dagelijks leven is Frans kok in Restaurant Hotel De Witte Holevoet. Zijn gedrevenheid leidt ook tot enthousiasme bij zijn vrouw Grada. Als in 1959 ’t Willaer geopend wordt, stelt Barend van den Brink Frans de volgende vraag: ”Kan je vrouw niet een middagje komen helpen aan de kassa”. Dat middagje is uiteindelijk een periode van 24 zwemseizoenen geworden.

De eerste jaren krijgt mevrouw Huijbers een zeer geringe vergoeding voor haar werkzaamheden, pas later als burgemeester Heij aantreedt in 1969 krijgt zij een redelijk salaris. In de wintermaanden wordt er niets verdiend, want dan is het bad gesloten. Als iemand haar er eens op wijst dat ze wellicht ook recht heeft op een vergoeding in die periode, gaat mevrouw Huijbers naar het gemeentehuis, maar als ze halverwege de trap is besluit ze terug te gaan. Ze vindt het eigenlijk onterecht dat ze geld krijgt, terwijl ze daar niets voor hoeft te doen.

Mevrouw Huijbers is een strenge, maar rechtvaardige badjuffrouw. Ze stuurt jongeren die zich niet aan de regels houden zonder aanzien des persoons en zonder pardon uit het zwembad. Haar dochter Lia stuurt ze als eerste weg als de jongelui het soms te bont maken. Ook moet Lia huiswaarts keren om een badpak te halen als ze het in haar hoofd heeft gehaald in bikini op het zwembad te verschijnen. Mevrouw Huijbers weet ook precies wie een abonnement heeft en wie niet, zodat abonnementhouders hun abonnement niet hoeven te tonen en het dan ook vaak thuis laten. Ouders vinden dat fijn, want zo raken hun kinderen het abonnement niet kwijt.

  Mevrouw “Moe” Huijbers achter de kassa, 1982

De werkdag van mevrouw Huijbers begint ’s morgens om 7 uur en eindigt als het bad ’s avonds om 8 uur sluit. Aan het eind van een werkdag wordt de inhoud van de kassa mee naar huis genomen en het geld geteld en netjes gesorteerd om het vervolgens naar de bank te brengen. Haar man Frans helpt tussen 3 en 5 uur ’s middags in het zwembad als hulp-badmeester, want dan is hij een paar uur vrij bij de Witte Holevoet. Vanaf 1968 is Frans de eerste kok van het Huis in de Wei. Ook dan is hij ’s middags vaak beschikbaar voor het zwembad en is hij in de gelegenheid om zijn vak als kok ook thuis uit te oefenen en voor het gezin Huijbers koken. Dat mevrouw Huijbers’ werk voor alles gaat blijkt uit het volgende verhaal. Als haar man Frans zijn rug heeft gebroken en weken plat op bed moet liggen, komt Lia, die dan al getrouwd is en in Rhenen woont, dagelijks naar Scherpenzeel om haar vader te verzorgen, want haar moeder kan tenslotte niet verstek laten gaan op het zwembad.

Frans en Grada hebben drie kinderen: Lia, Frans en Yvonne. Ook zij helpen vaak op het zwembad. Lia heeft nog enige tijd de kiosk op het terrein gepacht en snoepgoed verkocht. Haar moeder heeft dat voorheen gedaan vanuit het kassahokje. Yvonne heeft als badjuffrouw op ’t Willaer gewerkt en heeft dit beroep later ook uitgeoefend in het instructiebad in Woudenberg waar Ruud van Keulen als badmeester de scepter zwaaide.

In 1982 is mevrouw Huijbers op 65-jarige leeftijd gestopt als badjuffrouw. Frans Huijbers sr. is in 1995 overleden, terwijl zijn echtgenote Grada niet lang hierna in 1997 op 79-jarige leeftijd is gestorven.

Het echtpaar Huijbers neemt afscheid van het zwembad. Rechts burgemeester Heij, 1982.

 

 

 

“Mam, er was een mevrouw met een hele mooie waterhoed”

Zo gauw buitenzwembad ’t Willaer haar deuren weer opent, stappen de SOS-zwemmers niet meer in de bus naar Veenendaal waar ze elke dinsdagmorgen gaan zwemmen, maar gaan ze dagelijks zwemmen in ’t Willaer. Zo ook mevrouw Adrie Wagensveld die in 2009 haar 44e abonnement heeft aangeschaft. Ze is niet de enige die dagelijks ’s morgens vroeg een verfrissende duik neemt. Elke morgen tussen zeven en tien uur wordt het zwembad bezocht door meer dan 70 enthousiaste zwemmers, die de dag beginnen met het zwemmen van een aantal baantjes. De dames Van Raay, Van Nieuwenhuizen en Van Elst krijgen op een morgen de schrik van hun leven als vlak voor hen plotseling een paar eenden, die kennelijk ook de dag zijn begonnen met een paar baantjes zwemmen, verschrikt opvliegen als de dames al kwebbelend en zwemmend te dicht in hun buurt komen. Burgemeester Jan Heij is ook veel zomers vaste gast geweest, voordat hij zijn werkdag begon. De laatste dag van het zwemseizoen wordt in die tijd gezellig afgesloten met koffie en gebak dat door mevrouw Heij wordt verzorgd.

 In 1965 heeft Adrie haar eerste zwem-vaardigheidsdiploma in het ’t Willaer behaald en in 1966 het diploma gevorderde zwemmer. Mevrouw Wagensveld heeft alle abonne-menten vanaf 1965 nog in haar bezit. De prijs van het eerste abonnement was 9,50 gulden, nu ligt de prijs in euro’s een stuk hoger.   

Met veel plezier trekt ze elke ochtend haar baantjes. En natuurlijk hoopt ze dit nog jaren vol te houden. Een leuke anekdote uit haar zwemcarrière is toch wel de opmerking van diverse kinderen over haar badmuts: ”Sorry mevrouw, ik dacht dat uw hoofd mijn bal was” en “Mam, er was een mevrouw met een hele mooie waterhoed”.

 

 

Met dank aan……..

Tijdens het opmaken van dit jubileumboekje bedachten we ons dat er weliswaar maar een klein aantal schrijvers is, maar dat er zo velen zijn die op een bepaalde manier een bijdrage aan dit themanummer hebben geleverd!    Daarom een ‘’met dank aan….’’:

Hans Thielemans, voorzitter Stichting Zwembad ’t Willaer.

Wim Schimmel, voorzitter Vereniging Oud-Scherpenzeel.

Schrijvers van de artikelen: Wim van den Berg en Piet Valkenburg.

Redactie: Henk Schuurman.

Druk: Drukkerij Bakker, Scherpenzeel.

Al diegenen die informatie en/of foto’s hebben aangeleverd voor de artikelen (in alfabetische vologorde):        

Andries van den Berg en zijn vrouw;

Lia van Ekris-Huijbers;

Mevr. Huibers;

Ruud Keulemans;

Truus Minnen;

Chris Sangers;

Jan Valkenburg (†);

Emmy de Vries;

Kees Vonk;

Mevr. Vorrink;

Adrie Wagensveld;

Met dank aan de sponsoren die het mogelijk maakten om een oplage van maar liefst 1800 exemplaren van dit jubileumboekje uit te brengen. En ook de bedrijven die tevens hebben meegewerkt aan de laatste verbouwing/uitbreiding van de voorgevel van zwembad ’t Willaer.

(in willekeurige volgorde):

Osnabrugge BV bouwbedrijf;

Liefting Buro voor Bouwkunde;

Geefshuysen BV, staal- &  

constructiebedrijf;

Doeland v.Elst, Doe-het-zelf shop;

VOA Scherpenzeel BV;

H. Mandersloot Elektra;

Gert M & Zn;

Reijneveld Engineering;

RABO coöperatiefonds

En verder giften groot en klein van Scherpenzeelse, Renswoudse en Woudenbergse bedrijven die zwembad ’t Willaer een warm hart toedragen:

ASCO Controls, Scherpenzeel;

C. Koehein technisch bureau;

E & P handel en techniek;

Theunissen tuinarchitectuur;

REMA BV auto-onderdelen;

Nijborg Staalbouw Renswoude;

Schoute Veenendaal -bouwmaterialen;

J.v.Doeveren, buro voor architectuur;

Kroeze verzekeringen/makelaardij;

De Vries & Nell accountants en belastingsadviseurs;

H.J.v.Bentum Holding BV Transport;

Van der Kraats Hoveniersbedrijf;

Den Boer Elektrotechniek BV;

Camping ‘Klein Ruwinkel’;

J. Bos administratiekantoor;

B.C. Niekerk stucadoorsbedrijf;

A v.d. Hoef verzekeringen;

Annet Eskes,pedicure Renswoude;

ROBU BV bouwbedrijf;

Werkman schoonmaakbedrijf;

Golff de Wit, Scherpenzeel;

Dorrestijn Vastgoed BV;

J.v. Voorthuizen, Rijwielen;

Crawfort Production Holl.;

Van Engelenhoven Bakkerij;

Jetten Loodgieter BV.

Lid worden?

Oud Scherpenzeel heeft al 981 !!! leden! Lid worden van "Oud Scherpenzeel"? Kosten lidmaatschap per jaar: € 17,50 Ja, ik wil lid worden!